CBS

Consumentenvertrouwen fors gedaald na aanslagen VS

Het consumentenvertrouwen in Nederland is na de terreuraanslagen in de Verenigde Staten fors gedaald. De vertrouwensindex is na de aanslagen met negen punten gedaald ten opzichte van het reguliere cijfer over september, dat het vertrouwen weergeeft vóór de gebeurtenissen. Dat cijfer duidde nog op een stabiel consumentenvertrouwen in vergelijking met augustus. Dit blijkt uit het Consumenten Conjunctuur Onderzoek van het CBS, dat in verband met de gebeurtenissen extra is uitgebreid. Anderhalve week na de aanslagen is de consument duidelijk pessimistischer over de algemene economische ontwikkelingen. Ook de koopbereidheid van huishoudens is aangetast, met name door somberdere verwachtingen over de eigen financiële situatie. De neiging tot het doen van grote aankopen lijkt evenwel nauwelijks te zijn afgenomen door de terreuraanslagen.

Consument pessimistischer door aanslagen
Het consumentenvertrouwen is ongeveer anderhalve week na de terreuraanslagen van 11 september negen punten lager dan het reguliere septembercijfer van de vertrouwensindex. Het consumentenvertrouwen bestaat uit twee onderdelen: het oordeel over de economie in het algemeen en de koopbereidheid. Beide onderdelen laten een vergelijkbare daling van het vertrouwen zien. Het oordeel over het economische klimaat komt tien punten lager uit, de koopbereidheid neemt acht punten af. In vergelijking met eerdere crisisperioden is vooral de daling van de koopbereidheid opvallend groot. De lagere koopbereidheid van huishoudens hangt vooral samen met een minder gunstige verwachting over de eigen financiële situatie. De aanslagen lijken desondanks nauwelijks effect gehad te hebben op de mate waarin consumenten de tijd gunstig vinden voor het doen van grote aankopen. Zowel voor als na de aanslagen vindt de consument de tijd daarvoor iets minder gunstig dan in augustus.

Het consumentenvertrouwen in eerdere crisisperioden Op eerdere politiek-militaire crisissituaties reageerde het consumentenvertrouwen eveneens fors. Bij het uitbreken van de Golfcrisis eind 1990 zakte de index in drie maanden tijd met twintig punten. Op eerdere forse koersdalingen op de effectenbeurzen reageerde de consument echter minder heftig. Bij de crash eind 1987 en de koersdalingen begin 2001 daalde het vertrouwen bijvoorbeeld slechts enkele punten. Verder reageert het consumentenvertrouwen meestal sterk op structurele economische ontwikkelingen, zoals duidelijke versnellingen of vertragingen van de economische groei. Zo zakte de index bij het uitbreken van de Aziëcrisis in 1998 in twee maanden tijd met twintig punten. Voorafgaand aan het faillissement van Fokker in 1996 daalde het vertrouwen twaalf punten.

Consequenties voor koopbereidheid meestal kleiner
De schommelingen in het consumentenvertrouwen werden in eerdere crisisperioden grotendeels veroorzaakt door het oordeel van de consument over de economische ontwikkelingen, één van de twee onderdelen van het vertrouwen. De daling van de koopbereidheid, het andere onderdeel, was tijdens crisisperioden meestal kleiner dan die van het oordeel over het economisch klimaat. Bij het uitbreken van de Golfcrisis nam de koopbereidheid twaalf punten af, terwijl het oordeel over de economie in het algemeen meer dan tweeëneenhalf keer zo sterk daalde, namelijk 32 punten. Na de terreuraanslagen in de VS is de koopbereidheid tot nu toe acht punten gedaald en het oordeel over de economie tien punten.

Reguliere cijfer consumentenvertrouwen september stabiel Het consumentenvertrouwen van september volgens de normale meting is even hoog als in augustus. Het overgrote deel van de antwoorden voor dit onderzoek is verzameld vóór de terroristische aanslagen in de VS. Dit cijfer geeft dus vooral de mening van de consument weer vóór die gebeurtenissen. Deze uitkomst wees op een aanhoudende stabilisatie van het vertrouwen, na een forse daling in de periode december 2000-juni 2001.

Technische toelichting
Het consumentenvertrouwen wordt gemeten in de eerste tien werkdagen van de maand (voor september is dat van 3 t/m 7 en 10 t/m 14 september). Negentig procent van de respons was vóór de aanslagen op 11 september binnen. Daardoor geeft het reguliere cijfer van het consumentenvertrouwen in september nagenoeg de situatie van vóór de aanslagen weer. Om het effect van de aanslagen op het vertrouwen van de consument aan te kunnen geven, heeft het CBS op 20, 21 en 22 september een aanvullende enquête gehouden onder 250 huishoudens. De uitkomsten daarvan geven een indicatie voor het eerste effect van de aanslagen op het vertrouwen. Door de kleinere omvang van de steekproef zijn de onnauwkeurigheidsmarges groter dan bij het reguliere onderzoek. Een op meer feiten over de economische consequenties gebaseerd oordeel van de consument kan pas bij het consumentenvertrouwen van oktober gegeven worden. De index van het consumentenvertrouwen geeft aan in hoeverre huishoudens vinden dat het economisch gezien beter of slechter gaat. Het consumentenvertrouwen wordt bepaald op basis van de mening van huishoudens over het algemene economische klimaat en over de eigen koopbereidheid. Maandelijks worden hierover in het Consumenten Conjunctuuronderzoek (CCO) vijf vragen gesteld aan ongeveer duizend personen. Daarnaast bevat het CCO onder andere vragen over de verwachtingen voor de werkloosheid en de inflatie en over het spaargedrag en aankoopplannen van huishoudens. De ondervraagden kunnen vinden dat het beter gaat (de 'optimisten'), dat het slechter gaat (de 'pessimisten') of dat de situatie gelijk blijft. Als er evenveel optimistische als pessimistische consumenten zijn, heeft de index de waarde nul. Een waarde van tien betekent dat de optimisten een meerderheid van tien procent hebben ten opzichte van de pessimisten. Twee van de vragen gaan over de economische situatie in het algemeen. Het CBS berekent uit de antwoorden hierop de indicator van het economisch klimaat. De overige drie vragen gaan over de financiële situatie van het eigen huishouden. Daaronder is ook de vraag of de tijd gunstig is voor aankopen van duurzame goederen. De antwoorden op deze drie vragen worden samengevat in de indicator van de koopbereidheid. Het Consumenten Conjunctuur Onderzoek wordt vanaf mei 2000 medegefinancierd door de Europese Gemeenschap.