3 oktober 2001
STICHTING VAN DE ARBEID DOET AANBEVELING OVER REGELING / AFBAKENING
VAN ARBEIDSVOORWAARDEN VAN UITZENDWERKNEMERS
Werkgevers en werknemers in de Stichting van de Arbeid hebben
overeenstemming bereikt over een aanbeveling aan CAO-partijen wat
betreft een adequate afbakening met betrekking tot de regeling van de
arbeidsvoorwaarden van uitzendwerknemers in enerzijds uitzend-CAO's en
anderzijds bedrijfstak-CAO's die ook bepalingen bevatten over
uitzendarbeid (inleen-CAO's)
Sinds de totstandkoming van het Stichtingsakkoord `Flexibiliteit en
Zekerheid' in april 1996 en de vastlegging van de daarin gedane
aanbevelingen in wetgeving, zijn in een toenemend aantal
bedrijfstak-CAO's bepalingen met betrekking tot uitzendarbeid
opgenomen maar heeft zich tegelijkertijd een aantal knelpunten
gemanifesteerd in de praktijk van het CAO-overleg, die ook tot
problemen bij algemeen verbindend verklaring hebben geleid.
Het betreft met name de kwesties:
1. hoe de autonomie van partijen bij zogeheten inleen-CAO's om
regelingen te treffen ten aanzien van de inzet en de
arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten zich verhoudt tot de autonomie
van partijen bij de uitzend-CAO's om de arbeidsvoorwaarden van
uitzendkrachten te regelen en
2. of en zo ja, op welke wijze gespecialiseerde uitzend- en
detacheringsonder-nemingen die voornamelijk uitzenden/detacheren in
een bepaalde bedrijfstak onder de werkingssfeer van de CAO voor die
bedrijfstak kunnen worden gebracht indien de desbetreffende
CAO-partijen dat wenselijk achten en hoe een en ander zich verhoudt
tot de werkingssfeer van uitzend-CAO's.
De Stichting heeft in dit verband vastgesteld dat, in een situatie
waarin de uitzendbranche in toenemende mate een eigen
verantwoordelijkheid voor volwaardige arbeidsvoorwaardenvorming op
zich neemt, het noodzakelijk is tot een evenwichtige afbakening te
komen tussen enerzijds de bevoegdheid van CAO-partijen bij
bedrijfstak- en ondernemings-CAO's (inleen-CAO's) om in het belang van
de goede economische en sociale verhoudingen binnen de bedrijfstak of
onderneming ordenend op te treden ten aanzien van uitzendarbeid, en
anderzijds de autonomie van partijen bij de uitzend-CAO(`s) om de
arbeidsvoorwaarden binnen de eigen sector te regelen.
De Stichting heeft haar aanbevelingen daarover nu neergelegd in een nota: `Arbeidsvoorwaarden van uitzendwerknemers: de verhouding tussen uitzend-CAO's en CAO's van inlenende ondernemingen'.
Uitgangspunt bij deze aanbevelingen is nadrukkelijk dat partijen bij
collectieve arbeidsovereenkomsten in bedrijfstakken en ondernemingen
hun autonomie behouden, d.w.z. zelf beslissen om in de CAO's waarvoor
zij verantwoordelijkheid dragen, al dan niet bepalingen terzake
uitzendarbeid / uitzendwerknemers op te nemen.
Het gaat er om dat, indien en voorzover partijen bij CAO's het
wenselijk achten om in de eigen CAO's dergelijke bepalingen op te
nemen, zij verzocht worden om daarbij de aanbevelingen van de
Stichting van de Arbeid te volgen resp. daarmee zo veel mogelijk
rekening te houden.
Kort samengevat gaat het om de volgende aanbevelingen:
1. indien partijen bij inleen-CAO's regelingen willen treffen met
betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van uitzendwerknemers dienen zij
zich bij voorkeur te beperken tot regelingen op het terrein van de
primaire beloning, bedrijfstakfondsen en zogenaamde `ordenende
regelingen', dat wil zeggen regelingen die van belang zijn om gezonde
economische en sociale verhoudingen in de eigen sector te waarborgen.
De regeling van alle overige primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden
zou bij voorkeur moeten worden overgelaten aan de uitzend-CAO's.
Bovendien, waar het gaat om de primaire beloning, zou bij voorkeur een
wachttijd in acht genomen moeten worden, die ertoe leidt dat in de
eerste drie maanden van een uitzendrelatie in ieder geval de lonen van
de uitzend-CAO van toepassing zijn. Voor vakkrachten kan hierop een
uitzondering worden gemaakt.
2. indien partijen bij inleen-CAO's uitzendbureaus die voornamelijk
uitzenden in hun sector als `werkgever in de sector' onder hun CAO
willen brengen (met als gevolg dat de volledige bedrijfstak-CAO op die
uitzendwerkgevers van toepassing is) dienen zij bij voorkeur een
zodanige werkingssfeeromschrijving te kiezen, dat geen overlap met de
uitzend-CAO ontstaat. Dit kan door uitzendwerkgevers die voldoen aan
een aantal door de Stichting benoemde kriteria (o.a.: het zijn
uitzendbureaus die voor 100 % van hun bedrijfsactiviteiten aan
uitzenden doen, en die bovendien in betekenende mate - dwz tenminste
25 % - uitzenden naar één of meer andere bedrijfstakken) uit te
zonderen van de werkingssfeer van de bedrijfstak-CAO. Deze uitzenders
blijven dan onder een uitzend-CAO vallen.
De Stichting is van oordeel dat op basis van deze aanbevelingen een
adequate afbakening en regulering kan plaats vinden van CAO-regelingen
die van toepassing zijn op uitzendwerknemers en uitzendondernemingen.
De aanbevelingen laten ook de nodige ruimte aan decentrale partijen om
tot een nadere invulling te komen.
Met deze aanbevelingen kunnen problemen bij algemeen verbindend
verklaring worden voorkómen danwel soepel worden opgelost.
De volledige tekst van de desbetreffende nota is te vinden op de
website van de Stichting: www.stvda.nl
.
---