Persbericht
15 oktober 2001, nr. 067 (N.B.: Het gebruikelijke embargo is vanwege de
actuele discussie in de 2e Kamer door Nature opgeheven!!!)
Kievit, scholekster, tureluur en grutto komen vaker voor in gewoon grasland
Weidevogels en flora profiteren niet van agrarisch natuurbeheer
De beheersovereenkomsten die in Nederland worden afgesloten voor
natuurontwikkeling in landbouwgebieden blijken weinig effectief. In een
diepgaand onderzoek waarbij weilanden met beheersovereenkomsten werden
vergeleken met conventioneel beheerde weilanden is namelijk geen toename in de
biodiversiteit van planten en vogels te vinden. Weidevogels als de kievit,
scholekster, tureluur en grutto - vier belangrijke doelsoorten van agrarisch
natuurbeheer - worden zelfs minder vaak waargenomen op weilanden met agrarisch
natuurbeheer. Zweefvliegen en bijen komen daar wel iets vaker voor. Dit blijkt
uit onderzoek van dr.ir. David Kleijn en prof.dr. Frank Berendse van de
leerstoelgroep Natuurbeheer en plantenecologie van Wageningen Universiteit,
dat donderdag 18 oktober wordt gepubliceerd in het gezaghebbende
wetenschappelijke tijdschrift Nature. Volgens de onderzoekers toont hun
onderzoek de noodzaak aan de effecten van agrarisch natuurbeheer kritisch te
evalueren.
Natuurwinst
Agrarisch natuurbeheer staat sterk in de belangstelling en wordt door velen
gezien als de manier om de negatieve invloed van de landbouw op het milieu te
compenseren. In de Europese Unie wordt momenteel bijna 1.7 miljard Euro (4%
van het landbouwbudget) uitgegeven aan beheerscontracten, en dit aandeel zal
naar verwachting in de toekomst nog aanzienlijk stijgen. In zulke
beheersovereenkomsten zeggen boeren bijvoorbeeld toe om later in het jaar te
maaien of minder mest te gebruiken, waardoor weidevogels kunnen broeden of
meer soorten planten een kans krijgen. In Nederland wordt deze vorm van
agrarisch natuurbeheer al relatief lang - sinds 1981 - toegepast. In 1999
ontdekte Kleijn en Berendse al in een pilot studie in de Utrechtse polders
Westbroek en Maarsseveen dat er geen sprake is van natuurwinst in percelen met
agrarisch natuurbeheer. De kritische geluiden van sommige landbouworganisaties
op dit onderzoek was mede aanleiding om een gedetailleerder onderzoek uit te
voeren. Voor de Nature-publicatie is, met financiele steun van het
NWO-stimuleringsprogramma Biodiversiteit, het voorkomen van planten, vogels,
zweefvliegen en bijen tot in detail gevolgd in 78 gepaarde percelen met en
zonder agrarisch natuurbeheer verspreid over heel Nederland.
Soortenrijkdom
Beheersovereenkomsten die zich richten op de botanische verrijking van
percelen of perceelranden hadden geen meetbaar effect op de soortenrijkdom aan
planten. De soortenrijkdom blijkt overigens voor 96% te vinden in de
perceelranden en 66% van de plantensoorten wordt zelfs nooit in het centrum
van een veld gevonden. Boeren bemestten percelen met een beheersovereenkomst
wel aanzienlijk minder, maar zaadbronnen van gewenste plantensoorten zijn
vermoedelijk te ver weg om hervestiging mogelijk te maken. Een verrassende
uitkomst van het onderzoek was dat op percelen waar de eerste maai- of
graasactiviteiten werden uitgesteld om weidevogels de kans te geven hun nest
velig uit te broeden, minder weidevogels (kievit, scholekster, tureluur en
grutto) werden waargenomen. Kleijn en Berendse denken dat dit komt doordat er
op die percelen minder voedsel (bijvoorbeeld regenwormen) voor de vogels te
vinden is, omdat de boeren minder mest kunnen toepassen.
Positief
De beheersovereenkomsten hebben wel een positief effect op het broedsucces van
de weidevogels, maar blijkbaar is dat voor de dieren geen reden deze percelen
als broedterrein te kiezen. Alleen de spreeuw heeft een duidelijke voorkeur om
te foerageren op percelen met een beheersovereenkomst, maar deze algemene
vogel is helaas geen doelsoort voor natuurontwikkeling.
Beheersovereenkomsten hebben ook een positief effect op het aantal
zweefvliegen. Zij komen in de maand mei vaker voor in percelen met agrarisch
natuurbeheer. Ook bijen profiteren van de beheerscontracten, hoewel het aantal
bijensoorten op landbouwpercelen (drie: de honingbij en twee hommelsoorten)
erg gering blijft.
Evaluatieplannen
De onderzoekers concluderen dat de huidige opzet van het agrarisch
natuurbeheer weinig effectief is. Het economische keurslijf waarin boeren
gedwongen worden speelt hierbij wellicht een cruciale rol. Natuurbeheer blijft
meestal een nevenactiviteit en het ontbreekt boeren vaak aan inzicht hoe
economisch noodzakelijke maatregelen (zoals inkuilen en verlaging van de
grondwaterstand) de ontwikkeling van natuur negatief kunnen beinvloeden.
Daarnaast maken veranderingen die buiten de invloed van de boer liggen (zoals
een hoge stikstofdepositie en het wegvallen van kwel) natuurbehoud op het
boerenbedrijf vaak extra moeilijk. Kleijn en Berendse bepleiten de invoering
van beheersovereenkomsten in Europa vergezeld te laten gaan van
wetenschappelijk verantwoorde evaluatieplannen.
NOOT VOOR DE PERS
Het artikel `Agri-environment schemes do not effectively protect biodiversity
in Dutch agricultural landscapes" van David Kleijn, Frank Berendse, Ruben Smit
en Niels Gilissen verschijnt in Nature van donderdag 18 oktober aanstaande
(Nature 413, 723-725, 2001). Het embargo op dit artikel (tot woensdag 17
oktober, 20:00 uur) is vanwege de actuele discussie in de 2e Kamer rond dit
onderwerp door Nature opgeheven. Een kopie van het artikel is op te vragen
bij de stafafdeling Communicatie, Gert van Maanen, tel. 0317-485003.
Behandeld door stafafdeling Communicatie, Gert van Maanen, tel. 0317-485003.