De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
DN. 2001/3635
datum
09-10-2001
onderwerp
Beleidsreactie op de Natuurbalans 2001
TRC 2001/10088 doorkiesnummer
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Op 12 september jl. heb ik u de Natuurbalans 2001 aangeboden. Hierbij ontvangt u mijn daarbij toegezegde beleidsreactie.
Voor mij is de Natuurbalans 2001 een duidelijk signaal dat de negatieve trend die uit de voorafgaande drie balansen sprak kan worden omgebogen. De ambitie van de nota Natuur voor Mensen, Mensen voor Natuur is daarbij voor mij de leidraad. Het is nu een kwestie van doorzetten en het beleid met kracht uitvoeren.
De inhoud van de Natuurbalans geeft mij aanleiding nader in te gaan op een aantal specifieke onderwerpen.
datum
09-10-2001
kenmerk
DN. 2001/3635
bijlage
Internationaal natuurbeleid
Nederland is inmiddels één van de voorlopers in Europa als het gaat om
internationaal natuurbeleid. De Natuurbalans geeft dat helder aan. De
implementatie van de Vogel- richtlijn en Habitatrichtlijn (VR/HR),
vooral ten aanzien van het veilig stellen van gebieden, is voor een zo
dichtbevolkt land als Nederland een prestatie die er zijn mag. Toch
valt er nog het één en ander te verbeteren. De Natuurbalans doet daar
een aantal suggesties voor:
* Internationaal biodiversiteitsbeleid beter laten doorwerken in het
nationale beleid.
* Vanwege gelijktijdige internationalisering én decentralisatie is
er aandacht nodig voor afstemming tussen overheden t.a.v.
formulering, uitvoering en handhaving van het beleid.
* De EU-instrumenten voor realisatie van een ecologisch netwerk
combineren met middelen die in Nederland meer gangbaar zijn. Niet
alleen juridische verankering van VR/HR-gebieden in nationale
wetgeving, maar ook gerichte inzet van natuurontwikkeling, milieu-
en waterbeleid om de kwaliteit van de VR/HR-gebieden te vergroten.
De doorwerking van het internationale biodiversiteitsbeleid is, zoals
in de Natuurbalans terecht wordt aangegeven, een belangrijk onderwerp.
Het Nederlandse beleid voor biodiversiteit is integraal onderdeel van
de nota Natuur voor Mensen, Mensen voor Natuur en het NMP4. Dit krijgt
concreet gestalte in de realisatie van de EHS, het soortenbeleid en
het landschapsbeleid. Ten aanzien van de afstemming tussen overheden
geldt mijns inziens dat het op dit moment vooral van belang is om de
organisatie en instrumentatie die bij de beleidsuitvoering horen
voortvarend aan te pakken. In dit kader kan ik aangeven dat inmiddels
een wetsvoorstel bij de Raad van State ligt om de doorwerking van de
Europese richtlijnen te realiseren via een aanpassing van de
Natuurbeschermingswet. Daarnaast wordt in overleg met VNG en
soortenbeschermingsorganisaties een kennis- en informatiesysteem
opgezet waarmee de verantwoordelijken op lokaal niveau inzage kunnen
krijgen in informatie over het al dan niet voorkomen van bedreigde en
beschermde soorten. Nog dit najaar zal dit digitale loket geopend
worden. Met deze twee hulpmiddelen wil ik een stap zetten om de
afstemming tussen de verschillende overheden vorm te geven en ook tot
concrete afspraken te komen op het gebied van uitvoering en handhaving
van het natuurbeleid.
De suggestie om de beschikbare EU-instrumenten beter te combineren met
de gangbare Nederlandse middelen, onder andere door meer in te zetten
op doorwerking van het natuurbeleid in het beleid op de terreinen
milieu, water en ruimte, sluit aan bij de voornemens van het kabinet
voor landbouw en natuur in het NMP4. Daar zal ik hieronder nader op
ingaan.
Biodiversiteit, soorten en de kwaliteit van de Ecologische
Hoofdstructuur
In de Natuurbalans wordt geconcludeerd dat het aantal van nature in
ons land voorkomende soorten nog steeds afneemt, maar dat er lokaal de
eerste successen zijn.
Dit geeft naar mijn mening aan dat het gebiedsgerichte beleid,
ondersteund door het soortenbeleid met Rode Lijsten,
soortenbeschermingsplannen en het Overlevingsplan Bos en Natuur,
effect heeft.
Voor de gebieden met hoge biodiversiteit formuleert het
Natuurplanbureau de volgende optie(s) voor het beleid:
* Het verbeteren van de ruimtelijke inrichting, milieukwaliteit en
waterhuishouding door bijvoorbeeld het creëren van bufferzones
rond de (nu vaak kleine) kernen met hoge biodiversiteit en het
versterken van de doorwerking van de natuurdoelen in het milieu-,
water-, en ruimtebeleid.
De Natuurbalans geeft hier duidelijk aan dat de kwalitatieve
randvoorwaarden op gebied van milieu, water en ruimte sterk mede
bepalend zijn voor het kunnen bereiken van de gestelde beleidsdoelen
ten aanzien van natuur, vooral ten aanzien van de kwalitatieve
realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur. Dat heeft het kabinet
ook onderkend door in het NMP4 de beleidsambitie Landbouw en Natuur te
formuleren. Het kabinet wil een impuls geven aan de vermindering van
de milieubelasting in en rond de EHS en legt hierbij tot 2010
prioriteit bij de 350.000 hectare beïnvloedingsgebieden.
In dit kader zal ik ook onderzoeken of en op welke wijze het mogelijk
is een en ander te combineren met agrarisch natuur- en
landschapsbeheer.
De constatering van de Natuurbalans dat de beleidsmatige aandacht voor
de randvoorwaarden voor het natuurbeleid toeneemt, herken ik. Ook de
instrumentatie is meer toegesneden op sturing op kwaliteit, zoals via
de provinciale natuurdoeltypenkaarten en het Programma Beheer.
Ik ben van mening dat de komende jaren vooral door verdere integratie en samenhang tussen natuurbeleid en het beleid op het gebied van milieu, water en ruimte kwalitatieve verdere vooruitgang kan worden geboekt. Vooral ook in gebiedsgerichte plannen kunnen de provincies, de regio's en de gemeenten hier concreet invulling aan geven. Het is dan ook niet voor niets dat ik grote waarde hecht aan een goede samenwerking met provincies, gemeenten en andere betrokkenen bij de implementatie en uitvoering van het natuurbeleid. Als toetsingskader zal het Rijk hiervoor de natuurdoelenkaart (en de daarbij behorende taakstelling) gebruiken die in het SGR2 wordt opgenomen. Met het oog hierop vraag ik de provincies om de landelijke natuurdoelenkaart uiterlijk 1 juli 2002 te vertalen naar de gebiedsplannen.
Het Rijk zal samen met de provincies, gemeenten, waterschappen,
beheerders en andere betrokkenen gezamenlijk gaan onderzoeken of het
functioneren van de grote eenheden binnen de EHS nog kan worden
verbeterd door een betere afstemming op de watersysteemgrenzen.
Hierbij wordt ook onderzocht óf en in welke mate herbegrenzing van de
EHS, dan wel wijziging van het na te streven natuurdoel gewenst is;
dit laatste ook in relatie tot de eventuele gevolgen van
klimaatverandering. De resultaten van dit onderzoek zullen in deel 3
van het SGR worden meegenomen.
Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur
In de Natuurbalans wordt gesteld dat met het huidige tempo van
verwerving, inrichting en overdracht de EHS pas omstreeks 2030
gerealiseerd is. Ik ben het daar niet mee eens. De verwerving ligt op
schema maar er moet nog veel grond worden geruild, ingericht en aan de
toekomstige eindbeheerder worden overgedragen. Het natuurplanbureau
gaat hierbij uit van een lineaire realisatie. In de feitelijke
volgorde van uitvoering is echter geen sprake van lineaire realisatie.
De verworven gronden worden pas ingericht zodra er sprake is van
grotere en goed aaneengesloten eenheden die doelmatig kunnen worden
ingericht en beheerd. Pas na de inrichting zullen de betreffende
terreinen aan de toekomstige beheerder worden overgedragen. Dit
betekent dat er naar mijn mening nog veel aandacht moet worden besteed
aan het tijdig verwerven en ruilen van gronden ten behoeve van de
afronding van de EHS, maar dat er geen sprake is van ernstige
vertraging in de realisatie van de EHS.
In de Natuurbalans worden ten aanzien van de realisatie van de EHS de
volgende beleidsopties genoemd:
* Voldoende geld vrijmaken voor de aankoop en inrichting van
gronden.
* Waar geen kavelruil mogelijk blijkt voor het realiseren van
ruimtelijke samenhang voor de essentiële onderdelen van de EHS
meer onteigenen.
Er is voldoende geld beschikbaar om de EHS te realiseren in het in de
nota Natuur voor Mensen, Mensen voor Natuur aangegeven tempo.
Desondanks kan in de loop der tijd blijken dat het verrichten van
afrondende aankopen en de ruil van cruciale kavels te traag verloopt
om de EHS af te ronden. In dat geval zal, als er geen andere
effectieve mogelijkheden blijken te zijn, sterker worden ingezet op
het onteigeningsinstrumentarium conform de aangegeven beleidslijnen in
de nota Grondbeleid. Alvorens naar dit instrument te grijpen is het
van belang dat er sprake is van planologische duidelijkheid.
Belangrijk voor de realisatie van de EHS in ruimtelijk-kwalitatieve zin zijn de robuuste verbindingen. Tot mijn tevredenheid hebben de provincies dit zeer voortvarend opgepakt. Ik verwacht dat reeds dit jaar hiervoor voor circa 9 miljoen gulden wordt verworven.
Landschap
De Natuurbalans constateert nog steeds een achteruitgang van het
landschap door vervlakking en verrommeling.
Ze legt vooral de nadruk op het (wettelijk) beschermen van het
landschap, vooral door koppeling met het ruimtelijk beleid. In dit
kader zijn in de Natuurbalans ook een aantal beleidsopties
geformuleerd:
* Voor herstel en ontwikkeling van het landschap moet het
landschapsbeleid worden gekoppeld aan financiële middelen en aan
het ruimtelijk beleid, met landschapsdoelen die recht doen aan
regionale identiteit.
* De Nederlandse verantwoordelijkheid voor landschappen met
internationale betekenis beter uitwerken in Vijfde Nota R.O. en
SGR2 o.a. door het langjarig vastleggen van de rode contouren
(incl. recreatiegroen) van de Vijfde Nota R.O.
Met de opstellers van de Natuurbalans ben ook ik van mening dat de
bescherming van het landschap de komende jaren sterk moet worden
verbeterd. In de nota Natuur voor Mensen, Mensen voor Natuur heb ik
hiervoor de eerste aanzet gegeven. In het SGR2 zal dit verder worden
uitgewerkt. Ik zie daarbij een belangrijke rol weggelegd voor de
provincies. Ik zie de volgende stappen:
1. De provincies hebben zeer positief gereageerd op mijn plan om
400.000 hectare landelijk gebied een krachtige impuls te geven
door het realiseren van een groen-blauwe dooradering. De
zogenaamde proeftuingebieden zijn vastgesteld en inmiddels is de
mogelijkheid geopend om via het Programma Beheer de eerste
middelen te besteden.
2. In het SGR2 worden de te beschermen en te ontwikkelen
kernkwaliteiten voor de negen kenmerkende landschapstypen in
Nederland aangegeven. Daarmee wordt de identiteit, verscheidenheid
en bruikbaarheid van het landschap nader aangeduid.
3. De belangrijkste kenmerken van deze kenmerkende landschapstypen
zullen op kaarten worden vastgelegd met de bedoeling dat zij een
belangrijke rol gaan spelen in de besluitvorming over de
ruimtelijke ordening, de inrichting en het beheer van het
landelijk gebied.
4. Het Rijk stimuleert de uitwerking en verankering van het beleid
via kennis, voorbeelden (etudes) en financiële bijdragen aan
landschapsontwikkelingsplannen. Nog dit jaar wordt in de
staatscourant de subsidieregeling gepubliceerd voor
(inter)gemeentelijke landschapsontwikkelingsplannen. Ook in de
reconstructiegebieden wordt extra aandacht besteed aan
landschapskwaliteit. Dit is door mij ook nadrukkelijk aan de
betrokken provincies en reconstructiecommissies gevraagd. Deze
hebben een positieve opstelling getoond. Ik stel daarom ook extra
middelen beschikbaar voor het realiseren van een hoge
ontwerpkwaliteit.
5. Voor gebieden van nationaal en provinciaal belang met uitgesproken
kernkwaliteiten, robuustheid en (inter)nationale waarden zal een
gebiedsspecifiek beleid worden ontwikkeld. Dit beleid is
aanvullend aan het generieke beleid dat hierboven is geschetst.
Het planologisch beschermingsregime moet in samenwerking met
provincies nog nader worden geformuleerd. Voor de
ontwikkelingsopgave in nationale en provinciale landschappen stelt
het Rijk (LNV) de kwaliteitsimpuls landschap beschikbaar.
Daarnaast zullen ongewenste ontwikkelingen gesaneerd moeten
worden.
Ik ben van mening dat hiermee stevige stappen worden gezet om verdere
vervlakking en verrommeling van het landschap tegen te gaan en met
behoud van bijzondere waarden te bouwen aan nieuwe
landschapskwaliteiten.
Groen rond de stad
De Natuurbalans constateert dat de Randstadgroenstructuur stagneert.
Ik ben daar vooralsnog niet zo pessimistisch over. De Natuurbalans
geeft ook aan dat in 2000 voor 800 hectare is verworven. Het kan dus
wel degelijk. De Natuurbalans geeft hiervoor als beleidsoptie:
* Om groen rond de stad te kunnen realiseren, zou de overheid
planologische duidelijkheid moeten bieden.
Zoals het Natuurplanbureau mijns inziens terecht aangeeft is vooral
planologische duidelijkheid de meest bepalende factor, zowel voor de
feitelijke verwervingsmogelijkheden als voor de prijsvorming daarbij.
Gebleken is dat zolang een bestemming niet definitief vastligt, de
grondeigenaren blijven speculeren op een bouwbestemming met de daarbij
behorende hoge grondprijs.
In de verstedelijkingsgesprekken van dit najaar in het kader van ISV
met steden en provincies, waar groen ook onderdeel van uitmaakt, dring
ik ook aan op planologische duidelijkheid. Planologische duidelijkheid
is mijns inziens als conditio sine qua non niet voldoende. Daarbij
gaat het, alleen als er sprake is van planologische duidelijkheid, ook
om het inzetten van zwaardere verwervingsinstrumenten zoals
onteigening. Hiervoor wordt de provincies gevraagd om met spoed
aankoopstrategieplannen op te stellen. Met heldere en afrekenbare
afspraken moet het Rijk, provincies en gemeenten gezamenlijk kunnen
lukken om de Randstadgroenstructuurprojecten tijdig, d.w.z. uiterlijk
2013, te realiseren.
Water
De Natuurbalans concludeert dat de kustzone van de Noordzee ecologisch
buitengewoon belangrijk is maar dat de verschillende gebruiksfuncties,
waaronder de visserij, nog steeds een risico vormen voor de
biodiversiteit in de Noordzee. In de Natuurbalans wordt als
beleidsoptie het volgende geformuleerd:
* De biodiversiteitsdoelen voor de Noordzee zullen moeten worden
voorzien van uitvoeringsinstrumenten om voldoende richtinggevend
te kunnen zijn voor de gebruiksfuncties van de Noordzee.
Veel op zichzelf legitieme belangen moeten in het Noordzeegebied in goede banen worden geleid. Voor het behoud van de ecologische waarden van de Noordzee is het een absolute noodzaak om de ecologische doelen in het beleid goed vast te leggen en daarop afgestemde maatregelen te nemen. De komende maanden vindt hierover overleg plaats met de betrokken bedrijfssectoren, met als inzet te komen tot een concreet plan van aanpak. In december verwacht ik daarover politieke besluitvorming. Dit betekent dat wat hier in de Natuurbalans als beleidsoptie is geformuleerd reeds wordt uitgewerkt.
Ten aanzien van het waterbeleid in het algemeen geeft de Natuurbalans
de beleidsoptie:
* Het kabinet zal voor het bereiken van haar ambitieuze doelen voor
de implementatie van de EU-Kaderrichtlijn Water deze direct moeten
omzetten naar concreet te nemen maatregelen. Dit is nodig om de
toezeggingen in de richting van de Europese Unie te kunnen
waarmaken.
De Kaderrichtlijn Water is naar mijn mening een zeer belangrijk kader
om op middellange termijn tot een goede integratie te komen van
natuur-, water- en milieudoelen. Het Rijk heeft hiervoor een breed
interdepartementaal traject opgestart, waarbij LNV nauw is betrokken.
Belangrijke onderwerpen die nu in dit traject worden uitgewerkt
betreffen onder andere de begrenzing van de stroomgebieden, de
noodzakelijke aanpassingen in de nationale wetgeving (Waterschapswet
en Wet Milieubeheer) en de vormgeving van de bestuurlijke samenwerking
in de (deel)stroomgebieden. Een belangrijk moment is de statusbepaling
van de wateren door de EU, welke in de tweede helft van volgend jaar
wordt verwacht, omdat hieraan het niveau van de ecologische doelen zal
worden gekoppeld.
Bestuurlijke context
In de Natuurbalans wordt gesteld dat door internationalisering en
decentralisering de regierol voor het Rijk steeds belangrijker wordt.
Ik kan dat alleen maar beamen. Bovendien wordt het aantal bij de
uitvoering van het natuurbeleid betrokken partijen steeds groter, mede
doordat het Rijk bewust samenwerking zoekt met nieuwe partijen. De
consequentie daarvan is dat de bestuurlijke context van de uitvoering
van het natuurbeleid daardoor complexer wordt, expliciete
duidelijkheid gewenst is over de rollen en verantwoordelijkheden van
alle betrokken partijen en de regievoering navenant belangrijker
wordt. Deze regie zal naar mijn mening vooral moeten worden gevoerd op
basis van heldere doelen, heldere prioriteiten en heldere afrekenbare
afspraken en worden vormgegeven met respect voor de taken en
verantwoordelijkheden van de betrokken partijen.
Voorbeelden hiervan zijn de afspraken met de provincies over
bijvoorbeeld de natuurdoeltypenkaarten en het realiseren van robuuste
verbindingen en de afspraken die ik in ISV-verband met provincies en
gemeenten maak met betrekking tot de realisatie van de
randstadgroenstructuur. Belangrijke kaders om deze regierol te kunnen
vervullen zijn het sturingsmodel landelijk gebied, de
bestuursovereenkomst met de provincies en het komende 2e
Structuurschema Groene Ruimte.
De komende jaren zal ook veel aandacht uitgaan naar hetgeen de
provincies laten neerslaan in de gebiedsplannen. Ik zie deze plannen
als een essentiële schakel in de realisatie van het natuurbeleid
waarin concrete uitwerking kan worden gegeven aan de benodigde
randvoorwaarden voor natuur door regionale implementatie van het
milieu-, water- en ruimtebeleid, hetgeen ik in deze reactie op
verschillende plaatsen al als een belangrijk punt heb genoemd.
Ten slotte
De Natuurbalans 2001 laat zien wat het eindresultaat is van het oude
beleid, van het Natuurbeleidsplan. Het is een hoopvol resultaat. Het
is dan ook niet voor niets dat in de nota Natuur voor Mensen, Mensen
voor Natuur de goede, succesvolle elementen daarvan zijn voortgezet en
de tekortkomingen zijn aangevuld. De maatregelen waarmee dit moet
worden gerealiseerd worden nu uitgewerkt en sommige zijn al in
uitvoering. De volgende natuurbalans zal naar mijn overtuiging laten
zien dat dit jaar, het eerste jaar van uitvoering voor Natuur voor
Mensen, Mensen voor Natuur, concrete vooruitgang is geboekt.
De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
G.H. Faber
---