Toespraak Europees Commissaris Frits Bolkestein over

de nota `De VVD en de Europese Unie'

FINANCIERING EU VEREIST POLITIEKE KEUZES

6 october 2001, Den Haag

Ik wil in de eerste plaats mijn waardering

uitspreken voor de realistische visie op Europa

die ik in de nota `De VVD en de Europese Unie'

terugvind. Het is geen werkstuk met abstracte,

vage verhalen of mistige visioenen. Als de VVD

praat over Europa weet ze waar ze het over


---

heeft. Zij richt zich op haalbare doeleinden. Dat

vereist werkelijkheidszin, een helder kompas en

stuurmanskunst. Dit alles vind ik terug in het

document. De realistische aard zal in de eerste

plaats te maken hebben met de auteurs, die

allen een indrukwekkende praktische ervaring

hebben in Europa. Zij kennen Europa, ze weten

wat kan en niet kan. Zij kunnen zinnige

opmerkingen en suggesties onderscheiden van

geklets en inzichten zonder uitzicht.

Ik kan mij daarom gemakkelijk vinden in de

strekking en het overgrote deel van de inhoud

van het document. Ik wil slechts enige

kanttekeningen maken.


---

Allereerst de uitbreiding. Recente

ontwikkelingen geven aan dat de uitbreiding

waarschijnlijk sneller gaat en met meer landen

zal plaatshebben dan in Agenda 2000 nog werd

voorzien. Dit zal consequenties hebben, niet in

de laatste plaats financiële gevolgen.

Daarnaast moet men goed voor ogen houden

dat een snelle uitbreiding onvermijdelijk gaat

leiden tot vele overgangstermijnen. De ervaring

leert dat deze gepaard gaan met financiële

compensaties en andere reserveringen.

Het grotere aantal kandidaat-landen

(bijvoorbeeld 10 of 12 in plaats van 6) zal, hoe

dan ook, in elk scenario uitmonden in een


---

toename van de uitgaven die zijn voorzien in de

huidige financiële perspectieven van de Unie.

De VVD-nota is op dit punt opvallend

terughoudend. Toch kunnen wij de financiële

gevolgen van de uitbreiding niet negeren.

Nederland zal tijdig moeten aangeven waar de

grenzen van het aanvaardbare liggen.

De financiële problematiek is nauw verbonden

met de ontwikkelingen in het landbouwbeleid en

het structuurbeleid. Het is begrijpelijk dat de

kandidaat-landen nu al een grote nadruk leggen

op een onverkorte toepassing van deze beide

communautaire beleidsterreinen. Dit is in hun

belang. Zij willen geld zien. In de

onderhandelingen over landbouw dringen zij


---

zelfs aan op een progressieve toepassing van

directe betalingen. Dit betekent dat de nieuwe

lidstaten een versnelde invoering eisen van

directe inkomenssteun uit de

landbouwbegroting.

Wat betreft structuurfondsen zijn de

aanwijzingen niet anders. Onze

gesprekspartners in de kandidaat-lidstaten gaan

al zo ver dat zij menen dat het absorptieplafond

van 4 procent van het BNP zou moeten worden

verhoogd.

Op het ogenblik is 4 procent van het BNP het

maximum dan een lidstaat kan absorberen aan

gelden uit de structuurfondsen. Een lidstaat

moet immers de projecten co-financieren en dat

legt een beslag op de nationale begroting.


---

Volgens de huidige ervaringen met Griekenland

en Ierland ligt bij 4 procent van het BNP de

grens van de mogelijkheid tot co-financiering en

daarmee van het vermogen subsidies te

besteden.

Sommige kandidaat-lidstaten delen die

opvatting niet en vinden dat het

absorptievermogen hoger ligt. Zij willen het

percentage van 4 procent optrekken omdat zij

vrezen dat er anders geen geld is voor hun

eigen wensen. Indien dit echter gebeurt, zullen

de uitgaven van de uitbreiding flink stijgen. Er

treedt dus een spanning op tussen de

verwachtingen van kandidaat-lidstaten en de

financiële mogelijkheden van de huidige

lidstaten om aan die verwachtingen te voldoen.


---

Zelfs bij een gedeeltelijke toepassing van het

landbouwbeleid en aangepast structuurbeleid

zullen de overigens bijzonder noodzakelijke

structuurmaatregelen in die landen belangrijke

financiële offers van de Unie vragen.

Met betrekking tot de landbouw komt daar nog

de volgende overweging bij. Ik verwijs daarbij

naar hoofdstuk 4 van de Nota dat over

landbouw gaat.

Landbouwhervormingen in de Unie kosten op

de korte termijn veel geld - d.w.z. in de eerste

jaren na een besluit daartoe.

Prijsverminderingen gaan immers altijd gepaard


---

met compensatie door inkomenssteun. Zelfs al

wordt de trend van Agenda 2000 voortgezet om

prijsreducties slechts gedeeltelijk te

compenseren, blijven landbouwhervormingen

toch duur. Hervormingen in de landbouw zijn

dus maar zeer ten dele een oplossing voor het

probleem dat ik schetste. Het is duidelijk dat

een versnelde en vergrote uitbreiding hoe dan

ook veel geld gaat kosten in deze sector, zeker

in de eerste jaren na de uitbreiding.

Hervormingen in de Unie zullen leiden tot een

bevoordeling van de extensieve veeteelt ten

nadele van de intensieve veeteelt, alleen al

vanwege BSE en MKZ. In Agenda 2000 pakte het

financiële resultaat voor Nederland relatief nog

gunstig uit mede doordat met de intensieve


---

structuur in Nederland rekening werd

gehouden. De financiële gevolgen van een

nieuwe ronde hervormingen zouden voor

Nederland wel eens minder gunstig kunnen zijn.

Het zal U duidelijk zijn dat ik wat in hoofdstuk 8

over financiën wordt gezegd wat genuanceerder

zie. Het zou wel eens kunnen dat de hogere

kosten van uitbreiding juist niet worden

gecompenseerd door bezuinigingen in de

landbouw en de structuurfondsen. Het lijkt niet

onwaarschijnlijk dat er sprake zal zijn van een

cumulatief effect van de kosten verbonden aan

uitbreiding en de kosten van hervormingen.

Voor Nederland zou dit betekenen dat het meer

moet bijdragen wegens de hogere kosten van

de uitbreiding en dat het naar verhouding


---

minder ontvangt wegens hervormingen in het

landbouwbeleid en de structuurfondsen. In dat

geval brandt de kaars aan twee kanten.

Volgens mij verdient dit dilemma meer aandacht

van de Nederlandse regering. Meer

hervormingen in de landbouw, een versnelde

uitbreiding met alle concessies die daarmede

samenhangen en eisen ten aanzien van een

verhoogde inspanning in de structuurfondsen in

de kandidaat-landen zullen per saldo een zware

druk op de financiële perspectieven voor de

huidige periode leggen. Bovendien kunnen ze

leiden tot een lastige discussie in de Unie over

de perspectieven na 2005.

10

U begrijpt dat ik op zich de recente brief van de

regering aan het parlement over de kosten van

uitbreiding toejuich. Het Interdepartementale

Beleidsonderzoek over de uitgaven is een stap

in de goede richting. Om dezelfde reden vind ik

het Nederlandse document over de kosten van

de uitbreiding dat onder de lidstaten is

verspreid een goed initiatief.

Dit is niet het moment of de plaats hierop in

detail in te gaan. Het staat vast dat lastige

politieke keuzen moeten worden gemaakt in de

komende periode. Bij voorkeur moeten die

keuzen worden gebaseerd op realistische

uitgangspunten en wensen. Dat Nederland

voorstander is van hervormingen is op zich niet

voldoende. Het is beslissend een inzicht te


---

hebben in de haalbaarheid van door Nederland

gewenste hervormingen.

Wij hoeven ons niet alleen te laten leiden door

financiële overwegingen. Maar we moeten de

consequenties van keuzen onder ogen zien.

Wanneer wij alles willen en snel, dan zal dit

belangrijke financiële gevolgen hebben. En voor

een netto betaler als Nederland kunnen die

gevolgen pijnlijk uitwerken.

Een tweede zorg die ik hier ten aanzien van de

uitbreiding wil uitspreken, betreft de Interne

Markt. Ik zou met nadruk willen waarschuwen

voor de gevolgen van een versplinterde Markt,

die voor de huidige en toekomstige leden van

de Unie bijzonder nadelig zullen zijn. In de

12

onderhandelingen moet men vasthouden aan

het uitgangspunt dat snelheid niet mag leiden

tot concessies in de vorm van

overgangstermijnen op het terrein van de

interne markt.

Deze dienen pas in het allerlaatste stadium van

de onderhandelingen onder strikte voorwaarden

te worden besproken. Eventuele

overgangstermijnen dienen echt tot de

uitzonderingen te behoren en moeten kort zijn.

Dit is des te meer noodzakelijk nu wij in de

huidige Unie in de komende drie jaar uiterst

moeilijke politieke beslissingen moeten nemen

ter verdere vervolmaking van de Interne Markt in

cruciale sectoren.

13

Nog een enkel woord over de Economisch en

Monetaire Unie.

Ik vind dat de E in de EMU in de Nota wat

onderbelicht blijft. De Nota erkent de

mogelijkheid van beleidsconvergentie door

middel van "benchmarking" en "best practices".

Maar de werkelijkheid van alledag gebiedt mij te

zeggen dat deze afstemming intensiever dus

minder vrijblijvend geschiedt. De jaarlijks

vastgestelde economische richtsnoeren worden

steeds meer toegesneden op landen en richten

zich ook steeds meer op micro-economisch

beleid. Op grond van het verdrag en binnen het

Stabiliteitspact gaan Lidstaten over tot een

geleidelijk vastleggen van bindende afspraken

die de nationale beleidsruimte in toenemende

mate gaan inperken. Bovendien gaan Lidstaten

14

en de Commissie over tot Europese wetgeving

om de agenda van Lissabon ten uitvoer te

brengen. Zij zien in dat echte vooruitgang

anders achterblijft bij de uitgesproken ambitie

de sterkste economie van de wereld te willen

worden. Vrijblijvende afspraken zijn

onvoldoende.

Over de Institutionele ontwikkeling, waarover

hoofdstuk 10 handelt, zou ik het volgende willen

zeggen.

Op een aantal punten kan aansluiting worden

gezocht bij het Witboek van de Commissie over

Governance. Dit geldt m.n. voor de rol van de

Europese Raad. De Europese Raad als initiator

van beleid leidt tot een verstarring van de Unie.

De unanimiteitsregel van de Europese Raad

15

vertraagt en ondermijnt de tucht van het

Verdrag. Te vaak wordt beleid in gijzeling

genomen door nationale belangen op terreinen

waar de Raad met meerderheid kan beslissen.

Een voorbeeld is het stellen van een einddatum

voor de liberalisering van de gas en

elektriciteitssector. In het Witboek zegt de

Commissie expliciet dat de Europese Raad zich

veel meer dient te richten op het vormgeven van

de strategische richting van de Unie, zoals

onlangs toen de Raad in spoedzitting

bijeenkwam om de strijd tegen het terrorisme op

de Europese agenda te zetten.

Er zou in het document ook iets meer aandacht

mogen zijn voor het probleem van de

respectieve rollen die de instellingen spelen.

16

De Commissie moet zich meer toeleggen op de

in het verdrag vastgelegde kerntaken van

initiatiefrecht, uitvoering, hoedster van het

verdrag en internationale vertegenwoordiging.

Vooral de verantwoordelijkheid voor de

uitvoering van beleid moet duidelijker worden

vastgelegd. Het hopeloos ingewikkelde systeem

van de comités voldoet niet langer aan de

huidige eisen van verantwoord en transparant

bestuur. Het is een warboel waarin

democratische controle ontbreekt. Ik ben het op

dit punt eens met het Europees Parlement dat

de bezem wil halen door het byzantijnse doolhof

van de comitologie.

De Commissie heeft belangwekkende

voorstellen gedaan om een zekere hiërarchie in

17

wetgeving mogelijk te maken zodat "primaire'

wetgeving beperkt is tot de essentiële

elementen en de uitvoerende macht de details

invult door middel van "secondaire"

regelgeving. Het is een gedachte waarvoor ik

mij in de Commissie in het bijzonder heb sterk

gemaakt.

Aan de vorming en coördinatie van Europees

beleid besteedt de Nota niet veel aandacht.

Toch is dit element van essentieel belang voor

onze positie in Brussel. Ikzelf vind de discussie

over wel of niet een Minister niet erg relevant. Ik

denk dat de Minister van Buitenlandse Zaken

vooral Europese Zaken behoort te doen. En de

zaken in het verre buitenland waar Nederland

18

toch niet veel te zeggen heeft, kunnen beter aan

de Staatssecretaris worden overgelaten.

Waar echter dringend behoefte aan is, is een

strakke ambtelijke coördinatie op hoog niveau.

Deze ontwikkeling voltrekt zich reeds in de

landen om ons heen. Voor een tijdige

vaststelling van nationale prioriteiten en tactiek

is dit onvermijdelijk en hoogst noodzakelijk. Een

dergelijke professionele aanpak op hoog

ambtelijk niveau, waarbij tevens de Permanente

Vertegenwoordiging moet worden betrokken, is

structureel van groter belang dan de vraag

welke politieke ambtsdrager Europese Zaken in

zijn portefeuille krijgt. Die vraag is misschien

interessant voor het Haagse spel maar voor het

overige een voetnoot in de geschiedenis. De

19

toekomst kan men beïnvloeden als men tijdig

weet wat men wil en men een effectieve

strategie ontwikkelt om gestelde doeleinden te

bereiken.

20