Partij van de Arbeid

Den Haag, 2 oktober 2001

BIJDRAGE VAN WILLIE SWILDENS-ROZENDAAL (PvdA) AAN HET PLENAIRE DEBAT OVER DE EMBRYOWET

We behandelen vandaag de Embryowet.

De citeertitel geeft het debat een zekere 'lading': één op rij van de hier aan de orde zijnde onderwerpen met een hoog ethisch gehalte, debatten zoals we die de afgelopen tijd in ongeveer gelijke samenstelling van woordvoerders, met elkaar hebben gevoerd. Iedere keer is het verleidelijk breed stil te staan bij de moeilijke afweging van de in het geding zijnde waarden en belangen. Terecht, als wetgever hebben we daarin een zware verantwoordelijkheid. Wij verwachten die transparantie van het kabinet (onze medewetgever); wijzelf zijn niet anders verplicht, ook naar de samenleving.

Het kabinet heeft tijdens de schriftelijke behandeling van het voorstel inzichtelijk gemaakt op welke wijze het die afweging heeft gemaakt. Kort weergegeven: uitgangspunt is de beschermwaardigheid van het menselijk leven
- het respect dat het menselijk leven verdient, ook in zijn prille beginstadium; daar tegenover - of liever gezegd: in het verlengde van dat respect voor het menselijk leven - de kwaliteit van dat leven, de mogelijkheden voor verbetering van gezondheid en welzijn van mensen en het perspectief op die mogelijke verbeteringen aan de andere kant.

Dat het kabinet bij die afweging in belangrijke mate rekening heeft willen houden met het 'maatschappelijke draagvlak' is een goede zaak en terecht heeft men zich niet alleen naar binnen gekeerd, maar is er ook oog voor de internationale context; de ontwikkelingen in de wereld buiten ons land.

Mijn fractie heeft een dergelijke benadering: openheid/transparantie rond het afwegingsproces in het Kabinet op prijs gesteld. Een en ander verdient ook voor de toekomst navolging, m.n. het inzichtelijk maken van de wijze waarop met reacties uit de samenleving is/wordt omgegaan. De uitgesproken intentie de maatschappelijke discussie gaande te houden; belangrijk, zeker bij onderwerpen als het onderhavige. Met de Raad van State meent mijn fractie dat het - uiteraard - de verantwoordelijkheid van de wetgever is de eindafweging te maken; daarover geen misverstand.

Ook de behandeling van deze wet, de vraag of en zo ja, op welke wijze wij instrumenteel met embryo's mogen omgaan is te plaatsen tegen de veel ruimere achtergrond van het vraagstuk van de medische ethiek, de vraag: in wat voor samenleving willen wij leven, voor welke samenleving willen wij als medewetgever (als politiek) verantwoording nemen; wat lopen we met het doorvoeren van geavanceerde medische technologieën in de gezondheidszorg, hoe belangrijk ook, voor risico's van evt. uitsluiting, discriminatie of zelfs stigmatisering - de overbekende vragen in deze discussies - . Voor mijn fractie spelen bovendien een rol: vragen als rechtvaardige verdeling, het ongewild niet kunnen meedelen in de nieuwe verworvenheden etc.

Het is verleidelijk daarbij uitgebreid stil te staan. Ik zal dat niet doen.

(praktische overweging) geen poot om op te staan (letterlijk).

(Meer principiële argumenten): voor bespreken van het ethische kader waarbinnen genoemde afweging moet plaatsvinden - ook die rond het vraagstuk van het gebruik van embryo's - leent zich natuurlijk bij uitstek het moment dat wij ons in een intensief en langdurig debat met de regering begeven rond het vraagstuk van de humane genetica, genetics en wel geplaatst in het integrale kader van biotechnologische ontwikkelingen in het algemeen, waarbinnen medische technologische ontwikkelingen natuurlijk een belangrijk aandeel vormen. Niet dat wij ons er vandaag vanaf zouden willen maken, integendeel.

Het wetsvoorstel - de afhandeling - is belangrijk. Mijn fractie is blij dat de eindbehandeling van de onderhavige materie - waarover opeenvolgende kabinetten en Kamer al jarenlang spreken, en het bovendien (sprekend voor mijn eigen fractie) inhoudelijk in grote lijnen ook wel eens waren, nu eindelijk plaatsvindt.

Op de vertraging, veroorzaakt door (steeds opnieuw) nieuwe inzichten rond de beste systematiek van de regelgeving, ga ik niet meer in.

Afhandeling van het wetsvoorstel is belangrijk, niet alleen omdat de inhoud, de materie belangrijk genoeg is om bij formele wet te zijn geregeld.

Het wetsvoorstel stelt grenzen aan het gebruik van geslachtscellen en embryo's, grenzen die zonder nadere regeling slechts op basis van vrijwillig overeengekomen moratoria zouden kunnen worden gerespecteerd. Zo wordt een aantal handelingen totaal verboden, terwijl t.a.v. ander gebruik dan t.b.v. de eigen zwangerschap de doeleinden worden beperkt en aan het gebruik voor die doeleinden voorwaarden worden gesteld.

Terwijl voor alle vormen van ter beschikkingstelling van geslachtscellen en embryo's de voorwaarde wordt gesteld dat deze plaatsvindt op basis van informed consent en om niet, zijn de voorwaarden die aan het gebruik worden gesteld in toenemende mate strikter, afhankelijk van de vraag of er sprake is van geslachtscellen, zgn. restembryo's, resp. speciaal tot stand gebrachte embryo's.

De doeleinden waarvoor geslachtscellen kunnen worden afgestaan zijn ruimer dan die waarvoor bij IVF-behandeling overblijvende embryo's mogen worden gebruikt; voor het gebruik van speciaal tot stand gebrachte embryo's zijn de doeleinden aanzienlijk beperkter dan bij restembryo's.

Het wetsvoorstel bevat weliswaar een verbod op het speciaal tot stand brengen van embyro's voor andere doeleinden dan het tot stand brengen van een zwangerschap, maar biedt tevens de mogelijkheid dit verbod te vervangen door een regeling onder strikte voorwaarden. Door het nu reeds in de wet opnemen van bepalingen terzake denken de bewindslieden te kunnen voorkomen dat deze op het moment dat het verbod zou kunnen worden opgeheven alsnog zouden moeten worden vastgesteld, waarbij het niet ondenkbaar is dat de normen dan, gezien de internationale ontwikkelingen op dit gebied, mede bepaald zouden kunnen worden door deze ontwikkelingen.

Belangrijk dus om - waar ook internationaal ontwikkelingen gaande zijn - de zaak formeel geregeld te hebben, zodat wij zelf onze normen stellen en daartoe niet a.h.w. worden gedwongen. (voorbehoud bij VRMB). Daarvoor moet bij ratificatie dan wel de Embryowet in werking zijn getreden.

Ook dat is een reden om tot spoedige afhandeling te komen. Om een voorbehoud mogelijk te maken, ja, vooropgesteld uiteraard dat met het wetsvoorstel kan worden ingestemd.

Dat kan mijn fractie in belangrijke mate, zeker nu tijdens de schriftelijke behandeling aan een aantal van onze bezwaren is tegemoetgekomen bij Nota van wijziging (toestemming bij verdere donatie embryo door wensouders mede door degenen die geslachtscellen beschikbaar hadden gesteld, jaarlijkse rapportage CCMO's, blijvend verbod wijziging genetische modificeren van de kern van menselijke kiembaancellen) en zeker na het geven van verduidelijkingen.

Reeds globaal ingegaan op de systematiek.

Verboden handelingen:


* dier/mens combinaties

* reproductief kloneren

* geen handelingen gericht op geslachtskeus, anders dan op medische gronden:

Mijn fractie kan ermee instemmen.

Aantal handeling met geslachtscellen en embryo's die wel zijn toegestaan: nader geregeld.

Belangrijk onderwerp in het w.o.: zeggenschap over geslachtscellen en embryo's (donatie t.b.v. wensouders, restembryo's voor eigen behandeling). Van het grootste belang is dat die zeggenschap goed is geregeld (is dat nu).

Toestemming m.b.t. die handelingen (w.o. onderzoek) op basis van informed consent. Zoals in alle wetgeving het geval is op snijpunt medische professionaliteit/integriteit lichaam, persoonlijke levenssfeer/zelfbeschikkingsrecht.

Bescherming van degene die toestemming moet verlenen strikter geregeld, naarmate de handeling hem/haar minder ten goede komt.

Regeling m.b.t. de zeggenschap leidt tot tevredenheid; op één puntje na: onderzoek bij foetus t.b.v. ongeboren kind én a.s. moeder. Niet op voorhand overtuigd dat de eis van meerderjarigheid hier op zijn plaats is. Ook a.s. moeder van 17 jaar moet wel degelijk toestemming kunnen geven voor onderzoek t.b.v. haar ongeboren kind. We moeten voorkómen dat bijv. conflicten daarover ontstaan tussen haarzelf (en haar partner, niet zijnde de echtgenoot) en haar wettelijke vertegenwoordiger (art. 21).

Vraag: reactie bewindslieden.

Zeggenschap is een belangrijk onderdeel van het voorliggend wetsvoorstel.

Zeggenschap t.a.v. de geslachtscellen en embryo's, in de eerste plaats embryo's die overblijven na een al dan niet succesvolle IVF-behandeling.

Reeds een groot aantal jaren is de IVF-behandeling een geaccepteerde moderne voorplantingstechniek, die wordt toegepast bij mensen met een onvervulde kinderwens. Voorwaarden m.b.t. kwaliteit en organisatie wordt geregeld middels het Planningsbesluit IVF. IVF is voor de vrouw een zeer belastende - en niet geheel van risico's ontblote - behandeling: middels hormoonstimulatie moeten meerdere eicellen tot rijping worden gebracht en vervolgens worden "geoogst".

De bevruchting van de eicelen vindt in vitro plaats (of middels directe injectie, ook buiten het lichaam). Van de aldus tot stand gebrachte embryo's worden er per behandelcyclus 2 bij de vrouw teruggeplaatst. De niet gebruikte embryo's worden - ingevroren bewaard voor een volgende behandelcyclus of voor een volgende zwangerschap (Het slagingspercentage van zo'n behandeling is plus minus 20 - 25%). Dat neemt niet weg dat er vrijwel altijd embryo's overblijven, omdat - i.v.m. de belastende behandeling - per eicelwinning alle eicellen worden bevrucht, de behandeling - gezien slagingspercentage - herhaald moet worden, niet alle ontstane embryo's kwalitatief gezien geschikt zijn voor implantatie bij de vrouw, dan wel het gezin voltooid is.

De restembryo's worden vernietigd, tenzij de ouders hen doneren t.b.v. het tot stand brengen van een zwangerschap van een wensouderpaar.

Omdat onderzoek op het gebied van onvruchtbaarheid, voortplantingstechnieken, erfelijke aandoeningen, maar ook t.b.v. medisch onderzoek en -onderwijs met embryo's dringend noodzakelijk is, hebben opeenvolgende kabinetten het voornemen uitgesproken e.e.a. bij de wet te regelen; Hirsch Balling en Hans Simons hebben dit onderwerp uit de Wet Medisch Wetenschappelijk Onderzoek met Mensen gelicht met de bedoeling dit apart te regelen. Sorgdrager en Borst hebben de vorm van wetgeving van hun voorgangers gewijzigd i.v.m. de systematiek: zeggenschap en kwaliteit (oorspronkelijk aparte voorstellen) worden gezien de samenhang weer samengevoegd. Inmiddels heeft de Gezondheidsraad 3 deelrapporten over IVF, noodzaak van onderzoek met embryo's uitgebracht.

Duidelijk is dat onderzoek met embryo's belangrijk is t.b.v. het terrein van onvruchtbaarheidsbehandeling en voortplantingstechnieken, t.b.v. medisch onderzoek en -onderwijs in ruimere zin.

Het werd tijd regels te stellen m.b.t. doeleinden en voorwaarden waaronder onderzoek met van IVF overblijvende embryo's, zijnde restembro's kan plaatsvinden.

Kort gezegd, voor wetenschappelijk onderzoek dat is gericht op nieuwe inzichten in de medische wetenschap.

Embryo's die ook kunnen worden gebruikt voor het in kweek brengen van embryonale stamcellen voor geneeskundige doeleinden, medisch- en biologisch
- wetenschappelijke onderzoek en medisch- en biologisch - wetenschappelijk onderwijs

Onderzoek, waarbij immer het subsidiariteitprincipe dient te worden gehanteerd.

Altijd moet bezien worden of er geen alternatieven zijn. De CCMO heeft een belangrijke, toetsende rol. Mijn fractie acht het belangrijk dat de rapportage van de CCMO jaarlijks plaatsvindt, zowel aan Kabinet als (via minister) aan Kamer; zodat ontwikkelingen ook kunnen worden besproken.

Ook ontwikkelingen t.a.v. alternatief onderzoek. Interessant in dit verband is de adviesaanvraag aan de Gezondheidsraad:

(stand van wetenschap over gebruik van hemotopoietische stamcellen voor onderzoek, diagnostiek en therapie en de bronnen daarvoor (beenmerg, perifeer bloed, navelstrengbloed).

Dat brengt mij op de vraag of t.b.v. onderzoek embryo's speciaal tot stand zouden moeten/mogen worden gebracht.

Voor onderzoek met speciaal tot stand gebracht embryo's wordt een regeling voorgesteld die kan ingaan na een periode van 3 a 5 jaar.

Het speciaal tot stand brengen van embryo's is van belang om de volgende redenen:


* Bij transplantatie spelen de bekende afstotingsverschijnselen. Wordt echter de celkern van een eicel vervangen door een celkern van een patiënt, waardoor de facto een embryo ontstaat waaruit stamcellen worden ontwikkeld t.b.v. transplantatie, dan zullen de organen/weefsel/cellen die daaruit bij de patiënt worden getransplanteerd hier niet worden afgestoten. Bij deze zgn. celkerntransplantatie (van patiënt naar eicel) is weliswaar geen sprake van bevruchting van de eicel, dat neemt niet weg dat op deze wijze een embryo ontstaat. Men spreekt hier van therapeutisch kloneren.

Naast deze wijze van het speciaal tot stand brengen van embryo's voor onderzoek is ook het op "normale" wijze via IVF tot stand brengen van embro's voor onderzoek belangrijk.

Het middels hormoonstimulatie kunnen verkrijgen van voldoende (in de vrouw zelf dus) gerijpte eicellen is voor de vrouw belastend en niet zonder risico's. Onderzoek is erop gericht onrijpe eicellen (die met minder problemen beschikbaar kunnen komen) in vitro te laten rijpen (in vitro maturatie) en vervolgens in te vriezen (cryopreservatie); dat laatste is problematisch op dit moment. Zou dit proces slagen, dan is dat niet alleen voor de vrouw winst, ook behoeven dan niet alle eicellen onmiddellijk te worden bevrucht, hetgeen het aantal restembryo's kan terugbrengen (die immers voor dát paar waren ontwikkeld). Onderzoek houdt dan wel in dat men resultaten moet kunnen beoordelen middels IVF.

De Gezondheidsraad waarschuwt er ernstig voor eicellen, door in vitro maturatie verkregen en ingevroren, direct klinisch toe te passen, maar daartoe eerst gedegen onderzoek te doen op de daarmee tot stand gebrachte embryo's. De Raad geeft aan dat in het verleden de noodzakelijke tussenstappen zijn overgeslagen bij een aantal ontwikkelingen hetgeen niet voor herhaling vastbaar is.

In het wetsvoorstel wordt het speciaal tot stand brengen van embryo's dus vooralsnog verboden, maar in het voorstel is wel reeds een aantal strikte voorwaarden (t.a.v. toestemming, onderzoeksdoeleinden, toetsing) opgenomen waaronder totstandkoming en onderzoek mogen plaatsvinden. Dit met het oog op het later kunnen opheffen van het absolute verbod.

Gedacht wordt aan een periode van 3 tot 5 jaar. De Kamer dient zich daarover op dat moment expliciet uit te spreken. Gekozen is voor een verbod op dit moment, omdat de maatschappelijke discussie nog niet zou zijn uitgekristalliseerd.

De PvdA-fractie onderschrijft het uitgangspunt dat embryo's, als potentieel menselijk leven, een eigen waarde hebben, als zodanig beschermwaardig zijn en met respect dienen te worden behandeld.

Of zij zich echter daadwerkelijk tot een mens zullen ontwikkelen hangt af van externe omstandigheden; de kans daarop wordt groter naarmate zij zich verder kunnen ontwikkelen. Het is dan ook om die reden dat nationaal en internationaal het principe van toenemende beschermwaardigheid van de embryo (en foetus) wordt erkend; met uitzonderling van diegenen die van oordeel zijn dat reeds bij het ontstaan van de (pre-) embryo sprake is van absolute beschermwaardigheid, een standpunt dat uiteraard dient te worden gerespecteerd. In nationale wetgeving is het principe van de relatieve, toenemende beschermwaardigheid tot uitdrukking gebracht. Ook in het voorliggend wetsvoorstel is het verbod opgenomen een embryo zich buiten het menselijk lichaam langer dan 14 dagen te laten ontwikkelen. In het voorstel wordt onderscheid gemaakt tussen embryo's die na een IVF-behandeling overblijven en speciaal voor wetenschappelijk onderzoek tot stand gebrachte embryo's; voor beide geldt een onderzoeksperiode van hooguit 14 dagen. Toch zijn doeleinden voor gebruik t.a.v. eerstgenoemde ruimer en de daaraan verbonden voorwaarden minder strikt vergeleken met laatstgenoemde. Het subsidiariteitsbeginsel is echter t.a.v. beide soorten embryo's van toepassing (het onderzoek kan niet anders dan met gebruik van embryo's worden uitgevoerd).

De status van beide categorieën embryo's is naar de mening van de PvdA-fractie bij het tot stand brengen dezelfde, n.l. potentieel menselijk leven; de kans echter dat t.b.v. een IVF-behandeling tot stand gebrachte embryo's zich daadwerkelijk zullen ontwikkelen tot menselijk leven in de zin van een mens is weliswaar niet maximaal (niet alle zijn geschikt om bij de vrouw te worden geïmplanteerd, niet alle ingevroren embryo's overleven dit proces, na eindbehandeling blijven restembyo's over) maar t.o.v. speciaal voor onderzoek tot stand gebrachte embryo's, waarvan geen enkele zich tot menselijk leven zal ontwikkelen, uiteraard groter. Voor zover restembryo's niet middels donatie opnieuw worden gebruikt om een zwangerschap tot stand te brengen is hun status, n.l. niet meer de potentie hebben om zich tot menselijk leven te ontwikkelen, dezelfde. Gezien het daarmee ontbreken van een toenemende beschermwaardigheid zou het voor de hand liggen aan embryo's met een zelfde status ook dezelfde toepassingsmogelijkheden te bieden. Hoewel bij de motivering van de bewindslieden om daarin toch onderscheid te maken, n.l. dat de intentie waarmee de onderscheiden soorten embryo's tot stand zijn gebracht een andere is, wel de kanttekening valt te plaatsen dat men weet dat bij IVF-behandeling een substantieel aantal embryo's zich nooit tot menselijk leven zal ontwikkelen, hebben we voor die argumentatie begrip getoond.

Zelfs al weet men niet tevoren hoeveel en welke embryo's uiteindelijk verloren zullen gaan bij een IVF-behandeling, de intentie is het tot stand brengen van een zwangerschap.

Het willens en wetens tot stand brengen van embryo's waarvan men van tevoren weet dat deze nooit tot een zwangerschap zullen leiden beschouwen de bewindslieden als een grotere inbreuk op het respect dat een embryo verdient dan de inbreuk op dat respect die met het gebruik van restembryo's gepaard gaat.

Zoals gezegd hebben we begrip voor het standpunt van de bewindslieden getoond. Tegen het gebruik van restembryo's die toch teloor zouden gaan kan anders worden aangekeken dan tegen het speciaal voor onderzoek tot stand brengen van embryo's, maar wij onderkennen daarbij dat deze mening tevens in hoge mate gevoelsmatig tot stand is gekomen. Gevoel en intuïtie als uiting van moreel besef zijn naar ons oordeel overigens geen slechte leidraad, zeker niet bij een precaire problematiek als de onderhavige. Ons inziens is het geringe draagvlak in de samenleving, dat blijkens de reacties o.a. in de media op het voorstel ook weer niet zó gering is als de bewindslieden doen voorkomen, de weerspiegeling van een zelfde gevoel van onbehagen m.b.t. "instrumenteel" gebruik van daarvoor speciaal tot stand gebrachte embryo's. Een onbehagen dat, zoals de bewindslieden overigens verwachten, kan omslaan indien men in toenemende mate zal worden geconfronteerd met de mogelijkheden t.a.v. de individuele gezondheidszorg, m.n. de verbetering van de voortplantingstechnieken en onvruchtbaarheidbehandeling, het voorkómen van ernstige erfelijke aandoeningen en mogelijkheden voor de transplantatiegeneeskunde. Dan zal men geen behoefte hebben aan een verbod.

Voor de door het kabinet gekozen weg, het vooralsnog opnemen van een verbod op het speciaal tot stand brengen van embryo's voor andere doeleinden dan het tot stand brengen van een zwangerschap en de mogelijkheid dit verbod op termijn te vervangen door een regeling onder strikte voorwaarden, valt iets te zeggen.

Daarmee maakt Nederland zich echter wel afhankelijk van onderzoeksresultaten elders in de wereld en kan (perspectiefvol) onderzoek in ons land niet plaatsvinden.

Mijn fractie vindt het van groot belang dat mogelijkheden de IVF-behandeling voor de vrouw minder belastend te maken worden onderzocht. Hormoonstimulatie kan worden verfijnd, maar belangrijk is ook dat onderzoek kan plaatsvinden naar cryo preservatie (invriezen van eicellen) en het in vitro laten rijpen van in een onrijp stadium geoogste eicellen; het aantal restembryo's kan worden teruggedrongen. Ook het CDA heeft in de het verslag op het belang daarvan gewezen (blz. 38). Ik vond dat de minister nogal lauwtjes reageerde (blz. 50, antwoord) door te stellen dat niet bekend was of er animo bestond voor dergelijk onderzoek.

Vraag: vindt m.n. de minister van VWS dat dergelijk onderzoek, gericht op o.a. het terugdringen van hormoonstimulatie bij vrouwen, waardevol kan zijn.

Om de effecten van IVM en cryo preservatie te "meten" maar m.n. omdat klinische toepassing direct altijd te veel risico's met zich meebrengt indien niet voldoende vooraf is getest - ook de Gezondheidsraad wijst op dit risico - zal onderzoek moeten plaatsvinden dat de facto inhoudt: het tot stand brengen van embryo's t.b.v. dat onderzoek.

Waarom vooralsnog een verbod?

Wat betreft het zgn. therapeutisch kloneren (toekomstmuziek, in de prilste kinderschoenen staand) is het denkbaar dat in ons land (nog) geen aanstalte wordt gemaakt om dat onderzoek te doen. De vraag is of het middels celkerntransplantatie tot stand brengen van embryo's t.b.v. onderzoek nu bij wet moet worden verboden, temeer omdat het kabinet er al vanuit gaat dat dit verbod na 3 à 5 jaar wordt opgeheven. Is een verbod dan opportuun?