http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=421595
---
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den
Haag Directie Azië en Oceanië Afdeling Zuidoost-Azië en Oceanië
Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 5 oktober 2001 Auteur drs. S.A. Belder
Kenmerk DAO-0939/01 Telefoon 070-3487061
Blad /1 Fax 070-3485323
Bijlage(n) E-mail sandra.belder@minbuza.nl
Betreft Vragen van de leden Verhagen en Van Ardenne - van der Hoeven over
het Nederlandse beleid ten aanzien van Birma
Zeer geachte Voorzitter,
Onder verwijzing naar de brief van de Griffier Uwer Kamer van 6 september
2001, kenmerk 2000115080, waarbij gevoegd waren de door de leden Verhagen en
Van Ardenne - van der Hoeven overeenkomstig artikel 134 van het Reglement
van Orde van de Tweede Kamer bij U ingediende vragen, heb ik de eer U in
bijlage dezes, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van
Economische Zaken, het antwoord op de gestelde vragen aan te bieden.
De Minister van Buitenlandse Zaken
Antwoord van de heer Van Aartsen, Minister van Buitenlandse Zaken, mede
namens mevrouw Herfkens, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de heer
Vermeend, Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de heer Ybema,
Staatssecretaris van Economische Zaken, op vragen van de leden Verhagen en
Van Ardenne - van der Hoeven.
Vraag 1
In hoeverre bent u bereid om concrete uitvoering te geven aan uw voornemen
om handel met en investeringen in Birma waar mogelijk verder te ontmoedigen?
Vraag 2
Hebt u hiervoor inmiddels plannen ontwikkeld en, zo ja, welke?
Vraag 3
Bent u bereid om samen te werken met partners als vakbonden,
werkgeversorganisaties en ngo's om concreet gestalte te geven aan een
ontmoedigingsbeleid met betrekking tot handel en/of investeringen in Birma?
Antwoord
Zoals gesteld in de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken aan
de Tweede Kamer van 4 mei 2001 (26485, nr. 15) inzake de aanpassing van het
financiële buitenlandinstrumentarium
ondersteunt de regering al langere tijd geen transacties op Birma. Reeds
vóór de veroordeling van Birma door de ILO was deze ondersteuning bij de
relevante instrumenten opgeschort. De regering tracht voorts waar mogelijk
invulling te geven aan haar voornemen om handel en investeringen in Birma
verder te ontmoedigen. De mogelijkheden daarvoor zijn echter beperkt. Er
worden immers weinig zaken gedaan met Birma, en deze vinden plaats zonder
overheidsbetrokkenheid.
De mogelijkheden voor verdere ontmoediging zijn daarom gezocht en gevonden
in het faciliteren van de directe dialoog tussen bedrijfsleven en andere
belanghebbenden, zoals de vakbeweging en NGO's. De ministeries van
Economische Zaken, Buitenlandse Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid
zullen in dit kader voorlichting van NGO's aan het bedrijfsleven
ondersteunen. De verwachte effecten zijn een beter wederzijds begrip en een
directe communicatie. Bovendien spoort dit met het overheidsbeleid inzake
maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarbij bedrijven worden
aangemoedigd niet alleen de economische kant van het zakendoen in hun
overweging te betrekken.
Vraag 4
Bent u het eens met het standpunt dat de huidige dialoog tussen militaire
junta en de democratische oppositie, hoewel op zichzelf aan te moedigen, tot
op heden onvoldoende positieve ontwikkelingen met betrekking tot
grootschalige gedwongen arbeid, mensenrechtenschendingen,
gevechtshandelingen tegen etnische minderheden en zicht op een democratische
transitie heeft voortgebracht om ook maar één verzachtende maatregel te
nemen?
Vraag 5
Bent u bereid om u in te spannen om de lidstaten van de EU, bij de
vaststelling van het Gemeenschappelijk Standpunt inzake Birma (d.d. 27
oktober a.s.) te bewegen tot aanscherping van het Birma-standpunt en
implementatie van de ILO-resolutie, zoals deze is bekrachtigd op de 89
sessie van de International Labour Conference te Genève, 11 juli 2001?
Antwoord
Sinds het begin van dit jaar hebben zich enkele voorzichtig positieve
ontwikkelingen voorgedaan in Birma: 1) er zijn in totaal ongeveer 180
politieke gevangenen vrijgelaten; 2) een dertigtal kantoren van de NLD in
Rangoon en omstreken heeft toestemming gekregen te heropenen; 3) de speciale
gezant van de VN, Razali, is een aantal keer tot het land toegelaten om zich
op de hoogte te stellen van de ontwikkelingen en waar mogelijk het proces te
faciliteren; 4) het huisarrest van de voorzitter en vice-voorzitter van de
NLD is opgeheven; en 5) de contacten tussen ASSK en de SPDC zetten zich
voort; 6) de Birmese autoriteiten hebben ingestemd met toelating van een
ILO-assessmentmissie, die momenteel onderzoekt of, en in hoeverre de
aanbevelingen zijn geïmplementeerd om dwangarbeid in Birma tegen te gaan. De
bevindingen van deze missie zullen in november van dit jaar aan de Raad van
Beheer van de ILO worden gepresenteerd. Nederland verwelkomt de bescheiden
stappen voorwaarts in Birma en acht aanscherping van het Gemeenschappelijk
Standpunt t.a.v. Birma daarom thans niet opportuun. Indien de uitkomsten van
de ILO missie daartoe aanleiding geven, zal Nederland zich echter wel
inzetten voor een verscherping van het Gemeenschappelijk Standpunt. Thans
wordt ingezet op een verlenging.
Wel is Nederland van mening dat het opportuun is Birma aan te moedigen het
in gang gezette proces voort te zetten. De mogelijkheden hiervoor worden
momenteel in EU-verband besproken. Bij deze besprekingen ziet Nederland
strikt erop toe dat het huidige Gemeenschappelijk Standpunt behouden blijft.
Van versoepeling kan immers slechts sprake zijn wanneer in Birma meer
tastbare en meetbare resultaten zijn geboekt.