Banengroei stabiel in het tweede kwartaal
In het tweede kwartaal van 2001 is de werkgelegenheidsgroei van de afgelopen jaren onverminderd doorgegaan. Dit blijkt uit de nieuwste werkgelegenheidscijfers van het CBS. Het aantal banen van werknemers is 193 duizend hoger dan in het tweede kwartaal van 2000. Dit komt voor het vijfde achtereenvolgende kwartaal neer op een stijging van 2,7%. De banengroei is het grootst in de zorgsector. Van de totale banengroei in Nederland nemen vrouwen tweederde voor hun rekening. De loonstijging versnelt in het tweede kwartaal.
Grootste groei bij de zorg
Koploper bij de banengroei is de zorg en overige (quartaire) dienstverlening. In een jaar tijd kwamen daar 56 duizend banen bij. Dit is een toename van 4,4%. Deze bedrijfstak realiseert hiermee bijna eenderde van de totale werkgelegenheidsgroei. Ook bij de overheid versnelt de banengroei, van 1,6% in 2000 naar 2,7% in het tweede kwartaal van 2001.
Stijging bij de commerciële dienstverlening vlakt af In vrijwel alle andere bedrijfstakken vlakt de werkgelegenheidsgroei iets af. In de commerciële dienstverlening, jarenlang de snelste groeier met in 2000 nog 3,7%, is de groei teruggelopen tot 2,9%. De commerciële dienstverlening bestaat uit de bedrijfstakken handel en horeca, vervoer en communicatie plus financiële en zakelijke dienstverlening. Bijna de helft van het totaal aantal banen in Nederland zit inmiddels in de commerciële dienstverlening. Ook in de industrie en de bouw loopt de stijging iets terug. Voor alle bedrijfstakken tezamen is de groei in het tweede kwartaal met 2,7% gelijk aan die van het eerste kwartaal en aan het gemiddelde van 2000. Dit is iets lager dan de groeicijfers in de jaren 1997 tot en met 1999.
Vrouwen zorgen voor tweederde van de banengroei
Sinds jaren stijgt het aantal banen van vrouwen harder dan dat van mannen. Ook in het tweede kwartaal van 2001 is dit het geval.
Vergeleken met een jaar eerder neemt het aantal banen van vrouwen met 128 duizend toe. De toename bij mannen bedraagt 66 duizend. Van het totaal aantal banen wordt nu 44% vervuld door vrouwen. Omgerekend in voltijdbanen (=arbeidsjaren), is het verschil in werkgelegenheidsgroei tussen vrouwen en mannen kleiner, omdat vrouwen veel vaker in deeltijd werken dan mannen. Het aantal arbeidsjaren van vrouwen neemt met 85 duizend toe en dat van mannen met 58 duizend.
Loonstijging versnelt
De loonkosten per arbeidsjaar stijgen in het tweede kwartaal met 4,9% ten opzichte van een jaar eerder. Dit is een bescheiden versnelling vergeleken met de 4,6% in het eerste kwartaal en gemiddeld in 2000. De toename van de loonkosten per arbeidsjaar is met 7,3% het hoogst in de financiële en zakelijke dienstverlening. Bij de industrie en de overheid is de loonstijging met 4,0% het laagst.
Voor de lonen exclusief sociale lasten van werkgevers is de versnelling in 2001 duidelijk groter. Het loon per arbeidsjaar neemt in het tweede kwartaal 4,7% toe, terwijl dit in het eerste kwartaal nog 4,4% was en 3,5% in 2000. Deze ontwikkeling is in lijn met de oplopende stijging van de CAO-lonen. Tussen juni 2000 en juni 2001 namen deze met 4,3% toe. Dit is duidelijk meer dan het gemiddelde van 3,3% in 2000. Het verschil in ontwikkeling tussen de loonkosten en de lonen wordt veroorzaakt door de sociale lasten van werkgevers; met name de pensioenlasten namen in 2000 sterk toe.
Banengroei hoger dan economische groei
De economische groei, zoals eerder gepubliceerd, is met 1,5% relatief laag in het eerste halfjaar van 2001. De werkgelegenheid daarentegen is in een onverminderd tempo verder gestegen. Wel is het accent bij de werkgelegenheidsgroei verlegd naar de niet-commerciële dienstverlening. Ook de werkloosheid ligt aanzienlijk lager dan een jaar geleden, al lijkt de daling recentelijk tot stilstand gekomen. Het aanhoudend hoge niveau van het aantal openstaande vacatures wijst eveneens op een nog steeds gespannen arbeidsmarkt aan het eind van het tweede kwartaal. Over het algemeen reageert de werkgelegenheid met enige vertraging op veranderingen in de economische groei.
Technische toelichting
Bovenstaande gegevens zijn ontleend aan de Arbeidsrekeningen; deze vormen een geïntegreerd stelsel van gegevens over de arbeidsmarkt. Hiervoor worden diverse bronnen gebruikt, zoals de jaar- en kwartaalcijfers uit de Enquête Werkgelegenheid en Lonen, de Enquête Beroepsbevolking en de Statistiek Verloonde dagen en Loonsommen.
De Arbeidsrekeningen zijn consistent met de Nationale rekeningen. Voor het samenstellen van de kwartaalgegevens over werkgelegenheid en lonen is vooral gebruik gemaakt van de kwartaaluitkomsten van de Enquête Werkgelegenheid en Lonen. Dit onderzoek meet elk kwartaal het aantal banen bij bedrijven en instellingen per ultimo van een kwartaal en de loonsommen van werknemers in dat kwartaal. Dit gebeurt op basis van een steekproef bij bedrijven en instellingen. De gegevens in dit persbericht hebben uitsluitend betrekking op banen van werknemers. Het aantal banen van werknemers in de Arbeidsrekeningen is het gemiddelde aantal banen in een kwartaal of in een jaar. Er wordt niet voor seizoen gecorrigeerd. Om deze reden worden alleen jaar-op-jaarmutaties van kwartalen gepubliceerd. Een arbeidsjaar wordt berekend door alle (deeltijd)banen om te rekenen naar voltijdbanen. Twee halve banen leveren samen 1 arbeidsjaar op. De loonkosten voor werkgevers bestaan uit twee componenten: lonen en salarissen enerzijds en sociale premies ten laste van werkgevers anderzijds. Dit begrip loonkosten komt overeen met het begrip beloning van werknemers in de Nationale rekeningen. De sociale premies ten laste van werkgevers hebben betrekking op de werkgeversbijdragen in het kader van de sociale zekerheid. De cijfers voor de loonkosten per arbeidsjaar komen overeen met de herziene editie van de Nationale rekeningen 2000 en verschillen daarom voor het jaar 2000 van eerder gepubliceerde cijfers.