Dienst uitvoering en toezicht Electriciteitswet

Dienst uitvoering en toezicht Energie

Aan
Open brief aan alle partijen op de energiemarkt

Datum Uw kenmerk Ons kenmerk Bijlage(n) 01052062

Onderwerp
Met het oog op 2002

MET HET OOG OP 2002

Inleiding

Op grond van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet krijgen energiegebruikers op een geleidelijke wijze de mogelijkheid om zelf te kiezen bij welk energiebedrijf men elektriciteit en gas koopt. Vanaf 1 augustus 1998 zijn de grootverbruikers van elektriciteit reeds vrij in die keuze. Het gaat dan om verbruikers met een beschikbaar gesteld elektrisch vermogen van meer dan 2 Megawatt (MW) per aansluiting. Voor gas hebben de verbruikers van meer dan 10.000.000 m3 gas per jaar nu al keuzevrijheid.

Op 1 januari 2002 zal de volgende groep afnemers kunnen gaan kiezen wie hun leverancier wordt voor gas of elektriciteit. Voor elektriciteit gaat het om de groep afnemers, die beschikken over een aansluiting met een totale maximale doorlaatwaarde van meer dan 3*80 Ampère en een beschikbaar elektrisch vermogen van ten hoogste 2 MW. Voor gas gaat het om afnemers met een verwacht jaarlijks verbruik van meer dan 1.000.000 m31. In dit document worden deze afnemers de "2002- afnemers" genoemd.


1 zie voor de wijze van vaststelling van het jaarverbruik Ministeriële regeling van 15 augustus 2000, Stcrt. 2000, nr. 159.

Postbus 16326 Johanna Westerdijkplein 107 T: 330 35 00 E-mail: info@nma-dte.nl

2500 BH Den Haag 2521 EN Den Haag F: 330 35 35 Rabo 19.23.24.233



Om optimaal te kunnen profiteren van de liberalisering van de elektriciteits- en gasmarkt is het van belang dat alle partijen zich goed voorbereiden op de toetreding van de 2002-afnemers op de markt. Tot 1 januari 2002 zijn deze afnemers beschermd en worden ze beleverd door de houders van een leveringsvergunning, tenzij deze afnemer groene stroom inkoopt. Immers voor de levering van groene stroom zijn alle afnemers sinds 1 juli 2001 al niet meer gebonden aan het regionale energiebedrijf. In het algemeen echter worden de 2002-afnemers nog beleverd door het regionale energiebedrijf. Het transport van elektriciteit en gas en de levering daarvan wordt gedaan door onderdelen van dezelfde holding. Dit nu kan gaan veranderen.

Veranderingen

Net- en transportactiviteiten
Voor het transport van elektriciteit en gas zijn aparte netbeheerders aangewezen. Deze netbeheerders verzorgen het transport van gas en elektriciteit en regelen de aansluiting op het door hen beheerde net. Zij zijn verplicht hun netten op economische voorwaarden in werking te hebben, te onderhouden en te ontwikkelen. Afnemers blijven in beginsel altijd voor het transport van gas of elektriciteit gebonden aan hun (regionale) netbeheerder. Formeel hebben zij dan ook alleen met hun netbeheerder te maken voor alle zaken omtrent het transport. Het contact met hun netbeheerder kunnen de afnemers, indien zij daar prijs op stellen, laten lopen via hun leverancier. Deze constructie was in het verleden de standaard. Nu er vanaf 1 januari 2002 de mogelijkheid is een andere leverancier te kiezen zal de afnemer, indien hij zijn bestaande leverancier ook na 1 januari 2002 als leverancier wil houden, zich opnieuw moeten bezinnen of hij niet liever zelf het contact met zijn netbeheerder wil onderhouden. Zonder expliciete toestemming van de afnemer mag een leverancier er niet van uitgaan dat hij voor deze afnemer net- of transportactiviteiten kan regelen.

Splitsen van contracten en opzegtermijnen
Voor zover de bestaande contracten van transport en levering niet of niet volledig zijn gesplitst, dient dit alsnog te gebeuren. Met het oog op de liberalisering van de energiemarkten, is het van belang, dat alle partijen zich realiseren dat de contracten geen voorwaarden zouden moeten bevatten, die het de afnemer onnodig lastig maken over te stappen naar een andere leverancier. Nu partijen in een marktrelatie tot elkaar komen te staan, zullen de contracten meer in het teken staan van belangenoptimalisatie. Het vasthouden aan een contract dat was afgesloten toen de afnemer geen keuzevrijheid had, lijkt voor partijen weinig zinvol, indien naar het oordeel van één van de partijen op een andere wijze zijn belangen beter kunnen worden gediend. Partijen hebben er dan ook alle belang bij zo spoedig mogelijk met elkaar te overleggen of en zo ja, in welke vorm het leveringscontract dient te worden voortgezet. Als bijvoorbeeld het bestaande contract voor de afnemer onduidelijk is over de rechten en verplichtingen, die gelden met betrekking tot de levering of het transport, zal dit voor hem aanleiding geven tot overleg en zo nodig tot heronderhandelen. Daarbij is het in het belang vanhet leveringsbedrijf op een praktische en klantgerichte wijze duidelijkheid te verschaffen. Het kan bijvoorbeeld voorkomen, dat de afnemer niet weet wie zijn netbeheerder is en welke


2



transportvoorwaarden worden gehanteerd. Met het oog op de door de wetgever opgenomen ingangsdatum van 1 januari 2002 is het naar mijn oordeel niet redelijk, dat de (voormalige) vergunninghouder onverkort en zonder open oog voor de belangen van de nieuwe vrije afnemer, deze tegen zijn zin houdt aan zijn leveringscontract in dezelfde vorm als waarin dat contract is gesloten in de tijd dat de afnemer geen keuzevrijheid had. Hierdoor zou een aantal afnemers pas in de loop van 2002 of zelfs pas in 2003 van de vrijmaking van de markt kunnen profiteren. Daarbij valt zelfs niet uit te sluiten dat het in onredelijke mate vasthouden aan bestaande contracten in strijd met de Mededingingswet zou kunnen zijn. Voor de afwikkeling of omzetting van een bestaand contract moet uiteraard een redelijke (opzeg)termijn in acht worden genomen. Door DTe is als voorbeeld genoemd om deze termijn voor de 2002-groep te relateren aan de factuurtermijn. Indien partijen van mening blijven verschillen over de wijze waarop een bepaald bestaand contract moet worden uitgelegd, is het uiteindelijk aan de rechter om hierover in een individueel geval een uitspraak te doen. Ik wil hierbij benadrukken dat een goede voorbereiding op de datum van 1 januari 2002 door alle betrokken partijen nodig is om te bewerkstelligen dat er vanaf die datum geen onnodige belemmeringen zijn voor de nieuwe vrije afnemers om ook daadwerkelijk zelf hun leverancier te kunnen kiezen.

Elektriciteitsmeters
De keuzevrijheid voor de 2002-afnemers betekent dat de meter van diegenen die een gecontracteerd vermogen hebben van meer dan 100 KW (0,1 MW) moet gaan voldoen aan de nieuwe eisen, zoals opgenomen in de MeetCode2. Afnemers met een dergelijk gecontracteerd vermogen moeten hun meter op orde hebben op 1 januari 2002. In een aantal gevallen is er onduidelijkheid over wie een nieuwe meter moet plaatsen of de bestaande meter moet aanpassen. Netbeheerders kunnen dat doen, maar ook gecertificeerde meetbedrijven mogen dergelijke activiteiten in het hele land uitvoeren. De kosten worden gedragen door de afnemer. Het is DTe niet gebleken dat er grote logistieke of technische belemmeringen zijn om op tijd bij de desbetreffende 2002-afnemers een dergelijke aanpassing gereed te hebben. Uit de praktijk blijkt evenwel dat er nog onvoldoende meters bij deze categorie afnemers geplaatst dan wel aangepast zijn. Om te zorgen dat zo spoedig mogelijk wordt voldaan aan het gestelde in de MeetCode doe ik een oproep aan alle betrokkenen om constructief en voortvarend te werken aan het plaatsen of aanpassen van de meters en de voorbereiding op de nieuwe systematiek. Zowel de netbeheerder, de (nieuwe) leverancier als eventueel het meetbedrijf zullen deze overgang op een voortvarende en effectieve wijze moeten faciliteren. Indien niet tijdig de meters worden aangepast, kan dit leiden tot een onjuiste toerekening van de kosten van onbalans over de diverse afnemers. Hoewel ik begrip heb voor het feit dat de 2002-afnemers, die nu nog gebonden zijn, geen prioriteit geven aan het aanpassen van hun meter, ben ik van oordeel dat de desbetreffende groep afnemers zo spoedig mogelijk duidelijkheid moet verschaffen aan de netbeheerders over de realisatie van de benodigde aanpassingen. Ik ga er van uit dat deze duidelijkheid vóór 1 april 2002 kan zijn gegeven. Tot het moment dat de benodigde aanpassing is gerealiseerd kan bij het ontbreken van de juiste meter gewerkt worden met de methode die ook voor

2 Besluit 00-011 van 12 april 2000; paragrafen 3.1 en 3.5 alsmede bijlage 14


3



de afnemers met een gecontracteerd vermogen minder dan 100 KW (0,1 MW) wordt gebruikt. Het gaat dan om het werken met zogenaamde profielen. Ik merk overigens op dat het de netbeheerders is toegestaan de afnemers van het net af te sluiten, wanneer uiteindelijk niet wordt voldaan aan de gestelde eisen in de Codes.

Gasmeters
Voor gasmeters geldt dat afnemers die minder dan 1.000.000 m3 gas verbruiken vooralsnog geen baat hebben bij het plaatsen van een nieuwe gasmeter. De regeling met betrekking tot de bemetering is onderdeel van de Technische Voorwaarden, die ik in ontwerp van de gastransportbedrijven heb ontvangen. Op korte termijn zal ik meedelen of de voorwaarden naar mijn oordeel aanpassing behoeven. Daarbij moet ook de Europese Commissie zich er nog van te vergewissen of de voorwaarden aanvaardbaar zijn in het licht van de Europese regelgeving. Ik ben van oordeel dat de netbeheerder verantwoordelijk blijft voor de veiligheid van de gasmeter. Op grond van deze verantwoordelijkheid zal de netbeheerder ook eisen mogen stellen aan de gasmeters die met zijn net zijn verbonden. Dit betekent niet, dat de netbeheerder de enige is die nieuwe meters mag plaatsen. Dit mag een deskundig meetbedrijf ook doen, zij het dat daarbij de eigendomsrechten van de netbeheerder en de neteigenaren moeten worden gerespecteerd. Ook in het geval van de plaatsing van nieuwe gasmeters mogen er door de verschillende belanghebbenden geen barrières worden opgeworpen, die de 2002-afnemers belemmeren over te stappen naar een andere leverancier noch mogen er onnodig kosten bij die afnemers in rekening worden gebracht. Ook hierbij geldt hetzelfde als op bovenstaande punten dat praktische en klantgerichte oplossingen moeten worden gezocht om een soepele overgang van de diverse groepen afnemers naar een vrije energiemarkt te garanderen.

Tenslotte
Concluderend ben ik van oordeel dat er geen aanleiding is om de volgende stap in de liberalisering uit te stellen. Ik vertrouw erop dat alle betrokken partijen hun medewerking zullen geven opdat de afnemers uit de 2002-groep desgewenst vanaf 1 januari 2002 gebruik kunnen gaan maken van hun wettelijk recht de energieleverancier te kiezen die bij hen past.

Datum: 11 oktober 2001

w.g. drs. J.J. de Jong
directeur Dienst uitvoering en toezicht Energie


4