Ministerie van Economische Zaken
Berichtnaam: Persbericht
Nummer: 134
Datum: 03-10-2001
FILM-CV
De leden van de Tweede Kamer Molenaar, Dijsselbloem en Hindriks (allen
PvdA) hebben aan de minister van Economische Zaken en de staatssecretaris
van Financien op 28 mei 2001 de volgende schriftelijke vragen gesteld.
1 Heeft U kennisgenomen van berichten 1) over de problemen in de
Nederlandse Filmindustrie? Hoe beoordeelt U deze berichten? In welke mate
of op welke wijze is er naar Uw inzicht een verband met de onzekerheid
over de goedkeuring door de Europese Unie van de overgangsmaatregelen met
betrekking tot de Film-CV?
2 Kunt u ons nader informeren over de indiening van een verzoek bij de
Europese Unie tot goedkeuring van de overgangsmaatregel voor de Film-CV?
Bestaan er knelpunten met betrekking tot het verkrijgen van goedkeuring?
Zo, ja welke? Welke stappen zijn er tot nu toe gezet? Welke stappen zijn
noodzakelijk en op welke termijn verwacht u dat deze afgerond kunnen
worden? Bent u nog optimistisch 2) over de contacten met Brussel?
3 Deelt u de mening dat langer durende onzekerheid rond het verkrijgen
van goedkeuring voor de overgangsmaatregelen kan leiden tot toename van de
problemen van de filmindustrie? Bent u bereid hangende deze procedure
nieuwe film- CV's in het jaar 2001 goed te keuren? Zo ja, onder welke
voorwaarden? Zo nee, waarom niet?
4 Geeft de mogelijke datum van beantwoording dan nog mogelijkheden voor
filmproductieactiviteiten dit jaar?
5 Wanneer kan de toegezegde alternatieve stimuleringsmaatregel voor de
Nederlandse speelfilm tegemoet worden gezien?
6 Bent u bekend met het feit dat op basis van vastgesteld beleid een
regeling voor 5 jaar zou gelden en er door o.a. producenten en facilitaire
bedrijven aanzienlijke investeringen zijn gedaan? Hoe ziet u de
continuiteit voor deze bedrijven?
7 Vindt er overleg plaats tussen U en de sector over vertraging c.q.
totstandkoming van mogelijke alternatieven? Zo nee, bent u bereid om met
spoed dit overleg aan te gaan?
---
1) Onder andere De Volkskrant, 3 mei 2001 "De acht oorzaken van het
filmfiasco".
2) Kamerstuk 25 434, nr. 4, p. 7 'De minister is niet pessimistisch over
de contacten met Brussel'.
De Minister van Economische Zaken, A. Jorritsma-Lebbink, heeft mede namens
de Staatssecretaris van Financien deze vragen als volgt beantwoord.
1 Ja, wij nemen deze berichten serieus. Uiteraard heeft hierbij een rol
gespeeld dat destijds onzekerheid bestond omtrent de goedkeuring door de
Europese Commissie inzake de overgangsmaatregel met betrekking tot de
film-CV.
2 Zoals wij in onze brief van 11 juni jl. aan de Tweede Kamer (Kamerstuk
25 434 nr. 5) hebben aangegeven, is de overgangsmaatregel eind 2000 aan de
Europese Commissie gemeld. Vervolgens heeft de Commissie gereageerd met
een aanvullende vraag. Het ging daarbij om de vraag of het (cumulatieve)
effect van de steunmaatregelen voor filmproducenten onder de 50% blijft.
Het antwoord op deze vraag was niet eenvoudig omdat het in dit geval gaat
om maatregelen waarvan het effect gericht is op investeerders in
filmprojecten terwijl het effect voor filmproducenten daarvan een
afgeleide is. Het schriftelijk antwoord van 29 mei is door een ambtelijke
delegatie op 8 juni 2001 mondeling bij vertegenwoordigers van de Commissie
toegelicht.
Uiteindelijk is bij brief van 23 juli 2001 de goedkeuring ontvangen.
Het koninklijk besluit waarmee de overgangsmaatregelen van kracht worden,
is inmiddels gepubliceerd in het Staatsblad nr. 371 d.d. 16 augustus
2001. Overigens is in het bewindsliedenoverleg met de filmsector begin
juli de sector al geinformeerd over de aanstaande goedkeuring van de
Europese Commissie.
3 en 4 Gelet op het feit dat de overgangsmaatregel inmiddels van kracht
is geworden, is van genoemde onzekerheid niet langer sprake. Naar onze
mening zijn er dan ook zeker mogelijkheden voor filmproductieactiviteiten
dit jaar.
5 In de eerdergenoemde brief zijn de contouren van de toegezegde
alternatieve stimuleringsmaatregel voor de Nederlandse filmindustrie
geschetst. Daarbij is al redelijk concreet ingegaan op de fiscale
maatregel, te weten een filminvesteringsaftrek met een aangepaste
desinvesteringsbijtelling. Deze fiscale maatregel is opgenomen in een
onderdeel van het Belastingplan 2002. Wij verwachten dat dit wetsvoorstel
begin oktober aan uw Kamer zal worden gezonden. Voorts is in die brief een
aanvullende maatregel in de vorm van publiek-private samenwerking
aangekondigd. Over de nadere uitwerking van de maatregelen vindt nog
overleg met vertegenwoordigers van de filmsector plaats.
6 Ja, wij zijn hiervan op de hoogte. Zoals wij in onze brief hebben
aangegeven, zouden de maatregelen die 5 jaar van kracht zouden blijven, na
2 jaar worden geevalueerd. De evaluatie in samenhang met het gewijzigde
fiscale stelsel leiden tot het aangekondigde voornemen van de alternatieve
stimuleringsmaatregel. Daarmee wordt mede beoogd een oplossing voor de
continuiteitsproblematiek te bieden.
7 Op 11 juli 2001 heb ik tezamen met de Staatssecretarissen van Financien
en OCW vertegenwoordigers van de sector persoonlijk geinformeerd over onze
voornemens, zoals verwoord in eerder genoemde brief. Tijdens dit gesprek
is toegezegd dat de sector betrokken zou worden bij de verdere uitwerking.
Hieraan is en wordt invulling gegeven.