European Commission

CJE/01/48

9 oktober 2001

Arrest van het Hof in zaak C-377/98 Nederland/Parlement en Raad

Het Hof van Justitie verwerpt het beroep van Nederland tot nietigverklaring van de gemeenschapsrichtlijn inzake rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen

Het Hof van Justitie is van oordeel, dat het octrooirecht in de richtlijn voldoende strak is geregeld om ervoor te zorgen, dat het menselijk lichaam daadwerkelijk niet ter beschikking staat en onvervreemdbaar blijft en aldus de menselijke waardigheid gewaarborgd wordt.

Op 6 juli 1998 hebben het Europees Parlement en de Raad een richtlijn vastgesteld die de lidstaten verplicht biotechnologische uitvindingen1 door middel van hun nationale octrooirecht te beschermen.

In die richtlijn wordt met name gepreciseerd welke uitvindingen met betrekking tot planten, dieren en het menselijk lichaam al dan niet octrooieerbaar zijn. Zij verplicht de lidstaten om onder bepaalde voorwaarden industrieel toepasbare uitvindingen octrooieerbaar te maken waarmee biologisch materiaal wordt verkregen, bewerkt of gebruikt.

In Nederland bestaat vanouds verzet tegen genetische manipulatie van dieren en planten en is octrooiering van levend biologisch materiaal dat zichzelf kan reproduceren, thans niet toegestaan.

Nederland acht de octrooiverlening waartoe de lidstaten worden verplicht, niet aanvaardbaar; planten, dieren en menselijk biologisch materiaal behoren niet octrooieerbaar te zijn.

Om die reden verzoekt de Nederlandse regering het Hof van Justitie de richtlijn nietig te verklaren. Italië en Noorwegen steunen de vordering van Nederland.

Het argument van Nederland verwerpend, dat harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten op dit gebied niet nodig is en niet door een communautaire richtlijn kan worden verzekerd, overweegt het Hof dat deze maatregel zeer wel past in het kader van de werking van de interne markt, omdat hij bijdraagt aan de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten en aldus aan het wegnemen van juridische belemmeringen voor de ontwikkeling van activiteiten op het gebied van genetische manipulatie.

Nederland stelt ook, dat de richtlijn het subsidiariteitsbeginsel miskent. Het Hof antwoordt daarop, dat het door de richtlijn nagestreefde doel, de goede werking van de interne markt op dit terrein te verzekeren, niet had kunnen worden bereikt met maatregelen van alleen de lidstaten.

Volgens Nederland bevat de richtlijn vage begrippen of zelfs tegenstrijdigheden. In het arrest maakt het Hof duidelijk, dat de door Nederland bedoelde begrippen zoals openbare orde en goede zeden, voldoende duidelijk zijn en dat de veronderstelde tegenstrijdigheden, met name wat de octrooieerbaarheid van planten betreft, slechts schijnbaar zijn.

Ook is het Hof van oordeel, dat de volkenrechtelijke verplichtingen van de lidstaten zich niet tegen octrooieerbaarheid van biotechnologische uitvindingen verzetten. Noch de overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom - TRIP's - noch de overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen - OTH - noch het Verdrag van Rio inzake biologische diversiteit beletten volgens het Hof de staten die bij die internationale overeenkomsten partij zijn, hun praktijk op dit gebied door middel van een communautaire richtlijn te coördineren.

Maar het belangrijkste argument van Nederland berust op de gedachte dat de richtlijn, door octrooiering van geïsoleerde delen van het menselijk lichaam toe te staan, het onvervreemdbare karakter van levende menselijke materie aantast, dat onderdeel uitmaakt van het fundamentele recht van de menselijke waardigheid en de onaantastbaarheid van de persoon.

Het Hof, dat toeziet op de eerbiediging van de fundamentele rechten in het kader van de toepassing van het gemeenschapsrecht, is van oordeel dat de richtlijn voldoende beschermende werking heeft, want zij staat niet toe dat het menselijk lichaam in de verschillende stadia van zijn vorming en zijn ontwikkeling, een octrooieerbare uitvinding kan zijn. De ontdekking van delen van het menselijk lichaam is evenmin voor bescherming vatbaar.

Volgens een in het octrooirecht welbekend onderscheid kan alleen voor uitvindingen die een natuurlijk deel verenigen met een technische werkwijze waardoor dat deel met het oog op een industriële toepassing kan worden geïsoleerd of geproduceerd, octrooi worden verleend. Daarom kan een octrooiaanvraag voor een sequentie of partiële sequentie van menselijke genen alleen slagen indien vergezeld van een beschrijving van de oorspronkelijke methode van verkrijging van die sequentie die de uitvinding mogelijk heeft gemaakt, en een uitleg van de beoogde industriële toepassing.

Bovendien strekt de bescherming van het octrooi zich alleen uit tot de in de natuur voorhanden biologische informatie voorzover dat nodig is voor de uitvoering en exploitatie van een bepaalde industriële toepassing.

Tenslotte is in de richtlijn bepaald dat alle werkwijzen waarvan de toepassing strijdig is met de menselijke waardigheid, van octrooiering zijn uitgesloten, zoals in het bijzonder werkwijzen voor het klonen van mensen, werkwijzen tot wijziging van de germinale genetische identiteit van de mens en het gebruik van menselijke embryo's voor industriële of commerciële doeleinden.

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.

Deze persmededeling is beschikbaar in alle officiële talen.

De volledige tekst van het arrest is te vinden op de internetpagina van het Hof www.curia.eu.int . heden vanaf ongeveer 15.00 uur.

Voor nadere informatie wende men zich tot Zaïra Penders tel (352) 4303 3127 fax (352) 4303 3656

Er zullen beelden van de uitspraak beschikbaar zijn bij "Europe by Satellite", Europese Commissie, DG X, Audiovisuele dienst, L-1920 Luxemburg, tel: (352) 4301 35177, fax: (352) 4301 35249, en B-1049 Brussel, tel: (32) 2 296 5956, fax: (32) 2 230 1280


1 Richtlijn 98/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen