Erasmus Universiteit Rotterdam

11 oktober 2001

Koppelingswet 'koppelt' terug naar lokaal niveau

Het Nederlandse illegalenbeleid is de afgelopen jaren, na de invoering van de Koppelingswet, op papier sterk aangescherpt. Omdat veel illegale migranten niet worden uitgezet en ook niet zelf het land verlaten, neemt de druk op lokaal niveau echter eerder toe dan af. Wanneer het landelijke beleid de ogen blijft sluiten voor deze neveneffecten van het beleid heeft dit niet alleen schadelijke gevolgen voor de illegalen in kwestie, maar ook voor de samenleving als geheel, zo constateert Joanne van der Leun in haar proefschrift Mazen in de wet. Processen van incorporatie van illegale immigranten in Nederland. Zij promoveert donderdag 11 oktober 2001 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Wat de aanscherping van het Nederlandse illegalenbeleid de praktijk betekent, zowel voor illegale migranten als voor degenen die bij de uitvoering van het 'ontmoedigingsbeleid' betrokken zijn, is het onderwerp van het proefschrift van Joanne van der Leun. De aanscherpingen in de regelgeving hebben het dagelijkse leven van illegalen bemoeilijkt. Illegaal werk is vaak versnipperd en wordt meer dan voorheen geregeld via tussenpersonen. Valse papieren of 'geleende identiteiten' zijn daarbij een hulpmiddel en een beperkt deel van de illegale migranten valt terug op criminele activiteiten. Over de hele linie slagen zij er wel in om te overleven, maar kunnen zij heel moeilijk hun positie verbeteren.

Na invoering van de Koppelingswet in 1998 hebben illegale migranten verder nauwelijks meer recht op publieke voorzieningen. Dit leek een ingrijpende stap in het illegalenbeleid, maar in werkelijkheid maakten weinig illegalen gebruik van die voorzieningen en wordt de wet in de praktijk bovendien afgezwakt omdat het beleid stuit op grenzen van humaniteit en van professionele normen. Hulpverleners en lokale bestuurders maken andere afwegingen dan landelijke politici die een sluitend verhaal willen presenteren. Niettemin heeft de koppelingswet wel geleid tot een grotere afstand tussen illegalen en de samenleving waarin zijn verblijven. Dit leidt ertoe dat zij soms ook geen gebruik meer durven te maken van de basale rechten die zij nog wel hebben.

Daarnaast heeft de Koppelingswet vooral bijgedragen aan het verschuiven van verantwoordelijkheden naar lagere beleidsniveaus. Professionals zoals artsen, intakemedewerkers bij woningbouwverenigingen en docenten dienen te controleren of hun cliënten wel recht hebben op voorzieningen. Zij worden geconfronteerd met mensen die er formeel niet mogen zijn, maar wel in vlees en bloed voor hen staan. Omdat veel illegale migranten niet worden uitgezet en ook niet zelf het land verlaten, neemt de druk op lokaal niveau eerder toe dan af. Aan het slot van haar proefschrift pleit Van der Leun er dan ook voor om aansluiting te zoeken bij lokale initiatieven en lokale oplossingen in plaats van deze te beschouwen als een bedreiging van het landelijke beleid.

Promotor: prof.dr. G. Engbersen, Algemene sociologie

Noot voor de pers
Promotie 11 oktober 2001, 16.00 uur
Plaats: Woudestein, Senaatszaal
Info: bij de promovenda, tel (010) 408 2082;
e-mail vanderleun@fsw.eur.nl