volksverzekeringen. Vrije vergoeding voor
regelmatig woon-werkverkeer
Belastingdienst/Centrum voor proces- en
productontwikkeling, domein belastingen op
arbeid en vermogen
Besluit van 24 september 2001 nr. CPP2001/1723M
De directeur-generaal Belastingdienst heeft
namens de staatssecretaris van Financiën het
volgende besloten.
Inleiding
Vanuit de praktijk zijn vragen gesteld over de
toepassing van het zgn. reiskostenforfait. De op
deze vragen gegeven antwoorden zijn hierna
opgenomen, uitgaande van de wet- en regelgeving
die geldt met ingang van het jaar 2001.
Toepassing reiskostenforfait
1. Vraag
Een werknemer pleegt als volgt te reizen. Van
maandag tot en met woensdag maakt hij gebruik
van het personeelsbusje van zijn werkgever vanaf
de opstapplaats tot aan het werk. Hij reist met
zijn eigen auto van zijn woning naar de
opstapplaats (afstand enkele reis meer dan 10
km).
Op donderdag en vrijdag rijdt hij het gehele
traject woning-werk met zijn eigen auto.
Welke vrije vergoeding voor reiskosten is in
deze situatie toegestaan?
Antwoord
De werknemer pleegt op ten minste één dag per
week naar zijn werk te reizen, zodat het
reiskostenforfait van toepassing is. Dat is
afhankelijk van de reisafstand. De afstand
waarover vervoer vanwege de werkgever
plaatsvindt (het personeelsbusje) telt daarbij
niet mee.
Oftewel, de werknemer reist vijf dagen met
hetzelfde vervoermiddel naar dezelfde
arbeidsplaats, terwijl de reisafstand wijzigt.
Dan vormt het forfaitbedrag dat geldt voor op
ten minste 4 dagen per week plegen te reizen
naar dezelfde arbeidsplaats het uitgangspunt
(dat wil zeggen: voor het forfait geldt de
maximale factor van 1). Een redelijke
wetstoepassing brengt mee dat het forfait nu als
volgt kan worden toegepast: de helft van het
forfait over de volledige reisafstand en de
helft van het forfait over de reisafstand
woning-opstapplaats.
Theoretisch, maar soms minder gunstig, kan het
forfait ook als volgt worden toegepast:
- Voor de reizen op maandag tot en met
woensdag: driekwart van het forfait over de
reisafstand woning-opstapplaats.
- Voor de reizen op donderdag en vrijdag:
een kwart van het forfait over de volledige
reisafstand.
2. Vraag
Een werknemer pleegt als volgt naar zijn werk te
reizen (afstand enkele reis meer dan 10 km). Hij
reist twee dagen per week per openbaar vervoer
met zelf gekochte kaartjes en drie dagen per
week per eigen auto.
Welke vrije vergoeding voor reiskosten is in
deze situatie toegestaan?
Antwoord
De werknemer pleegt op ten minste één dag per
week naar zijn werk te reizen, maar gebruikt op
verschillende dagen verschillende
vervoermiddelen. Dit betekent dat de artikelen
16a en 16b van de Wet op de loonbelasting 1964
(respectievelijk de regeling voor het openbaar
vervoer en het niet-openbaar-vervoer) naast
elkaar van toepassing zijn en het
reiskostenforfait aldus kan worden toegepast:
- Voor de drie dagen dat de werknemer met
zijn eigen auto reist, kan de werkgever een
vrije vergoeding geven ter grootte van driekwart
van het toepasselijke forfaitbedrag.
- Voor de twee dagen dat de werknemer met
het openbaar vervoer reist, kan de werkgever de
kosten van de plaatsbewijzen volledig
belastingvrij vergoeden.
3. Vraag
Een werknemer pleegt aldus naar het werk te
reizen. Op drie dagen per week reist hij met
treinkaartjes die zijn werkgever hem voor het
desbetreffende traject heeft verstrekt. Op twee
andere dagen per week rijdt hij met zijn eigen
auto naar het werk.
Welke vrije vergoeding voor reiskosten is in
deze situatie toegestaan?
Antwoord
De werknemer pleegt op ten minste één dag per
week naar zijn werk te reizen, zodat het
reiskostenvergoedingenforfait van toepassing is.
Dat is afhankelijk van de reisafstand:
- De afstand waarover vervoer vanwege de
werkgever plaatsvindt (de door de werkgever
verstrekte treinkaartjes) telt niet mee voor het
forfait. Over deze afstand is dus geen vrije
forfaitvergoeding mogelijk (de treinkaartjes kan
de werkgever onbelast verstrekken).
- Voor de twee dagen dat de werknemer met
zijn eigen auto reist kan zijn werkgever hem een
vrije vergoeding toekennen van de helft van het
forfait over de volledige reisafstand.
4. Vraag
Werknemer Q woont in W. Op jaarbasis (50 weken)
reist Q in het kader van dezelfde
dienstbetrekking per auto op 150 dagen van W
naar arbeidsplaats A en vervolgens naar
arbeidsplaats B.
Op jaarbasis (50 weken) reist Q tevens op 39
dagen rechtstreeks van W naar A, zonder door te
reizen naar B.
Welke vrije vergoeding voor reiskosten (per
auto) is in deze situatie toegestaan?
Antwoord
Q reist op ten minste 40 dagen in het
kalenderjaar naar arbeidsplaats B. Voor het
traject W-B geldt de regeling voor de verst
gelegen arbeidsplaats voor de toepassing van het
reiskostenforfait; de regeling voor reizen naar
verschillende arbeidsplaatsen op dezelfde dag is
hier niet van toepassing.
Q reist in het kalenderjaar eveneens ten minste
40 dagen naar A (met inbegrip van de dagen dat
hij doorreist naar B). Ook voor het traject W-A
geldt daarom het reiskostenforfait.
Voor de bepaling van het toepasselijke
reiskostenforfait geldt, mede gelet op het
arrest van de Hoge Raad van 7 oktober 1998,
BNB1999/33, het volgende.
Arbeidsplaats B wordt gemiddeld 3 dagen per week
bereisd (150/50). Voor de reisafstand naar B is
dan een vrije vergoeding mogelijk van ¾ van het
toepasselijke forfaitbedrag.
Arbeidsplaats A wordt gemiddeld 4 dagen per week
bereisd (150+39/50 = 3,78, afronding op hele
dagen naar boven). In het traject W-A-B zijn al
3 dagen vergolden. Voor de afzonderlijke reizen
naar A is dan een vrije vergoeding mogelijk van
¼ van het forfait dat geldt voor de reisafstand
naar A.
Voor eventueel gemaakte zgn. omrijkilometers is
een vrije vergoeding toegestaan van maximaal
¤ 0,27 (f 0,60) per kilometer.
5. Vraag
Werknemer Y woont in W en legt op jaarbasis per
auto achtereenvolgens het volgende traject af:
- 39 keer naar arbeidsplaats A;
- 39 keer naar arbeidsplaats A en vandaar 39
keer naar arbeidsplaats B;
- 39 keer naar arbeidsplaats A, vandaar 39
keer naar arbeidsplaats B en vandaar 39 keer
naar arbeidsplaats C.
Welke vrije vergoeding voor reiskosten is in
deze situatie toegestaan?
Antwoord
Op de reizen naar arbeidsplaats A en B is het
reiskostenforfait verplicht van toepassing.
Beide arbeidsplaatsen worden ten minste 40 keer
bereisd. Daarbij moet het forfait worden
toegepast op dezelfde wijze als in punt 4 is
aangegeven. Arbeidsplaats C wordt minder dan 40
keer bereisd. Voor het traject B-C is daarom,
evenals voor eventuele omrij-kilometers
overigens, een vrije vergoeding van maximaal
¤ 0,27 (f 0,60) per kilometer toegestaan.