charset="iso-8859-1"
http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=421381
---
Toespraak door Jozias van Aartsen, minister van Buitenlandse Zaken
t.g.v. de opening van de Ronde Tafel Conferentie Gedetineerdenbegeleiding
"Gedetineerdenbegeleiding gaat ons ter harte"
Den Haag, 4 oktober 2001
(Alleen het gesproken woord geldt)
(Inleiding)
"De mate van beschaving in een land kan worden afgemeten aan de kwaliteit
van zijn strafinrichtingen" zei Dostojevski ooit. Ik denk dat veel van onze
landgenoten die in het buitenland gedetineerd zijn, dit citaat heel goed op
waarde zullen kunnen schatten.
Regelmatig krijg ik brieven van deze gedetineerden die hun hart uitstorten
over de soms zeer slechte omstandigheden waarin zij in gevangenissen in het
buitenland moeten leven. Dat zijn geen leuke brieven, en ze versterken het
gevoel dat veel in het buitenland gedetineerde landgenoten er helemaal
moederziel en alleen voor staan. Dat is ten dele waar. Want de middelen die
ons ter beschikking staan om hen te helpen zijn beperkt. Maar wij moeten op
Buitenlandse Zaken gegeven de beperkingen die wij kennen alles proberen te
doen wat we kunnen.
Vandaag heeft zich hier een divers gezelschap verzameld: ambtenaren, vele
vrijwilligers van Reclassering Nederland, de stichting Epafras en andere
direct betrokkenen, zoals ex-gedetineerden en familieleden van gevangenen. U
bent allen zeer deskundig als het gaat om gedetineerdenbegeleiding. Elk van
u verricht grote inspanningen op dit terrein en we kunnen ons niet genoeg
bewust zijn van het belang van die steun van buiten.
(Belang van verbetering beleid en uitvoering)
Er zijn een paar redenen waarom we hier vandaag bij elkaar zijn om te
spreken over de begeleiding van gedetineerden.
In de eerste plaats is er de laatste jaren op politiek niveau de nodige
aandacht voor het onderwerp gevraagd. Zo bracht vorig jaar de Algemene
Rekenkamer het rapport "Gedetineerdenzorg buitenland" uit en nam de Tweede
Kamer een motie van de leden Hoekema en Verhagen aan over de ontwikkeling
van een zorgnorm voor gedetineerdenbegeleiding.
Maar dat is zeker niet de enige reden. Bij de medewerkers op het departement
die zich met gedetineerdenbegeleiding bezig houden, maar ook bij mij zelf,
leefde al lang het idee om dit thema diepgaand onder de loep te nemen. Zowel
voor wat het beleid als de uitvoering betreft, om te zien of aanpassingen
gewenst en nodig zijn. In de afgelopen maanden hebben breed samengestelde
werkgroepen zich gebogen over een aantal aspecten van de
gedetineerdenbegeleiding. Deze ronde tafel vormt het sluitstuk van hun
werkzaamheden, maar ook het begin van de omzetting van hun bevindingen in
beleid en praktische uitvoering.
Bij de discussie over mogelijke verbeteringen in de gedetineerdenbegeleiding
moeten we een drietal zaken voor ogen houden: de eigen verantwoordelijkheid
van iedere Nederlandse burger; de noodzaak tot maatwerk; en de grenzen aan
de Nederlandse bemoeienis die gesteld worden door het internationale recht.
(Eigen verantwoordelijkheid burgers)
Om te beginnen de eigen verantwoordelijkheid van ieder Nederlandse burger.
Iedereen moet zich houden aan de wetten van het land waarin hij zich
bevindt. Dat geldt voor burgers in Nederland; dat geldt nog meer voor
Nederlanders in het buitenland waar soms over zaken anders wordt gedacht dan
in ons eigen land en waar rechters vaak ook zwaarder straffen. Wie de wet en
het recht in het land waarin hij zich bevindt niet respecteert, neemt zelf
een groot risico. Daarover mag geen misverstand bestaan.
Dat neemt niet weg dat landgenoten, die in het buitenland een misstap hebben
begaan en daarvoor hun straf ondergaan, niet aan hun lot moeten worden
overgelaten. Zij mogen rekenen op steun vanuit Nederland. Steun van familie
en vrienden, steun van de kant van de overheid - het ministerie van
Buitenlandse Zaken in dit geval - en steun van organisaties als Reclassering
Nederland, Epafras en Relaties van Gedetineerden.
('Zorgnormen' / Kamermotie)
Ten tweede de noodzaak tot maatwerk. De omstandigheden waaronder mensen
gevangen zitten, de afstand tot familie en vrienden en de wensen van iedere
gedetineerde zelf, zijn van grote invloed op hoeveel en welke bijstand er
gegeven zal worden. Daarvoor is noch een minimum noch een maximum aan te
geven. Ik ben dan ook geen voorstander van een universele 'zorgnorm'. Beter
is het mijns inziens om te spreken van zorgnormen, meervoud dus. De
uitkomsten van deze conferentie zullen uiteraard mede gebruikt worden voor
het invullen van deze normen. En het is mijn bedoeling om daar in een door
mij aan de Tweede Kamer toegezegde notitie nader op terug te komen.
(Internationale context)
Het derde dat we voor ogen moeten houden zijn de grenzen die het
internationale recht stelt aan de Nederlandse bemoeienis met gevangenen.
Volgens dat recht berust de zorg voor de leefomstandigheden en het welzijn
van Nederlandse gedetineerden in het buitenland op het land waar zij
gevangen zitten. Dat moeten wij in Nederland ook: ons naar vermogen
inspannen om aan die basisvereisten zoals huisvesting, kleding, voeding en
medische zorg, voor alle gedetineerden, inclusief de buitenlandse, te
voldoen.
Maar recht is één ding, de praktijk is zoals u weet in veel landen nog vaak
een andere. Maar Nederland kan de zorg voor Nederlanders in buitenlandse
gevangenissen niet overnemen van staten die in gebreke blijven. Dat zou
botsen met de soevereiniteit van de staten, die we vóór alles moeten
respecteren. En, laten we eerlijk zijn, wij zouden het ook niet op prijs
stellen als een andere staat zich met het Nederlandse gedetineerdenbeleid en
ónze gedetineerdenbegeleiding zou gaan bemoeien.
Daarom denk ik ook dat het beter is om te spreken van
gedetineerdenbegeleiding in plaats van '-zorg'. Waar zorg iets veronderstelt
dat wij eigenlijk niet kunnen waarmaken, dekt het woord 'begeleiding' van
gedetineerden de lading van wat we willen en kunnen veel beter. Het past ook
beter bij de verschillende fases van detentie en sluit beter aan bij de
taken van het departement en bij de taken die de posten in het buitenland
hebben.
(enkele -extra- verlichtende maatregelen)
En daarmee kom ik weer terug op het thema van deze Ronde Tafel Conferentie:
gedetineerdenbegeleiding en de mogelijke verbetering daarvan in beleid en
uitvoering. Voordat ik het ga hebben over een aantal concrete maatregelen
wil ik u wijzen op de uitkomsten van een onderzoek waarin het Nederlandse
beleid is vergeleken met dat van een groot aantal andere landen wereldwijd.
De resultaten staan in een stuk dat u heeft ontvangen. Daarin valt op dat
Nederland relatief grote aandacht besteedt aan gedetineerdenbegeleiding in
vergelijking met andere landen. Een paar constateringen: hoge
bezoekfrequenties, financiële ondersteuning, inschakeling van
vertrouwensadvocaten. Maar daarnaast ook de inspanningen van Reclassering
Nederland en de geestelijke bijstand door een instelling als Epafras. Dus
hoewel het altijd beter kan, kan ons beleid nu al de toets der kritiek
doorstaan. Zeker in vergelijking met andere landen.
Desalniettemin heb ik besloten tot een aantal maatregelen op zowel juridisch
als humanitair terrein om de situatie voor gedetineerden en hun families
sterk te verlichten.
In bepaalde gevallen kunnen op kosten van het Ministerie
'vertrouwensadvocaten' worden ingeschakeld. Die kunnen een "second opinion"
geven als er gerede twijfel bestaat of de rechtszaak tegen een gedetineerde
volgens de regels van dat land verlopen is. De vertrouwensadvocaten spelen
daarmee een potentieel belangrijke rol. Gelet op wat in de voorbereidende
werkgroepen naar voren is gekomen, wil ik daarom onderzoeken of er
mogelijkheden zijn om de inzet van vertrouwensadvocaten uit te breiden.
Daarnaast krijgen gedetineerden in bijzonder schrijnende gevallen geld
beschikbaar gesteld voor ondersteuning, voor medicijnen en voor medische
hulp als die niet of onvoldoende verstrekt worden via de gevangenis-apotheek
of de gevangenis-arts. Ook kunnen consulaire medewerkers bij bezoeken aan
Nederlandse gedetineerden attenties meenemen. Daarnaast worden giften
verstrekt aan buiten Europa gedetineerde Nederlanders voor de aanschaf van
voeding of versnaperingen of voor andere noodzakelijke uitgaven. Voorwaarde
is wel dat de gedetineerde niet over geldmiddelen uit andere bronnen - zoals
familie of vrienden - kan beschikken. In de praktijk is gebleken is dat deze
regeling tot misverstanden aanleiding kan geven.
Ik heb daarom besloten dat aan alle Nederlandse gedetineerden in landen
buiten Europa maandelijks een gift van dertig Euro (zesenzestig gulden) zal
worden gedaan waarmee noodzakelijke uitgaven kunnen worden bekostigd. Een
dergelijke maatregel kost geld. Maar deze kosten wegen niet op tegen de
baten: een doorzichtiger beleid, meer zekerheid voor gedetineerden over wat
ze aan geldelijke steun van de Nederlandse regering mogen verwachten, en
uiteindelijk een gevangenisverblijf in betere omstandigheden.
Ook zal er vanaf 1 januari 2002 niet meer bij élke geldoverboeking door familie of vrienden via mijn ministerie naar gedetineerden een bedrag worden ingehouden voor bemiddelingskosten. Voortaan zal nog slechts éénmaal een bedrag van vijftig gulden (22,50 Euro) worden ingehouden en niet, zoals in het verleden, bij élke overboeking. Zo wordt voorkomen dat overboekingen van relatief kleine bedragen erg duur worden, een probleem waar veel familieleden en vrienden in het verleden mee te maken hadden. Dat neemt niet weg dat sommige kosten, zoals die voortvloeien uit de Wet op de Kanselarijrechten, ook in de toekomst niet vermeden zullen kunnen worden. Daarnaast zal ook de mogelijkheid van een extra geldlening net als in het verleden blijven bestaan voor iedere betrokkene die daaraan behoefte heeft.
(Bezoekfrequentie)
Op de 'bezoekfrequentie' wil ik hier wat nader ingaan. Het is moeilijk om
een algemene uitspraak te doen over het aantal bezoeken dat
ambassademedewerkers aan gedetineerden zouden moeten afleggen. Het aantal is
afhankelijk van verschillende factoren zoals de detentie-omstandigheden, de
reisafstand en de reistijd tussen post en gevangenis en zeker ook de
personele bezetting op de post. De bezoekmogelijkheden van familie en
vrienden kunnen ook hemelsbreed verschillen -soms letterlijk: van Breda naar
Antwerpen is toch anders dan van Breda naar Sao Paulo. Ook is gebleken dat
er bij gedetineerden zelf lang niet altijd behoefte bestaat aan een hoge
bezoekfrequentie. Zeker in de ons direct omringende landen, waar meer dan de
helft van alle Nederlandse gedetineerden in het buitenland zich bevindt, is
de noodzaak voor bezoeken van consulaire medewerkers veel kleiner.
Ik ben van mening dat het van groot belang is dat gedetineerden zo snel
mogelijk door een ambassademedewerker worden bezocht, als de ambassade
eenmaal van hun arrestatie heeft vernomen. Bovendien moeten bezoeken worden
afgelegd naargelang de noodzaak of behoefte daaraan bestaat. Waar mogelijk
zal in overleg met de gedetineerde een afspraak over de invulling van de
bezoekregeling moeten worden gemaakt. Niet alleen beleid kan dus beter, maar
ook de uitvoering ervan. Om het nut van bezoeken aan gedetineerden te
vergroten wil ik de medewerkers op de posten met gerichte trainingen meer
vertrouwd maken met specifieke aspecten van gedetineerdenbegeleiding, zoals
de situatie van vrouwen of van allochtone Nederlanders. Op dit moment wordt
al een aanzet daartoe gedaan.
(Slotwoord )
Er gebeurt al heel veel. Daarom wil ik hier vandaag ook de inzet prijzen van
al diegenen die bij het vaak moeilijke werk van de gedetineerdenbegeleiding
betrokken zijn: de honoraire consuls en hun medewerkers, de vrijwilligers,
organisaties als "Reclassering Nederland", "Relaties van Gedetineerden", de
stichting "Epafras" met het fraai uitgevoerde kwartaalblad, en anderen. Zij
hebben, net zoals natuurlijk familieleden zelf, de moeilijke taak op zich
genomen om gevangenen bij te staan. Uit het onderzoek dat ik zojuist noemde
blijkt dat Nederland bijna uniek is in deze brede inzet voor de
ondersteuning van onze gedetineerden in het buitenland. Dat is uw verdienste
en daarvoor wil ik hier mijn waardering en dank uitspreken.
Dames en heren, er zal vandaag nog het nodige worden gezegd over de gedetineerdenbegeleiding, over mogelijke verbeteringen en beperkingen. Uiteindelijk staat ons allen hetzelfde doel voor ogen: het ondersteunen van onze landgenoten in buitenlandse gevangenissen zodat zij hun detentie in zo goed mogelijke omstandigheden kunnen doorbrengen, zonder schade aan hun gezondheid. Door uw ervaringen vandaag uit te wisselen en uw inzichten te delen zullen we ons beleid ook in de toekomst optimaal kunnen maken en uitvoeren. Ik wens u een uitstekende conferentie toe.
===