http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=421872
---
Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE
Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 11 oktober 2001 Auteur M.Th. Crucq
Kenmerk DIE-527/01 Telefoon 070 348 48 76
Blad /1 Fax 070 348 40 86
Bijlage(n) 3 E-mail die-in@minbuza.nl
Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe
Commissievoorstellen
C.c.
Zeer geachte Voorzitter,
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij drie fiches
aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe
Commissievoorstellen (BNC):
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over
Europees Verbintenissenrecht
Groenboek inzake de bevordering van een Europees kader voor de sociale
verantwoordelijkheid van bedrijven
Witboek Europees bestuur
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken
Fiche 1: Mededeling Europees verbintenissenrecht
Titel:
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over
Europees Verbintenissenrecht
Datum Raadsdocument: nog niet bekend (Commissiedoc 11 juli 2001)
nr. Raadsdocument: nog niet bekend
nr. Commissiedocument: COM(2001)398 def
Eerstverantwoordelijke ministerie: JUST i.o.m. EZ
Behandelingstraject in Brussel:
Behandeling in werkgroep civiel recht juli 2001, JBZ-Raad najaar 2001
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Tampere-conclusie 39 verzocht een alomvattende studie over de noodzaak tot
harmonisering van het nationale recht van de lidstaten. De Commissie wil in
dit stadium informatie verzamelen over de behoefte aan verdergaand
gemeenschapsoptreden op het terrein van het verbintenissenrecht. De
Commissie wil in het bijzonder weten of door divergenties in het
verbintenissenrecht de goede werking van de interne markt wordt belemmerd.
Indien er concrete problemen worden geïdentificeerd, schetst de Commissie
vier mogelijke oplossingen:
het oplossen van problemen overlaten aan de markt;
het bevorderen van de ontwikkeling van niet-bindende gemeenschappelijke
beginselen van verbintenissenrecht;
het herzien en verbeteren van de bestaande communautaire wetgeving op het
gebied van het verbintenissenrecht;
het goedkeuren van een nieuw instrument op het niveau van de Gemeenschap.
Rechtsbasis van het voorstel: Nog niet beslist (Mededeling)
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Nederland heeft zich steeds op het standpunt gesteld dat de bevordering van
de interne markt, waarop Titel 4 van het EG-Verdrag sinds het Verdrag van
Amsterdam ziet, vooral gebaat is bij een versnelling en vereenvoudiging van
de grensoverschrijdende civiele procedures in handelszaken. Op dat terrein
zijn sinds het Verdrag van Amsterdam goede resultaten geboekt. Voor een
aantal andere onderwerpen op dit terrein zijn acties genomen, zoals inzake
rechtsbijstand en de financiële aspecten van procedures, en de invoering van
een Europese executoriale titel voor onbetwiste vorderingen. Ook zijn op dit
terrein groenboeken aangekondigd (betreffende procedurevoorschriften inzake
onbetwiste en geringe vorderingen, een buitengerechtelijk netwerk voor
consumentengeschillen en schadevergoeding voor slachtoffers).
Nederland is van mening dat allereerst verder moet worden gegaan met de uitbouw van de vereenvoudiging van het internationale procesrecht. Dat betekent primair grote aandacht voor de reeds ter hand genomen onderwerpen.
In een later stadium kunnen daaraan worden toegevoegd regelingen voor verstekprocedures, dwangsom, voorlopige maatregelen en termijnen.
Nederlandse belangen:
Nederland is van mening dat in het kader van de EG in de eerste plaats
gezorgd moet worden voor een betere kwaliteit van de Europese regelgeving op
dit gebied door meer uniformiteit in structuur, terminologie en presentatie.
Dit mede in het licht van een mogelijke verbetering van de
concurrentiepositie van het Europese bedrijfsleven. Daarbij moet deze
Europese regelgeving ook rekening houden met de regelgeving die al mondiaal
geharmoniseerd is in organisaties als Uncitral, Unidroit, de Haagse
Conferentie voor IPR en WIPO; waar mogelijk dient op dit vlak aansluiting te
worden gezocht bij mondiale regelingen. Vergaande harmonisering van de
Europese regelgeving is ook gewenst in verband met de komende uitbreiding
van de Unie. De kandidaat-lidstaten zijn gebaat bij een coherent burgerlijk
recht.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG): Nog geen.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
Vooralsnog geen. Het Europees Parlement heeft wel een stimulerende rol
vervuld bij dit onderwerp.
Fiche 2: Groenboek Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO)
Titel:
Groenboek inzake de bevordering van een Europees kader voor de sociale
verantwoordelijkheid van bedrijven
Datum Raadsdocument: 25 juli 2001
nr Raadsdocument: 11263/01
nr Commissie-document: COM(2001) 366 def.
Eerstverantwoordelijk Ministerie: EZ i.o.m. BZ, BZK, FIN, LNV, SZW, VROM,
VWS, V&W, VWS
Behandelingstraject in Brussel:
Bespreking in expertgroep 11 september 2001, Sociale Raad 3 dec. 2001;
Industrieraad (nog geen datum bekend)
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):Geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Beschrijving ontwikkelingen op het gebied van maatschappelijk verantwoord
ondernemen (MVO);
Beschrijving belang MVO voor bereiken strategische doelstelling EU zoals
bepaald op Europese Raad Lissabon maart 2000 (EU moet meest concurrerende en
dynamische kenniseconomie ter wereld worden, in staat tot duurzame groei,
met meer banen en een hechtere sociale samenhang);
Doel van het groenboek is het opgang brengen van een debat rond de vraag hoe de Europese Unie de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven in Europa en wereldwijd kan bevorderen. Het groenboek stelt voor hechtere partnerschappen te sluiten waarbij alle actoren actief worden betrokken. Er zou een partnerschap gesloten moeten worden ten behoeve van het scheppen van een Europees kader voor het bevorderen van MVO. Over die vraag kunnen alle belanghebbenden zich tot 31 december 2001 uitspreken. Dit alles moet resulteren in een mededeling over een Europees kader voor MVO in juni 2002.
Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t., het betreft een Groenboek
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
De subsidiariteitstoets valt positief uit. Het betreft geen exclusieve
bevoegdheid van de Gemeenschap. Communautair optreden op dit terrein, mits
complementair aan nationale initiatieven, kan voordelen opleveren. In
Lissabon is afgesproken dat de EU in tien jaar tijd de meest concurrerende
en dynamische kenniseconomie, in staat tot duurzame groei, met meer banen en
een hechtere sociale samenhang, ter wereld moet worden. Het groenboek levert
een bijdrage aan het realiseren van deze doelstelling. Voorwaarde is dat dit
optreden binnen het algehele kader van vrijwilligheid blijft. MVO is immers
niet met regelgeving af te dwingen. Hierover bestaat overigens binnen
Nederland en op Europees niveau consensus.
Het Groenboek bevat geen concrete voorstellen voor een Europees partnerschap
en het beoogde kader voor MVO. Wel snijdt het enkele thema's aan waar een
EU-initiatief mogelijk toegevoegde waarde heeft (afstemming rapportage door
bedrijven over MVO, afstemming criteria over MVO bij audits).
Nederlandse belangen
Het thema MVO staat in Nederland in het middelpunt van de belangstelling.
MVO is een verzamelterm voor een verschijnsel dat op vele manieren kan
worden ingevuld. Ook de overheid is belanghebbende. Bedrijven die goed
presteren op het gebied van MVO zijn veelal kwalitatief hoogwaardige
ondernemingen. Dat versterkt de Nederlandse economie. De overheid is in het
geval van publiek-private samenwerking vaak zelf partij bij MVO.
De algehele visie van de overheid op MVO is vastgelegd in een kabinetsnotitie van 30 maart 2001. Deze notitie is een reactie op het advies van de SER ("De winst van waarden") dat in december 2000 is uitgebracht. Het kabinet heeft in december 1999 om dit advies verzocht. Het advies beschrijft de geëigende rol van de diverse belanghebbenden bij MVO.
Centrale boodschap in de kabinetsnotitie is dat de overheid MVO op vele manieren wil aanmoedigen. De notitie volgt het SER-advies met de stelling dat generieke wet- en regelgeving niet het geëigende instrument is om MVO aan te moedigen. Het initiatief en de verantwoordelijkheid berusten bij het bedrijfsleven. De notitie beschrijft enkele initiatieven ter bevordering van MVO op lokaal, nationaal en internationaal niveau.
Het Groenboek spoort met de analyse en de voornaamste conclusies van het
SER-advies en de kabinetsnotitie. Zowel het SER-advies als de
kabinetsnotitie stellen dat de OESO-Richtlijnen voor multinationale
ondernemingen het maatgevend kader zijn voor het opereren van bedrijven
buiten de nationale en Europese context. Het Groenboek onderschrijft het
belang van de OESO-Richtlijnen, en maakt daarnaast melding van de resolutie
van het Europees Parlement van januari 1999 waarin de wenselijkheid van een
Europese gedragscode voor ondernemen in ontwikkelingslanden wordt genoemd.
Deze resolutie is noch bij de Commissie noch bij de lidstaten in vruchtbare
bodem gevallen. De reden daarvoor is dat met de OESO-Richtlijnen voor
Multinationale Ondernemingen al een adequaat internationaal kader voor
ondernemen in ontwikkelingslanden bestaat. De meerwaarde van een Europese
gedragscode is daarmee onduidelijk.
Consequenties voor de nationale regelgeving / beleid c.q. decentrale
overheden (betrokkenheid IPO / VNG): N.v.t.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Het EP neemt deel aan het beoogde
debat.
Fiche 3: Witboek Europees bestuur
Titel:
Witboek Europees bestuur
Datum Raadsdocument: 4 september 2001
nr. Raadsdocument: 11574/01
nr. Commissiedocument: COM(2001)428 def
Eerstverantwoordelijke ministeries: BZK en BZ i.o.m. alle overige
departementen
Behandelingstraject in Brussel:
Het Witboek zal niet in een raadswerkgroep worden besproken. De Commissie
heeft onder meer regeringen uitgenodigd om hun reacties op het Witboek
uiterlijk 31 maart 2002 kenbaar te maken. Momenteel wordt de Nederlandse
regeringsreactie voorbereid die ook aan de Kamer zal worden toegezonden.
Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Op dit moment geen
Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Op 25 juli jl. heeft de Europese Commissie het Witboek Europees bestuur
uitgebracht. In het kader van het Witboek worden door de Commissie
voorstellen gedaan met als doel om het Europees bestuur binnen de huidige
verdragen te hervormen. De Commissie heeft de voorstellen voor verbeteringen
samengevoegd onder vier kernthema's:
grotere betrokkenheid en meer openheid bij EU-beleid;
beter beleid en betere regelgeving op Europees niveau;
mondiale governance;
heroriëntatie van de Europese instellingen.
Met betrekking tot deze vier kernthema's worden in het Witboek verschillende
voorstellen geformuleerd. De voorstellen hebben onder meer betrekking op de
open-coördinatiemethode, de verbetering van de kwaliteit van de
EU-regelgeving, de oprichting van nieuwe regelgevende organen en meer
betrokkenheid van decentrale overheden en de maatschappij bij Europa. Voor
uitvoering van de in het Witboek gedane voorstellen zijn wijzigingen in het
EU- en EG-verdrag niet nodig. Wel kondigt de Commissie in het Witboek aan
dat zij ter voorbereiding van de komende Europese Raad van Laken nadere
suggesties zal doen voor mogelijk noodzakelijke veranderingen in de
Verdragen om aldus de doelstellingen van het Witboek beter te kunnen
verwezenlijken. De discussie over die veranderingen speelt evenwel niet in
het kader van het consultatietraject m.b.t. de voorstellen in het Witboek,
maar maakt deel uit van het debat over de Toekomst van Europa waartoe de
Europese Raad van Nice opriep.
Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t.
Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:
Positief, het is immers aan de Commissie om voorstellen te doen voor een
beter Europees bestuur.
De Commissie beoogt met haar voorstellen in het kader van verbetering van
het Europees bestuur een striktere naleving van het subsidiariteitsbeginsel.
In dat licht is de Commissie van oordeel dat in het totale
EU-beleidsvormingstraject van geval tot geval keuzes gemaakt moeten worden
op welk niveau (van EU- tot lokaal niveau) moet worden opgetreden. Dit houdt
in dat, voordat een initiatief wordt genomen tot voorbereiding van nieuw
EU-beleid, systematisch een subsidiariteitstoets wordt uitgevoerd. Verder is
de Commissie van mening dat vaker gebruik moet worden gemaakt van zogenoemde
kaderrichtlijnen, omdat deze meer flexibiliteit in het besluitvormingsproces
bieden. Ook wordt gewezen op de mogelijkheid van co-regulering, d.i. een
combinatie van EU-wetgevings- of regelgevingsmaatregelen met maatregelen die
door betrokken overheden zelf worden genomen op basis van hun
praktijkervaring.
Nederlandse belangen:
Nederland is voorstander van verbetering van het Europees bestuur, ook
binnen de kaders van het EG- en EU-verdrag. De EU kan alleen optreden als
zij daartoe krachtens de verdragen bevoegdheid bezit. Waar de Unie de
bevoegdheid met de lidstaten deelt moet zij conform het
proportionaliteitsbeginsel en subsidiariteitsbeginsel terughoudend zijn.
Alleen als een Europese aanpak duidelijke voordelen biedt mag de Unie
activiteiten ontplooien. Over deze beginselen zijn in 1997 in Amsterdam
afspraken vastgelegd. Nederland hecht belang aan een striktere naleving van
het proportionaliteits-en subsidiariteitsbeginsel. In het licht van deze
afspraken bestaat er evenwel ruimte voor een verduidelijking wie wat doet.
Voorstellen ter verbetering van het Europees bestuur zullen moeten
aansluiten bij het Nederlandse beleid ter zake van de organisatie en
kwaliteit van het openbaar bestuur in algemene zin.
In de praktijk zal behoefte bestaan aan een elkaar aanvullende aanpak van de
Unie en de lidstaten. Nederland heeft in principe belang bij een versterking
van de communautaire methode en bij een grotere Europese betrokkenheid van
decentrale overheden, NGO's en het bredere publiek. Tegelijkertijd moet
bedacht worden dat op verschillende beleidsterreinen recent veel vooruitgang
is geboekt dankzij de methode van 'open coördinatie'. Nederland hecht er
belang aan dat de aandacht voor de verbetering van de kwaliteit van Europees
bestuur en van Europese regelgeving niet eenmalig is. Het bewaken van deze
kwaliteit dient een continu proces te zijn. Het is wenselijk dat het proces
ter verbetering van het Europees bestuur betrekking heeft op alle facetten
van het EU-beleid.
Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden
(betrokkenheid IPO/VNG)
De consequenties zijn op dit moment nog niet te overzien. Deze zijn
afhankelijk van het antwoord op de vraag of de ideeën van de Commissie
allemaal worden opgevolgd. In het Witboek doet de Commissie ondermeer het
voorstel om een systematische dialoog met de decentrale overheden aan te
gaan in een vroege fase van beleidsvorming. Verder wordt voorgesteld om
flexibeler om te gaan met de manier waarop EU-regelgeving uitgevoerd kan
worden rekening houdend met regionale en/of lokale omstandigheden. In het
Witboek wordt in dit verband de mogelijkheid genoemd van het aangaan van
trilaterale convenanten tussen rijk, decentrale overheden en de Commissie.
Rol EP in de besluitvormingsprocedure:
Op 4 september jl. heeft de voorzitter van de Europese Commissie Prodi het
Witboek gepresenteerd in het Europees Parlement. Het debat over het Witboek
zal worden voortgezet in de EP-commissie constitutionele zaken.
Kenmerk DIE-527/01
Blad /1
===