http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=420769
1. Inleiding
---
In dit ambtsbericht wordt informatie gegeven over de situatie in Sri Lanka,
voor zover van belang voor de beoordeling van asielverzoeken en de vraag of
uitgeprocedeerde Srilankaanse asielzoekers kunnen terugkeren naar Sri Lanka.
Dit ambtsbericht Sri Lanka is een actualisering van de ambtsberichten van 28
juli 2000 en 22 augustus 2000 en beschrijft de ontwikkelingen die zich
sindsdien voordeden in Sri Lanka. De verslagperiode van dit ambtsbericht
loopt van juli 2000 tot en met juli 2001. Voor zover niet anders gemeld, is
het gestelde in de ambtsberichten van 28 juli 2000 en 22 augustus 2000 nog
van toepassing.
In hoofdstuk 2 van dit rapport worden de recente ontwikkelingen bij het
zoeken naar een politieke oplossing voor het conflict met de LTTE beschreven
alsmede de militaire ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan.
In hoofdstuk 3 wordt onder meer ingegaan op de risico's die Tamils in
Colombo lopen om te worden gearresteerd en gedetineerd en daarbij te worden
onderworpen aan mensenrechtenschendingen.
Hoofdstuk 4 behandelt het terugkeerbeleid voor afgewezen asielzoekers van
andere westerse landen. Tevens wordt het standpunt van de UNHCR inzake
gedwongen terugkeer belicht.
Het ambtsbericht wordt afgesloten met een samenvatting.
Bij de opstelling van dit ambtsbericht is gebruik gemaakt van openbare
bronnen en rapporten waaronder die van Amnesty International en de Sri Lanka
Monitor, alsmede van vertrouwelijke rapportages van de Nederlandse
diplomatieke vertegenwoordiging te Colombo. Daarnaast is voor dit
ambtsbericht een dienstreis verricht tijdens welke gesproken is met
vertegenwoordigers van de Srilankaanse autoriteiten en
Tamilvertegenwoordigers alsmede met vertegenwoordigers van diplomatieke
vertegenwoordigingen, internationale organisaties en andere
niet-gouvernementele organisaties (NGO's). Voor de lijst van openbare
bronnen zij verwezen naar bijlage 1.
2. Recente ontwikkelingen
---
2.1 Politieke en militaire ontwikkelingen
---
De Srilankaanse autoriteiten zijn voortgegaan met hun pogingen het conflict
met de LTTE via een combinatie van politieke en militaire middelen op te
lossen.
Politieke benadering van het conflict
Op 3 augustus 2000 presenteerde President Chandrika Kumaratunga in het
Srilankaanse parlement een voorstel voor een nieuwe grondwet. In de nieuwe
grondwet wordt getracht tegemoet te komen aan de verlangens van de
Tamilbevolking naar meer zelfbeschikking. Tegenstanders zoals
nationalistische Singalezen en Boeddhistische monniken, vrezen dat de nieuwe
grondwet de basis zal leggen voor een Tamil Eelam-staat.
Op 8 augustus 2000 kondigde president Kumaratunga aan dat de stemming over
deze grondwetswijziging pas plaats zou vinden na de parlementsverkiezingen
die aangekondigd werden voor oktober 2000. De reden voor het uitstel van de
stemming was dat de regering niet kon rekenen op de benodigde twee/derde
meerderheid in het parlement. Op 18 augustus 2000 werd het Srilankaanse
parlement ontbonden. Tot op heden is de grondwetswijziging niet in stemming
gebracht.
Parlementsverkiezingen
Op 10 oktober 2000 vonden in Sri Lanka parlementsverkiezingen plaats. De
verkiezingen werden onder meer gemonitord door een team van waarnemers van
de Europese Unie. De aanloop naar de verkiezingen verliep onrustig. Op 24
september 2000 verklaarde het hoofd van de EU waarnemingsmissie dat 'de
verkiezingen plaatsvinden in een sfeer van angst en intimidatie'. Op 4
oktober 2000 maakte het Centre for Monitoring Elections Violence (CMEV)
bekend dat zij tot dan toe 1162 meldingen van gewelddadige incidenten had
geregistreerd in aanloop naar de verkiezingen. Met name in de hoofdstad
van het centrale deel van Sri Lanka, Kandy, vonden veel incidenten plaats.
Ook op verkiezingsdag zelf vonden talrijke incidenten plaats, waarbij vijf
doden vielen. Het grootste aantal doden viel overigens bij aanslagen die
aan de LTTE worden toegeschreven. Geen enkele partij won een absolute
meerderheid in het parlement. Na de verkiezingen vormde Kumaratunga een
coalitieregering van de People's Alliance (PA, de partij van Kumaratunga,
107 zetels, waaronder zeven zetels van leden van de SLMC), de National Unity
Alliance (NUA, 4 zetels) , de Tamilpartij Eelams People Democratic Party
(EPDP, 4 zetels) en een onafhankelijk lid uit het district Digamadulla (1
zetel). De coalitie bezet 116 van de 225 zetels. De nieuwe regering telt 44
ministers en 50 vice-ministers. Op 20 juni 2001 stapten de zeven leden
van de Sri Lanka Muslim Congress (SLMC) uit de coalitie nadat hun
leider, Rauf Hakeem als minister van Handel door president Kumaratunga was
ontslagen uit het kabinet. Hakeem is volgens de officiële verklaring
ontslagen wegens zijn schending van het principe van collectieve
verantwoordelijkheid van het kabinet van ministers; zijn activiteiten en
houding brachten schade aan de regering, het land en de nationale eenheid.
Door het vertrek van de leden van de SLMC (NUA), verloor de coalitie haar
meerderheid in het parlement. Enkele dagen later diende de UNP een motie van
wantrouwen in tegen het kabinet. Op 10 juli 2001 stuurde president
Kumaratunga het parlement tot 7 september 2001 naar huis om te voorkomen dat
er gestemd zou worden over deze motie van wantrouwen.
Noorse bemiddeling
Noorwegen heeft zijn faciliterende rol in de bemiddeling tussen de
Srilankaanse regering en de LTTE voortgezet. Van 28 tot 30 augustus 2000
bracht de Noorse afgezant en speciale adviseur Erik Solheim een driedaags
bezoek aan Sri Lanka alwaar hij besprekingen voerde met de regering, de
belangrijkste oppositie partijen UNP en JVP en met vertegenwoordigers van de
Tamil-partijen. Op 1 november 2000 vond een ontmoeting plaats tussen Solheim
en de leider van de LTTE, Velupillai Prabhakaran. Na afloop van de
ontmoeting meldde Solheim dat de LTTE bereid was zonder nadere voorwaarden
de vredesbesprekingen te hervatten. In de radiotoespraak ter gelegenheid van
'Heroes Day' op 27 november 2000, verklaarde Prabhakaran dat hij geen nadere
voorwaarden stelde aan vredesbesprekingen, maar riep hij de Srilankaanse
regering op tot het treffen van maatregelen die voor een 'cordial atmosphere
and conditions of normalcy' zouden zorgen en die een heilzame werking op de
vredesbesprekingen zouden hebben.
De regering heeft deze uitspraak geïnterpreteerd als de voorwaarde dat het
conflict gedeëscaleerd moet zijn en de vijandigheden moeten worden
beëindigd, alvorens de LTTE bereid zou zijn tot vredesonderhandelingen. Ook
in maanden na zijn ontmoeting met Prabhakaran heeft Solheim diverse bezoeken
gebracht aan Sri Lanka, waarbij hij gesprekken heeft gevoerd met
regeringsvertegenwoordigers, oppositie en vertegenwoordigers van de Tamils
en Moslims.
Tijdens een bezoek van president Kumaratunga aan Groot-Brittannië,
verklaarde de Britse regering zich op 30 november 2000 bij monde van de
voormalige Britse minister van Buitenlandse Zaken Robin Cook bereid de
Noorse vredesinspanningen te ondersteunen. Op 12 december 2000 verklaarde de
Srilankaanse regering bereid te zijn met onmiddellijke ingang
vredesbesprekingen aan te gaan met de LTTE, maar stelde tegelijkertijd de
gewapende strijd onverminderd te zullen voortzetten. Op 6 maart 2001
verklaarde de Noorse bemiddelaar Erik Solheim na een gesprek met de
Srilankaanse regering optimistisch te zijn over spoedige besprekingen.
Inmiddels heeft de LTTE drie voorwaarden gesteld aan de voortgang van de
vredesbesprekingen: er moet een tweezijdige wapenstilstand zijn, er moet een
einde worden gemaakt aan de economische blokkade van het door de LTTE
gecontroleerde gebied en de LTTE moet worden gelegaliseerd in Sri Lanka.
Rol van India
India heeft gedurende de verslagperiode enkele malen aangedrongen op een
politieke oplossing van het conflict in Sri Lanka. India staat op het
standpunt dat de oplossing niet ligt in het creëren van een onafhankelijke
Tamilstaat, maar dat een oplossing moet worden gezocht die tegemoet komt aan
de aspiraties van alle groepen in de Srilankaanse samenleving waarbij de
territoriale integriteit van Sri Lanka wordt behouden.
Militaire ontwikkelingen
In november 1999 startte de LTTE met de operatie Unceasing Waves III. Op 22
april 2000 viel de strategisch gelegen Elephant-pass in handen van de LTTE,
waarmee het Srilankaanse leger de zwaarste slag in de tot dan toe zeventien
jaar durende burgeroorlog werd toegebracht. De LTTE rukte daarna op tot op
enkele kilometers van Jaffna-stad alwaar het offensief eind juli 2000 door
het Srilankaanse leger tot stilstand werd gebracht.
In september 2000 werd het Srilankaanse leger versterkt met onder meer
Tsjechische, Oekraïense, Slowaakse, Israëlische, Russische en Pakistaanse
wapens. Op drie september 2000 lanceerde het Srilankaanse leger
operatie Rivi Kirana (zonnestralen). Het doel van deze operatie was het
uitbreiden van de controle van het leger over het oostelijke deel van het
Jaffna-schiereiland. Na acht uur werd de operatie echter afgeblazen, nadat
aan de zijde van het Srilankaanse leger zware verliezen waren geleden.
Bij de operatie zouden aan regeringszijde 260 doden en 1200 gewonden zijn
gevallen. Vanaf halverwege september 2000 is door een reeks van kleine
maar strategische aanvallen een groot deel van het Jaffna-schiereiland
heroverd. Deze operaties werden gevoerd onder de codenaam Kiniheera
(aambeeld). Op 17 september 2000 werd het strategisch gelegen stadje
Chavakachcheri heroverd op de Tamil Tijgers. Negen dagen later, op 26
september 2000, heroverde het leger gebieden in de omgeving van de dorpen
Sarasalai en Madduvil. Dezelfde dag lanceerde de LTTE de operatie Oyatha
Alaigal IV (Unceasing Waves IV) door gelijktijdig de dorpen Kilali,
Eluthumadduval en Nagarkovil aan te vallen. Alle drie de plaatsen bleven
echter in handen van de regeringstroepen.
Op 16 januari 2001 lanceerde het Srilankaanse leger een offensief vanuit
Eluthumadduval, de meest zuidelijke legerplaats op Jaffna-schiereiland, met
als doel de Elephant-pass te heroveren. Tot op heden is het leger hierin
niet geslaagd. Op 25 april 2001 startte het Srilankaanse leger een offensief
genaamd Agni Kela (vuurstraal) met het doel de plaats Pallai (ten oosten van
Jaffna-stad) te heroveren. Het offensief werd begin mei afgebroken nadat het
leger er slechts in was geslaagd enkele kilometers land op de Tamils te
heroveren en daarbij veel manschappen had verloren. Op 30 juni 2001
bombardeerde de Srilankaanse luchtmacht Tamilstellingen in Pooneryn, aan de
zuidkant van de Jaffna-lagoon, ongeveer tien kilometer ten zuiden van
Jaffna-stad. Deze bombardementen waren de eerste sinds april 2001 toen de
LTTE een tweezijdige wapenstilstand als voorwaarde voor vredesbesprekingen
stelde.
Staakt-het-vuren
Op 21 december 2000 kondigde de LTTE per 24 december 2000 een eenzijdig
staakt-het-vuren van een maand af. Daarbij werd aan de regering Kumaratunga
gevraagd hetzelfde te doen. Op 23 december 2000 reageerde de regering hierop
afhoudend omdat men vreesde dat de LTTE het staakt-het-vuren slechts zou
gebruiken om zich te versterken en te herbewapenen. Op 24 januari 2001
verlengde de LTTE het staakt-het-vuren met een maand en op 22 februari 2001
werd het staakt-het-vuren wederom met een maand verlengd. Op 11 april
kondigde de Srilankaanse regering zelf een wapenstilstand af van 4 dagen in
verband met het Singalees- en Tamil Nieuwjaar. Op 23 april 2001 besloot de
LTTE het eenzijdige staakt-het-vuren na 4 maanden niet te verlengen. De LTTE
stelde daartoe gedwongen te zijn door de voortdurende aanvallen van het
leger.
LTTE
In januari 2001 kwalificeerde Interpol de leider van de LTTE, Velupillai
Prabhakaran, als een terrorist en liet een internationaal opsporingsbevel
naar hem uitgaan. Op 19 februari 2001 werd in het Verenigd Koninkrijk
de 'Terrorist Act 2000' van kracht waarmee het terroristische organisaties
verboden wordt te opereren op Brits grondgebied. President Kumaratunga heeft
er op aangedrongen dat de LTTE in het Verenigd Koninkrijk verboden wordt,
terwijl de LTTE verklaarde dat een verbod een terugslag zou betekenen in het
vredesproces. Op dezelfde dag overhandigde de Singalese nationalistische
partij Sinhala Urumaya een petitie aan de Britse High Commissioner in
Sri Lanka. In deze petitie wordt er op aangedrongen de LTTE te verbieden
onder de 'Terrorist Act 2000'. Op 28 februari 2001 werd bekend gemaakt dat
de LTTE op de lijst van terroristische organisaties staat en daarmee in het
Verenigd Koninkrijk een verboden organisatie is.
De veiligheidssituatie op het Jaffna-schiereiland blijft fluïde. De macht in
Jaffna-stad is gedurende de verslagperiode in handen gebleven van het
Srilankaanse leger. In de maand september 2000 stond de LTTE in de
buitenwijken van Jaffna-stad, waarna ze langzaam zijn teruggedrongen. Het
lijkt er op dat de bevolking in Jaffna steeds meer oorlogsmoe. De
paramilitaire vleugel van de partij EPDP werkt in Jaffna samen met het
leger.
Tijdens de opmars van de LTTE vanaf februari 2000 is de hervestiging van de
bevolking die in 1995 en 1996 naar het vasteland vluchtte, stopgezet. Als
gevolg van de gevechten in het voorjaar van 2000 hebben ongeveer 160.000
mensen hun huis moeten verlaten. Het merendeel van hen heeft onderdak
gevonden bij familie en vrienden. Ongeveer 17.000 mensen zijn opgevangen in
136 vluchtelingenkampen in de plaatsen Walikamam en Point Pedro. Deze kampen
worden beheerd door het Internationale Rode Kruis in samenwerking met het
Srilankaanse Rode Kruis en NGO's waaronder Artsen zonder Grenzen, UNICEF en
UNDP. Naast vluchtelingen die op het Jaffna-schiereiland zijn gebleven,
zijn ook enkele duizenden vluchtelingen gevlucht naar door de regering
gecontroleerd gebied of naar de door de LTTE-gecontroleerde gebieden in de
Vanni.
Gedurende de verslagperiode zijn de gevechten in de Vanni voortgezet. Een
groot deel van de Vanni staat nog steeds onder controle van de LTTE. De
Srilankaanse regering heeft sinds 1991 een embargo op voedsel-, medicijn- en
benzinetransporten naar de Vanni opgelegd. Particulieren mogen maximaal 35
liter benzine per maand in hun bezit hebben. Door het economische embargo
zijn veel inwoners van de Vanni gedwongen samen te werken met de LTTE. Ook
ontvluchten veel bewoners de Vanni door naar onder meer Vavuniya (zie
paragraaf 2.2.3) en Colombo te gaan.
De Plantage-Tamils die woonachtig zijn in de delen van de Vanni die onder
controle staan van de overheid, worden steeds meer door de aan de regering
gelieerde paramilitaire Tamilbewegingen PLOTE en TELO onder druk gezet. Ook
winkeliers en handelaars worden door deze paramilitaire bewegingen
afgeperst.
Humanitaire situatie
De humanitaire situatie in de Vanni is door de aanhoudende gevechten
zorgwekkend. Er is een tekort aan voedsel, medicijnen en andere middelen om
te voorzien in de eerste levensbehoeften. In het algemeen is er in de Vanni
geen sprake van een hongersnood maar wel is er sprake van ondervoeding. In
september 2000 maakte de Sri Lanka Monitor melding van kinderen die waren
omgekomen van de honger.
Vavuniya staat onder controle van het Srilankaanse leger. De situatie in
Vavuniya lijkt zich sinds 1999 iets te hebben verbeterd ofschoon schendingen
van de mensenrechten zich blijven voordoen. De paramilitaire groepen
PLOTE en TELO hebben nog steeds veel invloed in Vavuniya, ofschoon de
invloed van PLOTE na de dood van hun militaire leider Manikkadasan is
afgenomen. Zowel TELO als PLOTE beschikken over ongeveer tien huizen in
Vavuniya waar hun manschappen zijn gehuisvest. PLOTE heeft de meeste invloed
in de wijken Pombailcolom en Pothotaslam in het oostelijke deel van Vavuniya
terwijl TELO de meeste invloed heeft in het westelijke deel van Vavuniya. Op
19 oktober 2000 vielen soldaten van het Srilankaanse leger de TELO-kampen in
Mannar-stad en Vavuniya binnen. Hierbij zouden in negentig geweren in beslag
zijn genomen. Het TELO-kamp bij Muthiliyakulam, ten zuidwesten van Vavuniya,
werd op 21 november 2000 door het Srilankaanse leger binnengevallen. Hierbij
werden dertien personen, waaronder vier burgers gearresteerd. Ook hierbij
werden wapens in beslag genomen.
Humanitaire situatie
De situatie in de door het leger gecontroleerde vluchtelingenkampen
(wellfare-centres) is zorgwekkend, maar lijkt zich in de laatste maanden van
2000 iets te hebben verbeterd. Er is een constante toestroom van
vluchtelingen uit de Vanni naar Vavuniya en deze vluchtelingen worden in de
kampen opgevangen. Begin september stond het leger toe dat er medicijnen en
medische apparatuur vervoerd werden naar Vavuniya, bedoeld voor het
Mullaitivu's Mallavi ziekenhuis (een burgerziekenhuis). Bij aankomst in
Vavuniya werden de goederen echter ondanks protesten van de lokale medische
staf, direct overgebracht naar het militaire ziekenhuis.
Het leger beheerst nog steeds dezelfde gebieden in het oosten van Sri Lanka
zoals gemeld in het ambtsbericht van 30 september 1999. Van noord naar zuid
zijn Trincomalee-stad, Batticaloa-stad, en Ampara en de kuststrook langs de
lagune in handen van regeringstroepen. De LTTE blijft periodiek aanslagen
uitvoeren.
Batticaloa
Sinds augustus 2000 is de Special Task Force (STF), een paramilitaire
commando-eenheid van de politie, weer actief in Batticaloa. Ofschoon de
bevolking de STF vreest, is tot op heden niet gebleken dat de komst van de
STF heeft geleid tot een verslechtering van de veiligheidssituatie. De
paramilitaire Tamil-organisatie de Razeek-groep is actief in Batticaloa. In
het najaar van 2000 is deze groep opgenomen in het Srilankaanse leger. Ook
PLOTE en EPDP zijn actief in Batticaloa.
Trincomalee
De stad Trincomalee wordt gecontroleerd door de marine. Het aantal meldingen
van mensenrechtenschendingen uit Trincomalee is in de verslagperiode
toegenomen. Bronnen in Sri Lanka schrijven dit toe aan de aanwezigheid van
de marine die zich minder dan leger en politie gelegen laat aan het
respecteren van mensenrechten. Na het afkondigen van het staakt-het-vuren
(zie p.8) door de LTTE, is het aantal meldingen van mensenrechtenschendingen
afgenomen
Op 23 oktober 2000 voerden de Sea Tigers van de LTTE een zelfmoordaanslag
uit op de marinebasis van Trincomalee. Een met explosieven volgeladen boot
ramde een marineschip dat tot zinken werd gebracht. Een ander schip werd
zwaar beschadigd. Op 2 oktober 2000 werden twee Singalese bewakers (zgn.
Home Guards, burgers die zijn bewapend voor hun eigen bescherming en
samenwerken met de Srilankaanse politie) doodgeschoten door vermeende
Tamil-Tijgers in het dorp Mahindapura, district Trincomalee. Daarop zijn
zeven Tamilboeren vermoord in de dorpen Poonagar en Eechilampathai.
Onduidelijk is wie verantwoordelijk zijn voor dit bloedbad. Op 23 mei 2001
kwamen 17 marinemensen om het leven en raakten 28 marinemensen gewond toen
zij met een bus over een door de LTTE geplaatste landmijn reden in de
nabijheid van Thambalagamam (op de weg van Trincomalee naar Habarana).
In Colombo zijn volgens officiële cijfers ongeveer 400.000 Tamils woonachtig (op een bevolking van ongeveer 2 miljoen inwoners). Ongeveer 250.000 Tamils waren hier al woonachtig toen in 1983 in het Noorden de oorlog uitbrak. 150.000 Tamils zijn vanaf 1983 uit de oorlogsgebieden gevlucht naar Colombo.
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de situatie in Colombo fluctueert. In Colombo vinden periodiek bomaanslagen plaats, gepleegd door Tamil-tijgers. Na bomaanslagen, protestmarsen of andere incidenten die betrekking hebben op de oorlog in Sri Lanka, lopen de spanningen in Colombo op. Controles worden geïntensiveerd en er worden dan grootschalige 'round-ups' gehouden waarbij de Tamil-bevolking in Colombo onderworpen kan worden aan identiteitscontroles, arrestaties en, indien de identiteit niet kan worden vastgesteld, kortdurende detenties door leger en politie. Na enige tijd nemen deze controles weer af en normaliseert de situatie weer. Met name in de verkiezingsperiode (zie ook p.6-7) zijn tijdens diverse verkiezingsbijeenkomsten enkele zelfmoordaanslagen gepleegd.
Op 15 september 2000 kwamen zeven personen om het leven, waaronder een
politieagent, en vielen 33 gewonden bij een zelfmoordaanslag in de buurt van
het Eye-hospital in Colombo. Op 19 oktober 2000 ontplofte er een bom
tegenover het stadhuis van Colombo. Bij deze bomaanslag vielen 23 gewonden
waarvan er twee later in het ziekenhuis overleden. Op 30 januari 2001
werden twee handgranaten gegooid naar het gebouw van de Britse NGO Oxfam. Er
was alleen materiële schade. Het National Front Against Tigers (NFAT),
claimt voor deze aanslag verantwoordelijk te zijn. De NFAT claimt eveneens
verantwoordelijk te zijn voor de moord op Kumar Ponnambalam, de leider van
de All Ceylon Tamil Congress.
Tamil-bewegingen.
Anders dan in het Noorden (b.v. Vavuniya) en het Oosten verrichten
Tamil-bewegingen als PLOTE en TELO in Colombo niet zelfstandig arrestaties,
ontvoeringen of ondervragingen. Het leger en de politie staan dat in Colombo
niet toe. Tamil-bewegingen in Colombo worden wel door het leger en de
politie ingeschakeld om informatie te verkrijgen over subversieve en
terroristische activiteiten. In Colombo is het aan de Tamil-bewegingen
verboden wapens te dragen, maar dit verbod is niet effectief. In het
Noorden (Vavuniya) en het Oosten heeft het leger de Tamil-bewegingen echter
nodig om te helpen de LTTE te bestrijden.
2.3 Samenvatting
---
Op 10 oktober 2000 vonden in Sri Lanka parlementsverkiezingen plaats. Geen
enkele partij won een absolute meerderheid in het parlement. Na de
verkiezingen vormde Kumaratunga een coalitieregering met de People's
Alliance (PA), de National Unity Alliance (NUA) en de Tamilpartij Eelams
People Democratic Party (EPDP), die 116 van de 225 zetels bezet. Noorwegen
heeft zijn faciliterende rol in de bemiddeling tussen de Srilankaanse
regering en de LTTE voortgezet. Op 1 november 2000 vond een ontmoeting
plaats tussen Solheim en de leider van de LTTE, Velupillai Prabhakaran.
Vanaf halverwege september 2000 heeft het Srilankaanse leger door een reeks
van kleine maar strategische aanvallen een groot deel van het
Jaffna-schiereiland heroverd. Deze operaties worden gevoerd onder de
codenaam Kiniheera (aambeeld). Op 21 december 2000 kondigde de LTTE per 24
december 2000 een eenzijdig staakt-het-vuren van een maand af, dat enkele
malen is verlengd. De regering heeft dit staakt-het-vuren echter niet
overgenomen. Op 24 april 2001 besloot de LTTE het staakt-het-vuren niet te
verlengen.
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de situatie in Colombo
fluctueert. In Colombo vinden periodiek bomaanslagen plaats, die veelal
worden gevolgd door persoonscontroles en eventueel aan arrestaties en
kortdurende detenties van in Colombo woonachtige Tamils.
3. Mensenrechten
---
3.1 Waarborgen
---
Sri Lanka is onder meer partij bij het Internationaal Verdrag inzake
burgerrechten en politieke rechten (Bupo-verdrag, New York, december 1966),
het verdrag tegen foltering (CAT), en het eerste facultatieve protocol bij
het Bupo-verdrag inzake het individuele klachtrecht. Ook is Sri Lanka partij
bij de 'Convention for the suppresion of the Financing of Terrorism'.
Zie voor een vollediger overzicht bijlage VI.
Noodtoestand
De, sinds 4 augustus 1998 voor het gehele land geldende, noodtoestand is nog
steeds van kracht. De 'Prevention of Terrorism Act' (PTA) en de 'Emergency
Regulations' (ER) zijn wetten die uitgevaardigd zijn onder deze
noodtoestand. Maandelijks wordt de noodtoestand met ongeveer dezelfde
stemverhouding verlengd. De People's Alliance (PA), het Ceylon Workers
Congress (CWC) en de EPDP stemmen voor. In de periode augustus 2000 - maart
2001 heeft de UNP zich van stemming onthouden maar in april en mei 2001
stemde de UNP weer tegen verlenging van de noodtoestand. Ook TULF, TELO en
de JVP stemmen tegen de verlenging van de noodtoestand.
Public Security Ordinance (PSO)
Op 3 mei 2000 werd een geamendeerde Public Security Ordinance met daarin
aangepaste Emergency Regulations van kracht. In het belang van de
nationale veiligheid kan op basis van deze 'ordinance' beslag worden gelegd
op onder andere schepen, vliegtuigen en auto's. Tevens werden alle openbare
bijeenkomsten zoals politieke demonstraties en stakingen verboden. Alle
berichtgeving over het optreden van de strijdkrachten, politie en
veiligheidstroepen is onderhevig aan censuur. Bovendien is het thans bij wet
verboden kritiek te uiten op het staatshoofd als militair leider en zijn
enkele bepalingen met betrekking tot de arrestatie- en detentieprocedure
gewijzigd. In juni 2000 werden enkele bepalingen uit de PSO weer
afgezwakt (zie hiertoe ook p.15-16 en p.20).
3.2 Naleving en schendingen
---
UNHCR meldt dan de Srilankaanse regering in het algemeen de mensenrechten
respecteert in de gebieden die niet door de oorlog zijn aangetast.
Persvrijheid
In september 2000 schortte de regering de belangrijkste censuurmaatregelen
op. Op 23 mei 2001 werd de censuur op berichtgeving uit de oorlogsgebieden
opgeheven. Tot dan toe bleef het verboden te berichten over 'any matter
pertaining to military operations in the Northern and Eastern Province and
any statement pertaining to the official conduct, morale, or the performance
of the Head or of any member of the Armed Forces or the police force'.
In september 2000 werd de redacteur van de Sunday Leader, Lasantha Wickrematunga, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar voor een artikel dat hij in 1995 had geschreven waarin hij kritiek had op het functioneren van President Kumaratunga tijdens haar eerste jaar als president. Op 19 oktober 2000 werd de journalist Mylavaganam Nimalarajan in Jaffna thuis vermoord door een tot dusver onbekende daders. Voorts werd op 2 januari 2001 de uit Jaffna afkomstige journalist Subramaniam Thiruchelvam door de TID gearresteerd. Op 30 maart 2001 werd hij op instructie van de procureur-generaal vrijgelaten, zonder dat een formele aanklacht tegen hem was ingediend. De Human Rights Commission heeft hem bezocht. Marie Colvin, journaliste bij de Britse Sunday Times, raakte op 16 april 2001 op haar terugtocht vanuit de uncleared areas naar door de regering gecontroleerd gebied, tijdens een vuurgevecht tussen veiligheidseenheden en de LTTE, aan haar oog gewond. Zij was zonder formele toestemming van het ministerie van Defensie de uncleared areas ingegaan.
LTTE en vrijheid van meningsuiting
De LTTE staat in de gebieden die onder haar controle staan, geen vrijheid
van meningsuiting toe.
Het is in Sri Lanka vrijelijk toegestaan deel uit te maken van een politieke
partij of om een partijpolitieke organisatie op te richten.
Voor een uitgebreide beschrijving van de politieke partijen, zij verwezen naar het ambtsbericht van 24 juli 1997, p.5-6 en bijlage 2 van het ambtsbericht inzake Sri Lanka van 30 september 1999.
P LOTE
PLOTE manifesteert zich enerzijds als eengewone 'mainstream' politieke
partij in welke hoedanigheid zij een Tamil-minderheidspartij is en zitting
had in het Srilankaanse parlement. Anderzijds opereert zij als paramilitaire
groepering (zie ook p.12). De invloed van de politieke vleugel van PLOTE in
de Srilankaanse politiek lijkt te zijn afgenomen. Zo heeft PLOTE bij de
parlementsverkiezingen in oktober 2000 geen enkele zetel gewonnen. Wel
opereren er in Vavuniya en omgeving ook diverse paramilitaire groeperingen
onder de naam van PLOTE die samenwerken met de regering. De invloed van
PLOTE is na de dood van de leider van de militaire vleugel van PLOTE,
Manikkadasan, afgenomen. PLOTE zou een aantal illegale detentiecentra
beheren, in met name het oostelijk deel van de stad Vavuniya. Amnesty
International riep op 4 juli 2001 de Srilankaanse autoriteiten op de
paramilitaire groeperingen beter onder controle te houden. Met name PLOTE
zou zich schuldig maken aan een systematische schending van de
mensenrechten.
Het US-State department rapport over 2000 meldt dat regeringsgezinde
militante Tamilgroeperingen, waaronder dus PLOTE, Tamiljongeren uit met name
het oosten van Sri Lanka in het verleden dwongen zich bij deze militante
groepen aan te sluiten of anderszins werkzaamheden te verrichten. Dit
gebeurde onder bedreiging van deze jongeren of van hun familie. Na een bevel
hiertoe van de Srilankaanse autoriteiten lijkt het erop dat deze praktijken
zijn afgenomen.
Protestmarsen en stakingen
In zijn algemeenheid is het in Sri Lanka toegestaan protestacties te houden.
Voorafgaande aan protestmarsen moet toestemming worden gevraagd aan de
autoriteiten van de plaats waar de mars gehouden gaat worden. Er worden in
Sri Lanka regelmatig stakingen gehouden. In de verslagperiode vonden onder
meer stakingen plaats in Batticaloa, Trincomalee, Vavuniya, Colombo en
Vakarai. De stakingen worden georganiseerd om te protesteren tegen onder
andere de slechte economische ontwikkelingen, de devaluatie van de roepie,
na politieke moorden, tegen mensenrechtenschendingen, tegen de slechte
arbeidsomstandigheden, voor zelfbeschikkingrecht, voor of tegen steun aan de
LTTE of met betrekking tot het eenzijdig staakt-het-vuren.
Op 5 september 2000 werd een algemene staking (hartal) gehouden in
Batticaloa ter nagedachtenis aan 174 vluchtelingen die in 1990 uit het
vluchtelingenkamp Vantharumoolai verdwenen en de arrestatie van 184 mensen
in het dorp Sathurukondan en andere dorpen. Het leger is er tijdens deze
staking in Batticaloa niet in geslaagd met name winkeliers te dwingen hun
winkels weer te openen. In het dorp Valaichenai is het leger hier wel in
geslaagd. In Batticaloa-stad, Vavuniya en Trincomalee werd op 27
oktober 2000 een algemene staking gehouden uit protest op de moord van de
journalist Mylavaganam Nimalarajan (zie p.15). Op 13 november 2000 werd naar
aanleiding van de moord op het TULF-parlementslid Nimalanayagam
Soundaranayagam (zie paragraaf 3.2.10) in het district Batticaloa een
algemene staking gehouden.
Op 17 januari 2001 vond in Jaffna een protestmars plaats van studenten die
betoogden tegen het besluit van de regering niet in te gaan op het
staakt-het-vuren dat door de LTTE was afgekondigd. Vier dagen voorafgaand
aan deze protestmars arresteerde het Srilankaanse leger negen studenten in
Jaffna vanwege het organiseren van deze protestmars. Op 16 februari werden
in onder meer Mannar, Vavuniya en Murunkan protestmarsen gehouden waarbij de
Srilankaanse autoriteiten werd verzocht de oorlog te stoppen en
vredesonderhandelingen met de LTTE te beginnen.
Met name in het Noorden en Oosten van Sri Lanka worden door zowel
regeringsleger als LTTE beperkingen opgelegd in de bewegingsvrijheid.
In Colombo worden geen beperkingen in de bewegingsvrijheid opgelegd,
ofschoon wel rekening moet worden gehouden met controles bij checkpoints.
Het is niet zo dat aan Tamils die geregistreerd zijn bij een bepaald
politiebureau, beperkingen worden opgelegd in de bewegingsvrijheid. Wel kan
bij een identiteitscontrole worden gevraagd waarom men zich in een bepaald
gebied in Colombo bevindt.
Nationale identiteitskaart (NIC)
Voor de procedure voor het verkrijgen van een nieuwe nationale
identiteitskaart (NIC) bij het zogenaamde Front Office, wordt verwezen naar
het gestelde op p.29 van het ambtsbericht van 24 maart 1998. De aldaar
beschreven procedure wordt tot op heden gehanteerd. Op de
identiteitskaart van een Tamil staan de gegevens zowel in het Singalees als
in het Tamil genoteerd. Op de identiteitskaart van een Singalees staan die
gegevens alleen in het Singalees. Bij een moslim is de taal van de NIC
afhankelijk van de taal waarin hij de aanvraag deed. Deed hij zijn aanvraag
in het Tamil, dan worden op de NIC de gegevens in zowel Tamil als het
Singalees afgedrukt. Deed hij zijn aanvraag in het Singalees, dan worden de
gegevens alleen in het Singalees afgedrukt. Ook staat op iedere NIC de
geboorteplaats en het adres met de woonplaats van betrokkene vermeld en
staat een cijfer gedrukt waaruit is af te leiden uit welk district de houder
van de kaart afkomstig is.
Jaffna-schiereiland
De bewegingsvrijheid van mensen die woonachtig zijn in Jaffna en naar andere
gebieden in Sri Lanka willen, is beperkt door enerzijds militaire
belemmeringen en anderzijds beperkte transportmogelijkheden. De
bootverbinding tussen Jaffna en Trincomalee was gedurende de verslagperiode
de enige manier voor burgers om Jaffna te verlaten. De verbinding wordt
onderhouden door de schepen 'Lanka Muditha', 'Hendela' en de 'City of
Trinco'. Op 29 januari 2001 werd na een onderbreking van enkele maanden, de
bootverbinding van de 'City of Trinco' hervat. De hervatting van de
verbinding werd mogelijk gemaakt door een overeenkomst tussen
veiligheidskrachten, de ICRC en de LTTE. Er worden twee diensten per week
uitgevoerd. Het door het Internationale Rode Kruis gecharterde schip, de
'Jaya Gold' vervoert wekelijks patiënten tussen Point Pedro, op het
Jaffna-schiereiland en Trincomalee. Op 17 november 2000 is de
luchtverbinding tussen Colombo en Jaffna hersteld. De maatschappij Heli
Tours vliegt één à twee maal per dag, maar slechts weinig mensen kunnen zich
de vliegtarieven veroorloven.
Het Oosten
De controles tussen de steden Batticaloa, Trincomalee, Ampara aan de
oostkust en Colombo zijn talrijk.
Vavuniya
Sinds eind januari 2000 poogt het leger, om LTTE-infiltratie tegen te gaan,
het aantal mensen te beperken dat vanuit LTTE-gebied naar gebieden komt die
onder controle staan van de regering. Er is één gevestigd en legaal
checkpoint waarlangs men van LTTE-gebied in regeringsgebied kan komen.
Dit checkpoint is gelegen bij Piramananankulam, op de weg van Mannar naar
Vavuniya.
Het wordt aan de vluchtelingen die zich in de kampen in Vavuniya bevinden
nauwelijks toegestaan zich te vestigen in andere delen van Vavuniya of Sri
Lanka. Zij kunnen hiertoe wel een aanvraag indienen, maar hiertoe dient een
toelatingsformulier ingevuld te worden van meer dan 14 pagina's, dat
ongeveer 200 vragen bevat. Het verkrijgen van toestemming om naar
regeringsgebied te reizen neemt tussen de twee en vier maanden in
beslag. Inwoners van het Vavuniya-district moeten in het bezit zijn van
een pasje waaruit blijkt dat zij geregistreerd zijn als inwoner van
Vavuniya. Er zijn vijftien verschillende soorten passen. Voor een
beschrijving van het pasjessysteem in Vavuniya, zie bijlage III.
Colombo
Iedere inwoner van Colombo dient zich te laten registreren bij het
plaatselijke politiebureau. Er bestaat geen vaste termijn voor de duur
van de registratie. Dit kan variëren van één maand tot een half jaar. Er
zijn geen gevallen bekend waarin de politie registratie niet werd verlengd,
ofschoon dit regelmatig met enige vertraging gebeurd. Bij met name Tamils
die niet oorspronkelijk afkomstig zijn uit Colombo en pas na het begin van
de oorlog in 1983 in Colombo zijn gaan wonen, wordt er streng op toegezien
dat zij zich hebben geregistreerd of zich door de lodge-eigenaar alwaar zij
verblijven, hebben laten registreren. Het komt voor dat aan een Tamil geld
wordt gevraagd alvorens hij wordt geregistreerd (200-300 roepies). Het kan
zijn dat de politie bij het registeren vraagt naar de specifieke
verblijfsreden van degene die wordt geregistreerd. Er bestaan geen
specifieke registraties voor Srilankanen die in Colombo komen werken.
Checkpoints in Colombo
In Colombo bevinden zich checkpoints op belangrijke doorvoerwegen,
kruispunten, bij overheidsgebouwen, bij gebouwen waar internationale
organisaties zijn gevestigd, in de nabijheid van woningen van hooggeplaatste
personen, in de nabijheid van de haven en op alle andere plaatsen waarvan
men vermoedt dat de LTTE er aanslagen op zou kunnen en willen plegen.
Daarnaast zijn er zogenaamde 'vliegende' checkpoints die op ieder moment
overal kunnen worden opgezet. De checkpoints worden in de regel bemand door
het leger.
Voor het overige geldt hetgeen gesteld is in het ambtsbericht van 30
september 1999.
De rechtsgang volgens het normale strafprocesrecht is beschreven in het
ambtsbericht van 6 november 1998 (p.11-14). De grondwet voorziet in een
onafhankelijke rechtspraak en in de praktijk wordt dit door de overheid
gerespecteerd. Verschillende bronnen in Sri Lanka hebben verklaard in
zijn algemeenheid vertrouwen te hebben in de objectiviteit en
onpartijdigheid van de rechterlijke macht.
Ondersteunende werkzaamheden voor de LTTE
Tamils die worden beschuldigd van het verrichten van ondersteunende
werkzaamheden voor de LTTE, zoals het bieden van schuilplaatsen aan
LTTE-strijders, bunkers bouwen, de verkoop van goederen die de LTTE zou
kunnen gebruiken voor de oorlogsvoering zoals brandstof, chemicaliën en
rubber, of het inwinnen van informatie voor de LTTE en van wie de
beschuldiging is bewezen, worden in de praktijk tot een gevangenisstraf van
ongeveer 1 à 2 jaar veroordeeld met aftrek van voorarrest. Wanneer een
persoon gedwongen diensten voor de LTTE verrichtte, is deze formeel niet
strafbaar. In theorie dient de bewijslast hiertoe bij de openbaar
aanklager te liggen maar in de praktijk dient een beschuldigde zelf meestal
aan te tonen dat hij gedwongen werd diensten voor de LTTE te verrichten.
Jaffna
Na een onderbreking van twaalf jaar, vond op 3 januari weer een zitting
plaats voor het Hooggerechtshof in Jaffna. Het hof is tijdelijk gevestigd in
Gurunagar, vlakbij Jaffna-stad en wordt geleid door de rechter K.
Varatharaja.
Arrestaties en detenties van met name jonge mannelijke en vrouwelijke Tamils
komen vooral voor na aanslagen van de LTTE, na het vinden van explosieven of
voorafgaand aan belangrijke feestdagen. Deze arrestaties worden
verricht op basis van de 'Emergency Regulations' (ER) en de 'Prevention of
Terrorism Act' (PTA). Hiertoe worden onder meer 'round-ups' en 'cordon
and search'-operaties gehouden. Slechts een gering aantal Tamils wordt in
Colombo gearresteerd na staandehouding bij een checkpoint. In de
oorlogsgebieden komt dit vaker voor. Er zijn geen aanwijzingen dat na
aanpassing van de Emergency Regulations op 3 mei 2000, er als gevolg daarvan
een toename van het aantal arrestaties heeft plaatsgevonden. Amnesty
International meldt in het jaarrapport 2001 dat in Sri Lanka aan het einde
van 2000 tenminste 1500 Tamils zonder aanklacht of proces werden
vastgehouden waarvan sommigen al vier jaar.
Risicofactoren
Indien een Tamil op straat of bij een round-up wordt gecontroleerd en hij
beschikt over geldige identiteitspapieren en een geloofwaardige verklaring
waarom hij of zij zich in Colombo bevindt, zal er in de regel geen
aanleiding zijn voor arrestatie. In het algemeen leidt slechts een
combinatie van factoren tot verdenking van LTTE-betrokkenheid en risico op
arrestatie. De meest van belang zijnde factoren zijn: het niet
beschikken over een identiteitsbewijs, het ontbreken van de
politieregistratie, het hebben van littekens, het niet kunnen geven van een
geldige verblijfsreden, het zich schichtig of bangelijk gedragen waardoor de
betrokkene de verdenking van LTTE-betrokkenheid op zich laadt, en het zijn
van een jonge Tamil die recentelijk afkomstig is uit de oorlogsgebieden en
die maar een beperkte kennis heeft van de Singalese taal.
Littekens
Het slechts hebben van uiterlijk direct zichtbare littekens van welke aard
dan ook, leidt in zijn algemeenheid niet tot directe verdenking van
LTTE-activiteiten, zeker niet indien men over goede identiteitspapieren
beschikt. Wel kunnen uiterlijke littekens een aanleiding zijn voor
staandehouding. In de praktijk komt het slechts uiterst zelden voor dat
iemand enkel wegens een litteken wordt meegenomen naar het politiebureau
voor ondervraging. Er zijn geen aanwijzingen dat Tamils tijdens
identiteitscontroles bij checkpoints worden gesommeerd zich te ontdoen van
hun kleding om te controleren of zij littekens op hun lichaam hebben.
Detenties korter dan 48/72 uur
Van de tijdens 'round-up's' en 'cordon and search'-operaties of bij een
checkpoint gearresteerde Tamils wordt het overgrote deel, nadat hun
identiteit is vastgesteld en niets is gebleken dat aanleiding geeft tot
verdenkingen van betrokkenheid bij de LTTE, binnen 48/72 uur weer
vrijgelaten. Het enkel hebben van littekens leidt in het algemeen niet tot
een verhoogd risico op detentie van langer dan 48/72 uur. Het kan voorkomen
dat Tamils tijdens een detentie van 48/72 uur ter controle van hun
identiteit ruw (zoals bijvoorbeeld slaan) worden behandeld, maar in de
praktijk komt dat binnen deze categorie weinig voor. Van marteling is
tijdens de detentieperiode van minder dan 48/72 in het algemeen geen sprake.
Detenties langer dan 48/72 uur
Indien iemand verdacht wordt van LTTE-betrokkenheid, dan dient rekening te
worden gehouden met een langduriger detentie dan 48/72 uur.
Aanwijzingen hiervoor zijn onder meer:
- bestaande politiedossiers;
- aanwijzingen van anderen dat betrokkene verdacht kan worden van mogelijke
betrokkenheid bij de LTTE;
- een combinatie van factoren als het niet beschikken over een
identiteitskaart, het niet kunnen opgeven van een geloofwaardige reden voor
zijn of haar verblijf in Colombo, het ontbreken van de politieregistratie,
en het niet op andere wijze kunnen aantonen van de identiteit.
In zijn algemeenheid zijn er duidelijke aanwijzingen of vermoedens van LTTE-betrokkenheid alvorens iemand langer zal worden gedetineerd.
Registratie van detentie
Op ieder politiebureau is een speciaal boek aanwezig voor de registratie van
arrestanten. Indien iemand wordt gearresteerd, dan wordt zijn of haar naam
in het algemeen opgeschreven in dit boek. Ook wordt hierin opgetekend op
grond waarvan iemand is gearresteerd, wanneer de arrestant is voorgeleid aan
de rechter, welke uitspraak de rechter heeft gedaan en wanneer de arrestant
is vrijgelaten dan wel is overgebracht naar de gevangenis. In sommige
gevallen worden er pasfoto's gemaakt van de arrestant.
Tweede arrestatie
De registratie van arrestanten is nog niet geautomatiseerd en er is evenmin
een centraal register, waardoor in geval van een tweede arrestatie door een
ander bureau bij het antecedentenonderzoek door de politie niet eenvoudig
nagegaan kan worden of een arrestant reeds eerder is gearresteerd. Bij een
onderzoek dient de gearresteerde of zijn advocaat te verwijzen naar eerdere
arrestaties, de datum en de locatie, waarna in het boek van het bureau waar
betrokkene eerder gedetineerd is geweest, nagegaan kan worden welke
behandeling hij heeft ondergaan. Indien men kan aantonen dat de antecedenten
reeds eerder zijn gecontroleerd, dan wordt men vrijgelaten. Het boek waarin
de detenties worden genoteerd blijft bewaard op het desbetreffende
politiebureau. In de praktijk krijgen advocaten inzage in deze boeken.
Vrijwel alle arrestaties worden geregistreerd en de meeste arrestanten die
voor de tweede maal zijn gearresteerd, worden binnen 48/72 uur
vrijgelaten.
Bezoek Internationale Rode Kruis
Het ICRC heeft een 'Memorandum of Understanding' (MOU) afgesloten met de
Srilankaanse autoriteiten die het hen toestaat bezoeken af te leggen aan
alle gedetineerden die worden vastgehoudenin verband met de burgeroorlog.
Het ICRC is bereid te verklaren of zij een gedetineerde in een bepaald
detentiecentrum hebben bezocht, maar kan conform het mandaat geen verdere
informatie omtrent de bevindingen openbaar maken. Het komt voor dat sommige
gedetineerden niet worden getoond wanneer het ICRC een detentiecentrum
bezoekt.
Bindunawewa-incident
Op 25 oktober 2000 vond in het reclasseringscentrum van Bindunawewa een
incident plaats waarbij een menigte van ongeveer 1500 lokale dorpelingen,
bewapend met messen, stokken en knuppels het centrum bestormde en op de
aanwezige jongeren (voormalige kindsoldaten van de LTTE) begon in te
slaan. Bij deze aanval zijn minimaal 27 jongeren om het leven gekomen
en minimaal veertien ernstig gewonden gevallen. De Verenigde Naties bij
monde van Secretaris Generaal Kofi Annan, de Europese Unie en Amnesty
International hebben opgeroepen tot een diepgaand onderzoek naar de
gebeurtenissen. President Kumaratunga heeft een diepgaand onderzoek
toegezegd en heeft hiertoe een eenmanscommissie in het leven geroepen, die
wordt bemand door P.H.K Kulatika, rechter bij het beroepshof. Tot op heden
zijn geen resultaten van deze onderzoekscommissie bekend. Op 28 juni 2001
heeft de procureur-generaal Kamlas Abeysan een rapport over het
Bindunawewa-incident gepresenteerd aan het Hooggerechtshof van Badulla.
Besloten is dat de zaak wordt voorgelegd aan drie rechters van het
Hooggerechtshof zonder dat daarbij een jury aanwezig is, een zgn. Trial at
Bar.
Naar aanleiding van het incident vonden demonstraties plaats in de
districten Nuwara Eliya en Badula. Later vonden in het stadje Talawakelle
ernstige ongeregeldheden plaats. Na enkele dagen is de rust in het gebied
waar het centrum is gevestigd, wedergekeerd.
Aanloop naar Heroes Day (27 november)
In november 2000 werden in aanloop naar de 'Great Heroes Week' van de LTTE,
de zoekoperaties (cordon-and-search operations) in Jaffna geïntensiveerd na
aanwijzingen dat LTTE-kaders in Jaffna-stad zouden zijn geïnfiltreerd. Een
aantal nieuwe checkpoints werd opgezet en er zijn meldingen van enkele
tientallen arrestaties. Ook in Colombo werden de controles verscherpt,
waarbij er gedurende november enkele zoekoperaties werden uitgevoerd waarbij
enkele tientallen Tamils zijn gearresteerd.
Illegale detentiecentra
In het US State Department-rapport van februari 2001 wordt gemeld dat de
paramilitaire groeperingen zoals PLOTE nog steeds enkele illegale
detentiecentra beheren in Vavuniya. Ook maakt het US State Department
melding van illegale detentiecentra in het noorden en oosten van Sri Lanka
waar gevangenen door het Srilankaanse leger voor korte tijd worden
ondervraagd, alvorens te worden overgebracht naar reguliere
detentiecentra. De VN-rapporteur inzake marteling en andere wrede,
onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing maakt melding van
illegale detentiecentra, die zich met name op het Jaffna-schiereiland en in
Vavuniya zouden bevinden. Deze detentiecentra staan onder leiding van PLOTE.
Onderdelen van de Srilankaanse veiligheidstroepen zouden deze paramilitaire
groepering helpen. Ook Amnesty International maakt melding van illegale
detentiecentra. Hierbij zou het naast de centra die door PLOTE worden
beheerd, ook gaan om een centrum in Colombo, gelegen in de nabijheid
van de Indiase ambassade, dat door de Srilankaanse politie zou worden
beheerd. EPDP zou leden van haar eigen groepering korte tijd vasthouden
in illegale detentiecentra in Jaffna-stad, indien zij zich aan de
partijdiscipline hebben onttrokken.
Maatregelen van de regering
De regering heeft de veiligheidsonderdelen van defensie zoals leger, de
politie en de marine, de STF en de luchtmacht in zijn algemeenheid onder
controle. Het komt echter met name in de oorlogsgebieden voor dat zowel
leger als politie zich schuldig maken aan mensenrechtenschendingen en
overtredingen van de noodwetgeving (PTA en /of ER).
Het in juli 1998 opgerichte 'President's Committee of Inquiry into Undue Arrests and Harassments' (CIUAH, in Sri Lanka veelvuldig het Anti Harassment Committee genoemd) heeft haar werkzaamheden voortgezet. In dit comité hebben naast enkele ministers ook de inspecteur-generaal van de politie zitting alsmede vertegenwoordigers van de marine, het leger, de luchtmacht en de directeur van de 'Criminal Investigation Department' (CID). Probleem voor deze organisatie is dat ze is opgericht onder een presidentieel decreet en dat haar taken dus niet in de wet zijn verankerd, dit in tegenstelling tot de Human Rights Commission. Mede daarom heeft zij weinig mogelijkheden om autoriteiten daadwerkelijk te dwingen de mensenrechten te respecteren. Wat zij wel doet is meldingen van klachten onderzoeken en haar bevindingen doorgeven aan de autoriteiten. Mede door de aanwezigheid van hoge vertegenwoordigers van opsporingsautoriteiten, wordt aan klachten die zijn ingediend bij het CIUAH regelmatig gehoor gegeven. Het
telefoonnummer van het CIUAH is Colombo-324681, het faxnummer is
Colombo-445446.
Bij klachten die zijn gericht tegen arrestaties verricht op grond van de
noodwetgeving (PTA/ER), betrof het veelal Tamils die op beschuldiging van
ondersteunende activiteiten voor de LTTE, voor langere tijd werden
vastgehouden zonder dat er een formele aanklacht tegen hen werd ingediend.
In dergelijke gevallen heeft het comité een ultimatum gesteld bij de politie
binnen welke tijd er tegen de betrokken gedetineerde een formele aanklacht
moet zijn ingediend.
Ook de Human Rights Commission (HRC) heeft zijn activiteiten voortgezet. De
HRC beschikt over elf kantoren die gevestigd zijn in geheel Sri Lanka. Het
nieuwe bestuur van de HRC heeft zorggedragen voor een beter functioneren van
de HRC en de achterstand in de behandeling van klachten is grotendeels
weggewerkt. Begin juli 2000 heeft de HRC een telefoonlijn opengesteld waarop
24 uur per dag meldingen kunnen worden gerapporteerd van
mensenrechtenschendingen, die zouden zijn verricht door de politie of het
leger tijdens arrestaties en detenties.Het nummer van deze 'hot-line' is
Colombo - 689064.
In november 2000 werd het Permanent Inter Ministerial Standing Committee on
Human Rights opgericht dat onder leiding staat van de minister van
Buitenlandse Zaken Kadirgamar. Ook werd een Interministerial Working Group
on Human Rights opgericht. Beide groepen dienen het nakomen van de
verplichtingen, die voor Sri Lanka voortvloeien uit de ondertekening van
diverse mensenrechten-verdragen, zoals de Convention against torture en het
verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten, te waarborgen. Ook werd in
november 2000 de Torture Perpetrators Unit (TPU) opgericht, die onderzoek
moet gaan doen naar meldingen van marteling.
Vavuniya
In september 2000 gaf de rechter in Vavuniya een waarschuwing aan de Counter
Subversive Unit (CSU) dat in de toekomst een gerechtelijk bevel moest worden
gevraagd alvorens de CSU iemand voor de tweede maal zou arresteren. Tevens
eiste de rechter dat de politie hem voortaan zou informeren in geval van
overlijden onder verdachte omstandigheden. Ook de HRC heeft bij de politie
in Vavuniya aangedrongen op het respecteren van de mensenrechten. Sinds deze
oproep wordt de verplichting in geval van arrestaties in ieder geval de
naaste familie, het Internationale Rode Kruis en de HRC te informeren, in
het algemeen goed nageleefd.
Mannar
Volgens het burgercomité van Mannar zouden er in 2000 in Mannar 143 personen
willekeurig zijn gearresteerd, waarvan er in januari 2001 zeventig zouden
zijn vrijgelaten. Het is niet bekend wat er met de overige 73 personen
is gebeurd.
Voor een beschrijving van de opsporingsinstanties zij verwezen naar de
ambtsberichten van 30 september 1999, p.20-21 en 28 juli 2000, p.24-25.
Het Oosten
Zie p. 10/11 voor de aanwezigheid van de Special Task Force (STF) in
Batticaloa.
Amnesty International
Amnesty International meldt in het jaarrapport dat marteling nog steeds zeer
veel voorkomt. Na afkondiging van de noodmaatregelen in mei 2000 steeg het
aantal meldingen over marteling , maar dit leek later weer af te nemen,
aldus Amnesty.
Bekentenis door marteling
Bekentenissen komen regelmatig onder dwang tot stand en worden vaak in het
Singalees opgesteld. Bekentenissen als gevolg van marteling worden niet
toegestaan op grond van de 'Evidence Ordinance'. Indien tijdens een
rechtzaak door de rechter wordt vastgesteld dat het bewijs via marteling is
verkregen, dan zal deze bekentenis niet worden meegewogen bij het
uiteindelijke oordeel. De bewijslast ligt hierbij bij degene die de
bekentenis heeft afgelegd. De aangeklaagde kan via het rapport van de
Judicial Medical Officer (JMO) aantonen dat hij is gemarteld. JMO's zijn
door de overheid aangesteld en het betreft hier dus geen particuliere
dokters. In het algemeen worden de JMO's in Sri Lanka als betrouwbaar
gezien.
Indien mensen gemarteld zijn tijdens hun detentie, dan staat de mogelijkheid
open bij het Hooggerechtshof van Sri Lanka een Fundamental Rights
Application (FRA) in te dienen, waarmee smartengeld kan worden verkregen.
Ook kan de persoon die de marteling heeft begaan worden veroordeeld. De
hoogste rechter in het Hooggerechtshof wijst momenteel veel Fundamental
Rights Applications af omdat hij van mening is dat het Hooggerechtshof niet
de juiste juridische instantie is om de FRA's te behandelen, maar dat dit
dient te gebeuren door een lagere juridische instantie. Wel wordt vaak
aangedrongen op het treffen van een schikking waarbij het slachtoffer van
marteling alsnog smartengeld krijgt. Er zijn voorzover bekend geen berichten
dat personen die een Fundamental Rights Application hebben ingediend, als
gevolg daarvan te maken hebben gekregen met bedreigingen van de zijde van de
overheid.
Vavuniya
In Vavuniya komt het voor dat iemand die verdacht wordt van LTTE-connecties
na arrestaties door politie of het leger gemarteld wordt. Ook paramilitaire
groeperingen als PLOTE en TELO worden vaak verantwoordelijk gesteld voor
martelingen die plaatsvinden in Vavuniya.
Het Oosten
In Trincomalee is een toenemend aantal meldingen van mishandeling en
marteling tijdens detentie. Bronnen in Sri Lanka schrijven dit toe aan de
aanwezigheid van de marine die zich weinig gelegen laat aan het respecteren
van mensenrechten. Sinds de afkondiging van het staakt-het-vuren is het
echter relatief rustig in Trincomalee.
Colombo
Ook in Colombo lopen mensen die verdacht worden van het hebben van banden
met de LTTE het risico te worden onderworpen aan mishandeling en marteling.
Het gaat hierbij om enkele gevallen per jaar (zie ook p.30).
Vrouwen
Verkrachting tijdens detentie komt voor en vindt plaats door politieagenten
en militairen. Ook komt het voor dat politieagenten tijdens detentie van
vrouwen dreigen met verkrachting en op deze wijze angst veroorzaken.
Seksuele intimidatie bij checkpoints in Colombo komt eveneens voor. Het is
niet zo dat Tamil-vrouwen vanwege hun etnische achtergrond een groter risico
lopen op verkrachting dan Singalese of Moslim-vrouwen. In het zuiden van Sri
Lanka vindt een toenemend aantal verkrachtingen plaats dat vaak worden
toegeschreven aan deserteurs uit het Srilankaanse leger.
Op 24 juni 2001 werd een vrouwelijke plantage-Tamil door drie politieagenten
verkracht bij een checkpoint in Colombo. De dag erna werden de drie
politieagenten gearresteerd. Naar aanleiding van deze verkrachting vonden er
op 6 juli 2001 in Colombo, de Oostelijke provincies en Jaffna-stad
werkonderbrekingen en protestmarsen plaats. Enkele honderden mensen
protesteerden in de wijk Maradana, in de nabijheid van het checkpoint waar
het incident plaatsvond.
Amnesty International heeft in april 2001 een oproep gedaan aan de
Srilankaanse regering om maatregelen te treffen waarmee een einde wordt
gemaakt aan de verkrachtingen door leden van de veiligheidstroepen en zorg
ervoor te dragen dat de daders voor de rechtbank worden gebracht.
Mannen
In het rapport 'Caught in the middle' maakt de organisatie Medical
Foundation for the care of Victims of Torture er melding van dat tenminste
één op de vijf mannelijke Tamil-gedetineerden in meer of mindere mate te
maken heeft gehad met seksueel misbruik.
LTTE-verkrachtingen
Er zijn geen berichten bekend over verkrachtingen door de LTTE. De LTTE
verbiedt hun strijders seksuele contacten. Verkrachters kunnen rekenen op
strenge maatregelen door de leiding van de LTTE.
Het Amerikaanse Department of State stelt in 2000 geen meldingen over
verdwijningen te hebben ontvangen in Colombo en Jaffna-stad. Wel kwamen
er meldingen binnen van ten minste elf verdwijningen van mensen die het
laatste werden gezien in handen van leger, marine en politie, in Vavuniya en
Trincomalee. Ook de paramilitaire groepen zijn verantwoordelijk voor
een aantal verdwijningen. Amnesty International meldt in het jaarboek 2001
dat er gedurende 2000 tenminste twintig verdwijningen zijn gemeld waarbij
het grootste aantal uit het gebied Vavuniya kwam. Verdwijningen werden ook
gemeld vanuit Colombo, Jaffna, Batticaloa, Mannar en Trincomalee.
De Vanni
Volgens de Jesuit Refugee Service zouden er in 2000 in de regio Mannar (in
de westelijke Vanni) twaalf personen zijn vermist.
Vavuniya
In Vavuniya hebben zich gedurende de verslagperiode een aantal
verdwijningszaken voorgedaan. Naast het leger worden ook regeringsgezinde
Tamil-milities als PLOTE en TELO verantwoordelijk gesteld voor
verdwijningen. Op 31 augustus 2000 schreef Amnesty International een brief
aan president Kumaratunga waarin ze aandrong op onderzoek naar het
toenemende aantal verdwijningen in met name Vavuniya. In deze brief
wordt melding gemaakt van zeven personen die in de periode van 10 tot en met
16 augustus voor het laatst werden gezien in de handen van de
veiligheidstroepen. Op 15 februari 2001 maakte Amnesty International melding
van de verdwijning van Suppiah Sivalingam nadat hij een militaire post in
Vavuniya had bezocht.
Voorzover bekend is gedurende de verslagperiode geen melding gemaakt van
verdwijningen in Colombo.
Gedurende de verslagperiode hebben zich enkele gevallen van
buitengerechtelijke executies en politieke moorden voorgedaan.
Jaffna-schiereiland & Mannar
Op 19 december 2000 werden negen Tamils uit Jaffna als vermist opgegeven,
nadat zij waren gearresteerd door de Srilankaanse veiligheidstroepen in
Mirusuvil (dorp ten oosten van Jaffna-stad). Eén van de Tamils wist te
ontsnappen en na zijn getuigenis werden op 25 december 2000 acht lijken
gevonden bij het Mirusivul Educated Girl Scheme. De militaire politie heeft
naar aanleiding van dit incident een officier en zeven soldaten
gearresteerd. Het onderzoek is nog in gang.
In de nacht van 29 mei 2001 werd Thamil Vasan, leider van PLOTE in het
Vavuniya-district, door LTTE-kaders in zijn huis in Mannar doodgeschoten.
Het Oosten
Op 10 september 2000 werd in Pandiruppu (ongeveer dertig kilometer ten
zuiden van Batticaloa) Cheliyan Perinpanayagam, voormalige burgemeester van
Batticaloa en kandidaat voor de parlementsverkiezingen voor de People's
Alliance, doodgeschoten. Op 2 oktober 2000 kwam Mohammed Lathif
Baithullah, kandidaat-parlementslid voor het Sri Lanka Muslim Congress,
samen met tenminste twintig omstanders in Muttur om het leven bij een
zelfmoordaanslag door vermoedelijk een lid van de LTTE. Amnesty
International veroordeelde deze aanslag en riep de LTTE op te voorkomen dat
burgers bij aanslagen om het leven komen. Het TULF-parlementslid
Nimalanayagam Soundaranayagam uit Batticaloa werd op 7 november 2000 door
twee gewapende mannen doodgeschoten in het dorp Kiran, ten noordwesten van
de stad Batticaloa.
De paramilitaire groeperingen PLOTE en de Razeek-group hebben zich eveneens
schuldig gemaakt aan buitengerechtelijke executies.
In het najaar van 2000 laaide in Sri Lanka de discussie op over het opnieuw gaan uitvoeren van de doodstraf. Aanleiding was een kabinetsbesluit van maart 1999 waarin naar aanleiding van de toenemende misdaadcijfers besloten werd het moratorium op het uitvoeren van de doodstraf op te heffen en veroordelingen tot doodstraf niet meer automatisch om te zetten in levenslange gevangenisstraf. In het najaar van 2000 besloot het uitvoerend comité van de People's Alliance, de partij van president Kumaratunga, dat de doodstraf ook weer uitgevoerd moest gaan worden. Tot op heden is nog geen definitieve besluit genomen of de doodstraf ook weer daadwerkelijk zal worden uitgevoerd. Er zouden momenteel ongeveer 57 personen ter dood veroordeeld zijn en dit aantal groeit. Het betreft allen personen die veroordeeld zijn op grond van commune delicten. Voor overtredingen van de PTA of van de ER's kan de doodstraf niet worden opgelegd.
Legerofficieren en soldaten die beschuldigd worden van het plegen van
mensenrechtenschendingen kunnen zowel worden berecht door de militaire
rechtbank (krijgsraad) als door een civiele rechtbank. In het geval dat
iemand schuldig wordt bevonden middels militair snelrecht, is de straf
veelal van disciplinaire aard, zoals degradatie of het inhouden of vertragen
van een promotie. Het gaat hierbij om kleine vergrijpen. Indien een
officier, onderofficier of soldaat door de krijgsraad wordt veroordeeld dan
wordt veelal een gevangenisstraf opgelegd of de betrokken militair wordt
ontslagen. Indien een zaak voor een civiel hof wordt beslecht en de militair
wordt veroordeeld, dan moet de betrokken (onder-)officier of soldaat worden
ontslagen.
De overheid is de laatste jaren meer bereid op te treden tegen schenders van
mensenrechten maar straffeloosheid komt nog steeds veel voor. Volgens UNHCR
zijn er slechts enkele veroordelingen geweest van personen die zich schuldig
hebben gemaakt aan schending van de mensenrechten. Het US State
department maakt er melding van dat de Srilankaanse autoriteiten in de grote
meerderheid van de zaken waarin militairen zich schuldig zouden hebben
gemaakt aan mensenrechtenschendingen, er niet in zijn geslaagd degenen die
verantwoordelijk zijn te identificeren en hen te berechten. Amnesty
International noemt de straffeloosheid van schenders van de mensenrechten
een punt van grote zorg.
Op 18 juli 2000 stond de inmiddels gepensioneerde generaal-majoor van het
Srilankaanse leger, Ananda Weerasekera samen met twee van zijn
ondergeschikten terecht voor een civiele rechtbank op aanklacht van moord en
ontvoering ten tijde van de JVP-opstand aan het einde van de tachtiger
jaren, begin van de negentiger jaren. Dit was de eerste keer dat iemand
terecht stond in verband met de JVP-verdwijningen die plaatsvonden tussen
1988 en 1992. In december 2000 is Weerasekera ontslagen van verdere
rechtsvervolging omdat de aanklachten die tegen hem waren ingediend, niet
konden worden bewezen.
In de zomer van 2000 werd een nieuwe rechter geplaatst in Vavuniya. Met de
komst van deze rechter lijkt er een verbetering te zijn opgetreden in de
onderzoeken naar mensenrechtenschendingen door de autoriteiten. Deze rechter
stelt zich onafhankelijk op en is zeer kritisch naar politie en leger. Dit
heeft geleid tot diverse uitspraken waarin aan politie en leger werd
opgedragen informatie te verschaffen over gedetineerden of waarin
politieagenten veroordeeld werden vanwege hun aandeel in
mensenrechtenschendingen.
Zie voor de bestraffing van mensenrechtenschenders het ambtsbericht van 30
september 1999, p.28.
3.3 Positie van specifieke groepen
---
De positie van de zogenaamde 'Thee-Tamils', 'Indian Tamils' of
Plantage-Tamils is beschreven in de ambtsberichten van 24 maart 1998
(p.24-25) en 30 september 1999(p.28). In de voorgestelde grondwetswijziging
van president Kumaratunga (zie paragraaf 2.1) is ook een bepaling opgenomen
waarin wordt gesteld dat de Plantage-Tamils de Srilankaanse nationaliteit
zouden krijgen. Met het uitstel van de stemming over de grondwetswijziging,
werd ook de beslissing over dit voorstel uitgesteld. In januari en februari
2001 hielden plantagemedewerkers (up-country Tamils, in Hatton een
hongerstaking om hun eisen voor meer loon kracht bij te zetten. In januari
2001 had een stakingsactie van plantage-Tamils vrijwel de gehele
thee-industrie van Sri Lanka voor een paar dagen lamgelegd.
Gedurende de verslagperiode zijn er meldingen geweest van ontvoeringen van
Moslims door de LTTE met het oog losgeld te ontvangen. Op 24 april 2001
werden twee Moslims ontvoerd in de nabijheid van het legerkamp Valaichenai,
district Batticaloa. Begin mei vielen drie doden bij etnische
ongeregeldheden in het door Moslims gedomineerde Mawanella (ongeveer 70
kilometer ten noord-oosten van Colombo). Veel winkels werden geplunderd en
huizen en auto's van Moslims werden vernietigd. Aanleiding voor deze
onlusten was naar verluidt de weigering van een Moslim zakenman om
beschermgeld (Kapang) te betalen aan een Singalese bende (zie ook p.12).
Het US Department of State meldt dat de LTTE Moslims discrimineert en
moslims hun huizen, land en bedrijven afhandig maakt. Ook worden Moslims met
de dood bedreigd indien zij terugkeren naar hun huizen voordat het conflict
is beëindigd.
In het algemeen worden vrouwen niet vanwege hun geslacht gediscrimineerd.
Wel kunnen vrouwen worden gediscrimineerd als gevolg van bepaalde
voorschriften die verbonden zijn aan hun etnische achtergrond of hun
religie. Het is in Sri Lanka niet gebruikelijk dat alleenstaande
vrouwen alleen leven. Zij wonen in de regel in pensions of worden opgevangen
door hun familienetwerk. In de Srilankaanse grondwet is opgenomen dat mannen
en vrouwen gelijke kansen dienen te krijgen in de publieke sector. In de
private sector bestaat geen wettelijke bescherming tegen discriminatie.
Vrouwen krijgen vaak minder betaald dan mannen voor hetzelfde werk, bekleden
minder snel een leidinggevende positie en kunnen te maken krijgen met
seksuele intimidatie. De Zwitserse vluchtelingenorganisatie SFR meldt
in haar rapport van juni 2000 dat alleenstaande Tamilvrouwen in Colombo op
grotere problemen stuiten dan mannen. Bij veiligheidscontroles en bij
arrestaties komt seksuele intimidatie en geweld voor, aldus SFR.
Rekruteringen van kinderen
De LTTE rekruteert kinderen voor het verrichten van ondersteunende diensten
of voor gevechtshandelingen. Persberichten en rapporten maken regelmatig
melding van de inzet van minderjarige soldaten door de LTTE. UNICEF
stelt dat er geen aanwijzingen zijn dat de LTTE is gestopt met het
rekruteren van kinderen. UNHCR rapporteert dat er weliswaar
bemoedigende signalen zijn die er op wijzen dat de LTTE een gewijzigde
politiek voert ten opzichte van het rekruteren van minderjarigen, maar dat
enkele beloften zijn gebroken en er in de afgelopen periode melding wordt
gemaakt van rekrutering van minderjarigen. Ook maakt de LTTE zich soms
schuldig aan gedwongen rekrutering. De LTTE rekruteert kinderen door
voorlichting op scholen, het tonen van films en door bij gezinnen met
kinderen langs te gaan. Ouders en hun kinderen worden onder zware
psychologische druk gezet.
In een bericht van 11 mei 2001 maakte Amnesty International melding van
kinderen die door de paramilitaire groepering PLOTE gerekruteerd zouden zijn
en zich in het PLOTE-huis 'Lucky House' zouden bevinden. Amnesty
International heeft de Srilankaanse autoriteiten opgeroepen er zorg voor te
dragen dat de aan haar gelieerde paramilitaire groeperingen geen kinderen
rekruteren en dat de kinderen die zijn gerekruteerd, teruggestuurd worden
naar hun ouders.
Opvang van alleenstaande minderjarige asielzoekers uit Nederland
Aanvragen voor de opvang van uitgeprocedeerde minderjarige asielzoekers geschieden door tussenkomst van het Commissioner's Department of Probation and Child Care Services (DPCC). Het DPCC valt onder het 'Ministry of Social Service'. Voorwaarde om in aanmerking te komen voor de zorg van het bovengenoemde departement is dat de minderjarige asielzoeker geen ouders of verzorgers heeft. Ook indien betrokkene gehandicapt is of minvermogende ouders heeft, kan hij onder de zorg van het voornoemde departement vallen. De opvangmogelijkheden worden geboden aan zowel jongens als meisjes tot 18 jaar. De tehuizen voorzien in onderdak, voedsel en onderwijs en bieden veiligheid aan minderjarigen. Als een kind de leeftijd van 18 jaar bereikt, dan moet het kind het desbetreffende huis verlaten.
Het is de regel om in gevallen waarin de betrokken alleenstaande
minderjarige asielzoeker afkomstig is uit het buitenland contact op te nemen
met het Srilankaanse ministerie van Buitenlandse Zaken. Hierbij dienen de
volgende gegevens overgelegd te worden:
- geslachtsnaam en voornamen van de minderjarige;
- geboortedatum en -plaats;
- het laatstbekende woonadres in Sri Lanka;
- namen en adressen van familie en relaties.
Het Srilankaanse ministerie van Buitenlandse Zaken regelt de feitelijke
toestemming voor de betrokken minderjarige om terug te keren naar Sri Lanka.
Tevens wordt er contact opgenomen met het DPCC dat vervolgens bepaalt in
welk tehuis betrokkene kan worden opgenomen. Deze selectie vindt plaats op
basis van geloof, etniciteit, leeftijd, sekse en de regio waaruit de
betrokken minderjarige van oorsprong afkomstig is. Gepoogd zal worden de
betrokken minderjarige op te vangen in een tehuis in de regio waaruit hij
afkomstig is. Na aankomst in Sri Lanka zal de minderjarige, indien er plaats
is, in het desbetreffende tehuis worden opgenomen. Indien er geen plaats is
in het geselecteerde opvangtehuis, dan is er een mogelijkheid tot
tussentijdse opvang in Colombo. In geval van plaatsing zal de Commissioner
trachten ouders en verwanten op te sporen. Indien geen verwanten gevonden
kunnen worden, dan heeft het DPCC zelf het mandaat de voogdij te regelen
totdat betrokkene meerderjarig is.
Tot op heden hebben zich geen concrete gevallen voorgedaan van een
dergelijke opvang van uit het buitenland afkomstige alleenstaande
minderjarigen.
Rekruteringen door veiligheidstroepen
Er bestaat in Sri Lanka geen dienstplicht. Mensen gaan vrijwillig in dienst
en na vijf jaar bestaat de mogelijkheid het leger te verlaten. Volgens
schattingen zou 10-15% van de soldaten jaarlijks het leger verlaten.
In oktober 2000 startte het ministerie van Defensie een campagne met als
doel 10.000 nieuwe soldaten te rekruteren. De eerdere pogingen om de circa
15.000 deserteurs te bewegen terug te keren in het leger , hebben
weinig succes gehad. Op 26 januari 2001 is het leger een campagne
gestart om met name de commandotroepen te versterken. Mannelijke kandidaten
werden opgeroepen zich tussen 1 en 31 maart te melden bij 22
aanmeldingscentra. Van 6 tot en met 14 maart 2001 was een amnestie-regeling
van kracht waardoor alle deserteurs zonder verdere strafvervolging konden
terugkeren in het leger. Het ministerie van Defensie verklaarde dat
deze amnestie-regeling er toe heeft geleid dat meer dan duizend deserteurs
zijn teruggekeerd in het leger.
Reservisten
Als gevolg van de oplaaiende oorlog in het noorden en oosten van Sri Lanka
riep de regering eind april alle reservisten op weer dienst te nemen in het
leger. Het is de eerste keer tijdens de oorlog dat de regering overgaat tot
deze maatregel. Gehoor geven aan deze oproep gebeurt op vrijwillige basis.
3.4 Samenvatting
---
De noodtoestand, die sinds 4 augustus 1998 voor het gehele land geldt, is
nog steeds van kracht. Door het van kracht worden van de Public Security
Ordinance op 3 mei 2000 zijn er beperkingen ingesteld met betrekking tot de
vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging en vergadering, en
werd de regelgeving aangaande arrestaties en detenties veranderd. Het blijft
verplicht voor Tamils die niet oorspronkelijk afkomstig zijn uit Colombo,
zich bij aankomst in Colombo te (laten) registreren op het politiebureau.
Voor zover bekend heeft er na de afkondiging van de PSO van 3 mei 2000 en de
ER van 16 mei 2000 als gevolg hiervan in Colombo geen toename plaatsgevonden
van het aantal arrestaties en detenties danwel marteling gedurende detentie.
Arrestatie en detentie van jonge mannelijke en vrouwelijke Tamils komen
vooral voor na aanslagen van de LTTE, na het vinden van explosieven of
tijdens dagen voorafgaande aan belangrijke feestdagen. Hiertoe worden onder
meer round-ups en 'cordon-and-search'-operaties gehouden. Van de tijdens
deze operaties gearresteerde Tamils wordt het overgrote deel nadat hun
identiteit is vastgesteld, weer binnen 48/72 uur vrijgelaten. Het kan
voorkomen dat deze Tamils tijdens deze detentie ter controle van hun
identiteit ruw (zoals bijvoorbeeld slaan) worden behandeld, maar in de
praktijk komt dat binnen deze categorie weinig voor. Personen die echter
verdacht worden van het hebben van banden met de LTTE, lopen het risico te
worden onderworpen aan marteling.
Gedurende de verslagperiode zijn er diverse meldingen van verdwijningen
geweest in met name de oorlogsgebieden ('uncleared areas'). Voor zover
bekend zijn er geen verdwijningen gemeld in Colombo gedurende de
verslagperiode.
De Commissioner Department of Probation and Child Care Services (DPCC) heeft
verklaard in alle voorkomende gevallen zijn medewerking te verlenen aan de
terugkeer van uitgeprocedeerde minderjarige asielzoekers.
4. Vluchtelingen en ontheemden
---
4.1 Binnenlands verblijfsalternatief
---
Tamils die de oorlogsgebieden in het noorden en oosten van Sri Lanka
ontvluchten, kunnen verblijven in de gebieden die onder controle staan van
de regering, waaronder Colombo. Daarbij kunnen de volgende kanttekeningen
worden gemaakt.
Tamils worden, met name rond feestdagen, na aanslagen en als de militaire
toestand voor de regeringstroepen verslechtert, in gebieden die onder
controle staan van de regering regelmatig onderworpen aan persoonscontroles.
Tamils die zich ter plekke niet kunnen identificeren of waarvan blijkt dat
ze afkomstig zijn uit het noorden en oosten van Sri Lanka lopen kans op
arrestatie. De meeste Tamils worden, na controle en vaststelling van hun
identiteit en hun antecedenten, binnen 48/72 uur weer vrijgelaten.
In Colombo komt het voor dat Tamils die worden verdacht van banden met de
LTTE, tijdens hun verhoor worden gemarteld. Voorzover bekend gaat het hier
om enkele gevallen per jaar.
Het komt voor dat Tamils, als gevolg van hun etniciteit, in Colombo lastig
gevallen worden door Singalezen, maar in zijn algemeenheid blijkt niet dat
Tamils als gevolg van de oplaaiende oorlog in het noorden en oosten van Sri
Lanka in Colombo te maken krijgen met repressies door Singalezen. Het
betreft, voor zover bekend, tot op heden incidenten. Ook na het incident in
Bindanuwewa zijn er in Colombo geen meldingen gedaan van incidenten tussen
Tamils en Singalezen. President Kumaratunga heeft enkele malen verklaard dat
de Tamilbevolking die woonachtig is in door de regering gecontroleerd
gebied, beschermd zal worden tegen represailles van de kant van de
Singalezen.
4.2 Behandeling na terugkeer
---
Identiteitsonderzoek op het vliegveld
Na aankomst op het vliegveld worden de meeste repatrianten gecontroleerd
door de Srilankaanse immigratiemedewerkers. Indien er twijfel bestaat
omtrent de identiteit van de betrokken persoon, dan wordt deze door de
Immigratiedienst doorverwezen naar de 'Criminal Investigation Department'
(CID).
Bij de CID ondergaan de repatrianten een identiteitsonderzoekwaarbij de
personalia van betrokkene worden onderzocht en wordt nagegaan of de
desbetreffende repatriant wellicht in het verleden betrokken is geweest bij
criminele activiteiten. Hiertoe wordt een verklaring van betrokkene
opgenomen waarin onder meer wordt ingegaan op de geboorteplaats van
betrokkene, zijn werkzaamheden in Sri Lanka voordat hij het land verliet,
wie zijn reisagent was (dit in verband met onderzoeken naar mensensmokkel)
en wat de reden is waarom hij is teruggestuurd. Tevens worden de
vingerafdrukken van betrokkene genomen. Bij het afnemen van deze verklaring
komt het voor dat de repatriant, indien hij niet meewerkt aan het
verschaffen van informatie omtrent zijn identiteit, onder zware druk wordt
gezet en ruw (zoals bijvoorbeeld slaan) wordt behandeld.
Bij het 'National Intelligence Bureau' (N.I.B.) wordt gecontroleerd of de
betrokken persoon voorkomt in haar registers. Het N.I.B. heeft één dag nodig
voor dit onderzoek. Betrokken personen dienen binnen 24 uur te worden
voorgeleid aan het Magistrate's Court te Negombo. Gedurende de tijd waarin
de gegevens van de betrokken repatriant gecontroleerd worden, verblijft hij
in de ruimte van de CID op het vliegveld. De CID beschikt niet over een
cellencomplex op het vliegveld.
Binnen 48/72 uur worden repatrianten, die zijn overgedragen aan de CID,
overgebracht naar de rechtbank in Negombo. Dit betekent dus in de praktijk
dat de repatrianten onder begeleiding van de CID het vliegveld verlaten.
Sommige repatrianten die veel weerstand bieden, worden hierbij geboeid. In
Negombo beslist de rechter of betrokkene op basis van de op dat moment door
de CID aangeleverde gegevens wordt overgebracht naar de gevangenis ofwel
wordt vrijgelaten op borgtocht in afwachting van afronding van het
onderzoek, danwel gewoon wordt vrijgelaten.
Het komt voor dat, indien er sterke aanwijzingen zijn dat een persoon zich
in het verleden in Sri Lanka schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de
Srilankaanse wetgeving, bijvoorbeeld omdat hij is geregistreerd bij het
N.I.B., hij enkele dagen langer door de CID wordt vastgehouden, alvorens hij
voor de rechter in Negombo wordt gebracht. In de praktijk komt dit alles bij
repatrianten zelden voor. De behandeling van repatrianten met littekens
wijkt niet af van de hierboven beschreven behandelwijze.
Gedurende de beschreven periode zijn vrijwel alle aan de rechter voorgeleide
repatrianten op borg vrijgelaten en vervolgens bij de tweede voorgeleiding
vrijgelaten.
Reisdocumenten
Op 5 juli 2000 heeft door de controller van het Department of Immigration
and Emigration, de heer N. Bambaravanage, aan vertegenwoordigers van de
Duitse, Australische en Nederlandse ambassade toegezegd dat alle
reisdocumenten waarmee repatrianten reizen, bij aankomst in Sri Lanka door
de autoriteiten gekopieerd zullen worden, dat de repatriant vervolgens
hetzij in het bezit zal blijven van het originele document dan wel in het
bezit worden gesteld van een kopie die zal worden voorzien van een aantal
stempels. Deze toezegging wordt tot op heden nageleefd.
In de praktijk worden door de Srilankaanse autoriteiten in het buitenland drie soorten vervangende reisdocumenten (laissez passer, LP's) afgegeven:
1. Een zgn. emergency passport in de vorm van een A4-tje. Hierop staat onder
meer vermeld dat dit document na aankomst in Sri Lanka overhandigd dient te
worden aan de immigratie-autoriteiten.
2. Een zgn. emergency certificate, gelijkend op een gewoon paspoort, waarop
eveneens staat vermeld dat dit document na aankomst in Sri Lanka overhandigd
dient te worden aan de immigratie-autoriteiten.
3. Een ICOM (Identity Certificate Overseas Missions)-document, gelijkend op
een gewoon paspoort, dat voor een bepaalde tijd geldig is. Na aankomst in
Sri Lanka wordt dit document door de immigratie-autoriteiten op het
vliegveld gecontroleerd waarna het als regel wordt geretourneerd aan de
repatriant.
Door de Srilankaanse vertegenwoordiging in Den Haag wordt aan repatrianten
een document zoals genoemd onder 3 afgegeven.
De reisdocumenten van Srilankaanse repatrianten uit Nederland worden bij
aankomst in Sri Lanka als regel dus niet ingenomen. Dit in tegenstelling tot
bijvoorbeeld de Duitse repatrianten, die reizen op een document zoals
genoemd onder 2 (zie hierboven), en dat derhalve wel wordt ingenomen door de
Srilankaanse autoriteiten.
Met deze (al dan niet gekopieerde documenten) kunnen repatrianten bij
persoonscontroles door veiligheidsinstanties hun identiteit aantonen. Tevens
kunnen zij zich hiermee identificeren bij de aanvraag om een vervangend
identiteitsbewijs.
In die gevallen waarin het document wel wordt ingenomen (zoals bijvoorbeeld
bij repatrianten die afkomstig zijn uit Duitsland), krijgt de desbetreffende
repatriant naast de kopie van het document ook een verklaring waarin vermeld
staat dat het document is ingenomen en dat het document op het hoofdkantoor
van Immigration in Colombo kan worden opgehaald.
Immigrants and Emigrants Act
Teruggestuurde afgewezen asielzoekers behoeven doorgaans niet te vrezen te
worden vervolgd op grond van de Immigrants and Emigrants Act, tenzij zij
inreizen met een vals reisdocument.
Veiligheidsrisico's
Uit het buitenland gerepatrieerde Tamils, ongeacht of zij oorspronkelijk
afkomstig zijn uit het noorden en oosten van het land, moeten er evenals
andere Tamils, rekening mee houden in Colombo regelmatig te worden
gecontroleerd op hun identiteit. Zij lopen in Colombo en in andere gebieden
die onder controle staan van de regering echter niet meer kans gearresteerd
en gedetineerd te worden dan andere Tamils die niet van oorsprong afkomstig
zijn uit Colombo. Er zijn geen aanwijzingen dat repatrianten als gevolg van
het verlopen van de geldigheidsduur van het verstrekte reisdocument bloot
hebben gestaan aan een verhoogd risico zoals arrestaties en detenties langer
dan 48/72 uur.
4.3 Beleid van andere landen
---
Terugkeerovereenkomsten
Zwitserland sloot reeds in 1994 een terugkeerovereenkomst met Sri Lanka,
waarin onder meer is voorzien in assistentie (passieve monitoring) door de
UNHCR. Daarnaast biedt Zwitserland aan gerepatrieerden de mogelijkheid
desgewenst te worden ondergebracht in een door het Rode Kruis beheerd
opvangtehuis te Nugegoda. Tot op heden is daar slechts zeer sporadisch van
gebruik gemaakt. Per 1 november 2000 is in Zwitserland een nieuw
terugkeerprogramma operationeel dat vrijwillige terugkeer naar Sri Lanka
moet bevorderen. Het programma voorziet in economische hulp, ondersteuning
bij aankomst in Sri Lanka en professionele bijscholing voor die Srilankanen
die te kennen geven terug te keren naar Sri Lanka.
Denemarken sloot op 18 augustus 1998 met Sri Lanka een terugkeerovereenkomst
die vergelijkbaar is met die welke Nederland in 1997 afsloot. Noorwegen
sloot in april 2000 met Sri Lanka een soortgelijke terugkeerovereenkomst
Ook Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk sloten met Sri Lanka een
terugkeerovereenkomst. De EU-Commissie ontving op 18 september 2000 een
mandaat voor onderhandeling van een terugkeerovereenkomst tussen de EU en
Sri Lanka.
Beleid van andere landen
Ook Australië, België, Duitsland, Groot-Brittannië en Zwitserland achten de
situatie in Sri Lanka en in het bijzonder Colombo veilig genoeg om gedwongen
terugkeer verantwoord te achten. Alle bovengenoemde landen, behalve België,
zijn gedurende de verslagperiode doorgegaan met het terugsturen van Tamils
naar Sri Lanka.
4.4 UNHCR-beleid
---
Het standpunt van de UNHCR inzake terugkeer van uitgeprocedeerde
Srilan-kaanse asielzoekers blijft ongewijzigd. In een brief van 15 maart
2001 (zie bijlage V) verklaart de UNHCR dat zij nog steeds van oordeel is
dat het verantwoord is uitgeprocedeerde Srilankaanse asielzoekers terug te
sturen. Wel wijst de UNHCR op veelvuldige persoonscontroles en korte
detenties van 48 tot 72 uur in Colombo.
4.5 Samenvatting
---
Tamils die de oorlog ontvluchten, kunnen in de gebieden die onder controle
staan van de regering, waaronder Colombo, een verblijfsalternatief vinden.
Tamils worden, met name rond feestdagen, na aanslagen en als de militaire
toestand voor de regeringstroepen verslechtert, in gebieden die onder
controle staan van de regering regelmatig onderworpen aan persoonscontroles.
Het betreft hier hoofdzakelijk identiteitscontroles. Het merendeel van hen
wordt binnen 48/72 uur vrijgelaten. Gerepatrieerde Tamils lopen in gebieden
die onder controle staan van de regering niet meer kans te worden
gecontroleerd dan andere Tamils. Voor zover bekend hebben repatrianten als
gevolg van het verlopen van de geldigheidsduur van het verstrekte
reisdocument niet bloot gestaan aan een verhoogd risico zoals arrestaties en
detenties langer dan 48/72 uur.
5. Samenvatting
---
De noodtoestand, die sinds 4 augustus 1998 voor het gehele land geldt, is
nog steeds van kracht.
Op 10 oktober 2000 vonden in Sri Lanka parlementsverkiezingen plaats. Geen
enkele partij verkreeg een absolute meerderheid in het parlement. Na de
verkiezingen vormde Kumaratunga een coalitieregering met de People's
Alliance (PA), de National Unity Alliance (NUA) en de Eelams People
Democratic Party (EPDP) die 115 van de 225 zetels bezet.
Vanaf halverwege september 2000 heeft het Srilankaanse leger door een reeks
van kleine maar strategische aanvallen een groot deel van het
Jaffna-schiereiland heroverd dat in het voorjaar van 2000 door de LTTE was
veroverd. De strategisch belangrijke Elephant Pass is nog in handen van de
LTTE.
In de oorlogsgebieden komen regelmatig mensenrechtenschendingen voor door
zowel regeringsgetrouwe partijen als door de Tamil-tijgers.
In de gebieden die onder controle staan van de regering kunnen Tamils die de
oorlog ontvluchten, verblijven. Wel kunnen zij in die gebieden, waaronder
Colombo, regelmatig onderworpen worden aan persoonscontroles, arrestaties en
detenties. De meesten van hen worden, nadat hun identiteit is vastgesteld,
binnen 48/72 uur vrijgelaten. Tamils die verdacht worden van connecties met
de LTTE kunnen tijdens het verhoor gemarteld worden. Gerepatrieerde Tamils
lopen in de gebieden die onder controle staan van de regering niet meer
risico te worden gecontroleerd, gearresteerd en gedetineerd dan andere
Tamils. Wel is het van belang dat zij terugreizen met een geldig
reisdocument dat, indien nodig, tevens als identiteitsdocument kan worden
gebruikt. Daarnaast dienen zij zich in Colombo te (laten) registreren en te
zorgen voor een nieuwe identiteitskaart.
Openbare Rapporten
· Amnesty International (Londen).
- 'Sri Lanka, torture in custody' (ASA 37/10/99) juni 1999.
- 'Sri Lanka, New Emergency Regulations' (ASA 37/19/00) juli 2000.
- AI newsrelease, d.d. 27 oktober 2000 (ASA, 37/31/2000).
- AI Urgent Action: (ASA 37/004/2001).
- AI newsrelease d.d. 4 april 2001 (ASA 37/006/2001).
- AI, Urgent Action, d.d. 11 mei 2001 (ASA 37/005/2001).
- AI Jaarboek 2001, hoofdstuk Sri Lanka.
- AI newsrelease d.d. 4 juli 2001 (ASA 37/010/2001).
· British Refugee Council.
- Sri Lanka Monitor (augustus 2000 - april 2001).
· Economist Intelligence Unit, Country Reports Sri Lanka, september 2000 -
march 2001.
· Far Eastern Economic Review,Ultimate Sacrifice (juni 2000) p.65.
· Forum for Human Dignity, Human Rights Situation Report 2000 (28 maart
2001).
· Human Right Watch (New York, Washington, Londen, Brussel).
- World Report 2000 (december 2000).
· ICRC, Sri Lanka
- News Letter, augustus 2000.
- News Letter, november 2000.
· Inform, Sri Lanka Information Monitor.
- Monthly Situation Reports (september 1999 - mei 2000).
· International Organisation for Migration.
(http://www.iom.int/Switserland/Srilanka).
· Jane's Defense Weekly, 'Sri Lanka braces for Tiger attacks', (8 november
2000).
· Jesuit Refugee Service, Refugee News Briefings, (JRS dispatches no. 86), 3
februari 2001
· Medical Foundation for the care of Victims of Torture, 'Caught in the
middle',
(http://www.thelancet.com/newlancet/reg/issues/vol355no9220/)
· Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken, Ambtsberichten
- 27 februari 1990 (kenmerk DAZBA/7564).
- 24 maart 1998 (DPC/AM 675518).
- 6 november 1998 (DPC/AM 613652).
- 30 september 1999 (DPC/AM 642893).
- 15 december 1999 (Immigrants and Emigrants-act).
- 28 juli 2000 (DPC/AM 686233).
- 22 augustus 2000 (DPC/AM 690579).
· Onze Wereld, 'Sri Lanka, een idyllische façade', (december 2000/januari
2001).
· Persberichten
- AFP, Associate Press, Reuters, ANP;
· Schweizerische Flüchtlingshilfe (SFR/OSAR), Die Rückschaffung Tamilischer
Asylsuchender nach Sri Lanka (Bern, juni 2000).
· University Teachers for Human Rights, Information Bulletin 23, (11 juli
2000).
· UN Commission on Human Rights
- Report on Enforced or Involuntary Disappearances (E/CN.4/2000/64).
- Report on Enforced or Involuntary Disappearances, report on the visit to
Sri Lanka (E/CN.4/2000/64/add 1).
- Report on torture and other cruel, inhuman or degrading treatment or
punishment (E/CN.4/2000/9), par. 929-974.
· UNICEF, Sri Lanka Donor Update, d.d. 18 oktober 2000
· UNHCR Centre for Documentation and Research.
- Mid Year Report 2000, Sri Lanka.
- UNHCR, Background paper on refugees and asylum seekers from Sri Lanka, 25
juni 2001.
· U.S. Department of State
- Sri Lanka Country Report on human rights practices for 1999.
- US Department of State, Report on International Religious Freedom: Sri
Lanka, september 2000.
- Sri Lanka Country Report on human rights practices for 2000 (februari
2001).
Autoriteiten:
*DPCC: Department of Probation and Child Care Services.
*GA: Government Agent, lokale vertegenwoordiger van de regering.
*JMO: Judicial Medical Officer. Gerechtelijke arts.
*PSC: Parliamentary Select Committee. Vaste commissie van het Srilankaanse
Parlement.
Documenten:
*LP: Laissez-passer, vervangend reisdocument.
*NIC: National Identity Card, identiteitskaart met foto, uitgereikt vanaf
16 jaar, dient iedere Srilankaan steeds op zak te hebben.
Humanitaire hulporganisaties:
*AI: Amnesty International
*MSF: Médecins sans Frontières (= AZG: Artsen Zonder Grenzen)
*ICRC: International Red Cross
*OMCT: Organisation Mondiale contre la Torture
*UNHCR: United Nations High Commissioner for Refugees
Leger en politie:
*ASP: Assistant Superintendent of Police.
*CDB: Crime Detection Bureau, onderdeel van de politie.
*CID: Criminal Investigation Department, onderzoeksafdeling van de
politie.
*CRD: Criminal Records Department, onderdeel van de politie, bewaart
vingerafdrukken.
*CSU: Counter Subversive Unit, onderdeel van de politie.
*DII: Directorate of Internal Intelligence, onderdeel van de politie
*DFI: Directorate of Foreign Intelligence, onderdeel van de politie
*IPKF: Indian Peace Keeping Force, Indiase interventiemacht die in
1987-1990 actief was op Jaffna schiereiland ter handhaving van het Indiase
vredesplan.
*JOB : Joint Operations Bureau, in december 1999 opgericht onder de
National Security Council (NSC). Voormalig legerchef Rohan Daluwatte benoemd
tot hoofd.
*NIB: National Intelligence Bureau, onderdeel van de politie, nadien
opgesplitst in DII en DFI.
*NSC: National Security Council, nationale veiligheidsraad o.l.v. president
Kumaratunga.
*OCC: Operation Command Colombo, bestaat uit drie divisies (Noord, Centraal
en Zuid), wordt geleid door hoge officieren van het leger, de luchtmacht en
de marine.
*OIC : Officer in Charge.
*SP: Superintendent of Police.
*SSP: Senior Superintendent of Police.
*STF: Special Task Force: paramilitaire commando-eenheid van de politie.
*TID: Terrorist Investigation Division, onderdeel van de politie.
Mensenrechtenorganen van de overheid:
*AHC: Anti-Harassment Commission. Op 7 september 1998 herdoopt tot CIUAD.
*CIUAH: Committee of Inquiry into Unlawful Arrest and Harassment, heette
voorheen AHC.
*HRC: Human Rights Commission of Sri Lanka.
*HRTF: Human Rights Task Force. Op 30 juni 1997 opgegaan in de HRC.
*TPU: Torture Perpetrators Unit.
Particuliere organisaties:
*CMEV: Centre for Monitoring Election Violence
*FHD: Forum for Human Dignity, mensenrechten NGO in Colombo.
*NAP: National Alliance for Peace.
Singalese partijen:
* JVP: Janatha Vimukthi Permuna (=People's Liberation Front of
Volksbevrijdingsfront), linkse singalese partij die in 1971 en in 1987-89
een mislukte opstand in het zuiden van SL ontketende maar bij het aantreden
van de PA-regering in augustus 1994 werd gelegaliseerd.
*NFAT: National Front Against Tigers. Radicale Singalese groepering die
sterk gekant is tegen iedere concessie aan de Tamils.
*PA: People's Alliance. Alliantie onder leiding van de SLFP die sinds
augustus 1994 aan de regering is.
*PLF: People's Liberation Front. Engelstalige benaming voor JVP (zie
hierboven).
*SLFP: Sri Lanka Freedom Party. Socialistische partij, na de
onafhankelijkheid van Sri Lanka o.l.v. Solomon Bandaranaike, na zijn dood
o.l.v. van zijn weduwe Sirimavo Bandaranaike, nu o.l.v. zijn dochter
Chandrika Bandaranaike-Kumaratunga (de huidige president).
*UNP: United National Party. Singalese partij, regeringspartij in de jaren
1977-1994, thans grootste oppositiepartij.
Gematigde Tamil-partijen en bewegingen:
*CWC: Ceylon Workers' Congress, partij van Plantage-Tamils, samenwerkend
met de PA-regering.
*EPDP: Eelam People's Democratic Party, legale Tamil-partij o.l.v. Douglas
Devananda met machtsbasis op de eilanden ten westen van Jaffna, w.o. het
eiland Delft.
*EPRLF: Eelam People's Revolutionary Liberation Front, Tamil-organisatie
o.l.v. V. Perumal, actief in het oosten, en sinds januari 1997 eveneens in
Jaffna.
*PLOTE: People's Liberation Organisation of Tamil Eelam, legale
Tamil-partij samenwerkend met het leger in Vavuniya (noorden) sinds januari
1997 eveneens in Jaffna.
*TELO: Tamil Eelam Liberation Organization, legale Tamil-partij, politiek
en militair actief in de Oostelijke Provincie, sinds januari 1997 eveneens
in Jaffna.
*TULF: Tamil United Liberation Front, legale Tamil-partij, politiek actief
in Colombo en in het noorden (op Jaffna-schiereiland).
Radicale Tamil-bewegingen:
*EROS: Eelam Revolutionary Organisation of Students, werkt samen met LTTE.
*LTTE: Liberation Tigers of Tamil Eelam, militante Tamil-beweging o.l.v.
Veluppillai Prabhakaran, strijdt voor onafhankelijk Tamil-thuisland (Tamil
Eelam) op Sri Lanka.
*SOLT: Students Organisation of Liberation Tigers, studentenorganisatie van
de LTTE.
Partijen van de Plantage-Tamils:
*CWC: Ceylon Worker's Congress o.l.v. S. Thondaman. Werkt samen met de
UNP-oppositie.
*UPF: Upcountry People's Front o.l.v. P.Chandrasekeran. Werkt samen met de
PA-regering.
Moslim-partijen:
*NUA: National Unity Alliance.
*SLMC : Sri Lanka Moslim Congress, maakt deel uit van de PA-regering.
Wetgeving:
*CCP: Code of Criminal Procedure, het Srilankaanse wetboek van
strafprocesrecht.
*ER: Emergency Regulations, noodwetgeving krachtens noodtoestand, voor het
eerst ingeroepen in 1983. Van belang is met name ER no. 4 van november 1994.
*FRA: Fundamental Rights Application
*PSO: Public Security Ordinance.
*PTA: Prevention of Terrorism Act (1979), noodwetgeving, van kracht sinds
juli 1979.
De uitslag van de parlementsverkiezingen was als volgt: People's
Alliance (PA): 107 zetels; United National
Party (UNP): 89 zetels; Janatha Vimukthi Peramuna (JVP): 10 zetels; Tamil
United Liberation Front (TULF): 5
zetels; National Unity Alliance (NUA): 4 zetels; Eelams People Democratic
Party (EPDP): 4 zetels; TamilEelam
Liberation Organisation (TELO): 3 zetels;
Sinhala Urumaya (SU): 1 zetel; All Ceylon Tamil Congress (ACTC): 1 zetel;
Independent Group 2 Digamadulla (IND-2): 1 zetel.
Zie hiertoe ook paragraaf 3.2.10.
Sri Lanka Monitor, september
(HTTP://www.gn.apc.org/brcslproject/slmonitor/September2000).
Sri Lanka Monitor, oktober
(HTTP://www.gn.apc.org/brcslproject/slmonitor/BriefOct00) .
NUA is een partij die valt onder de Sri Lanka Muslim Congress (SLMC).
De NUA is opgericht om de partij ook
aantrekkelijk te maken voor niet-moslims. De uiteindelijke macht ligt nog
steeds bij het uitvoerend comité van
de SLMC. Tijdens de verkiezingen deed een aantal SLMC-leden mee onder de
PA en een aantal leden mee
onder de NUA.
Zie voor de lijst met ministers, bijlage IV.
Het betreft hier zeven leden die verkozen zijn onder de NUA.
ANP, 10 juli 2001.
UNHCR, Backgroundpaper on refugees and asylum seekers from Sri Lanka
(25 juni 2001) p.17.
Zie hiertoe het ambtsbericht van 28 juli 2000, p. 7-8.
Jane's Defense Weekly, 'Sri Lanka braces for Tiger attacks', (8
november 2000) 21.
Economist Intelligence Unit, Country Report Sri Lanka, september 2000,
p.2.
Jane's Defense Weekly, 'Sri Lanka braces for Tiger attacks', (8
november 2000) 21.
Sri Lanka Monitor, september
(HTTP://www.gn.apc.org/brcslproject/slmonitor/September2000) .
UNHCR, Backgroundpaper on refugees and asylum seekers from Sri Lanka
(25 juni 2001), p.18.
Zie hiertoe het ambtsbericht van 28 juli 2000, p.17.
UNHCR, Mid Year Report 2000, Sri Lanka, p.163.
ICRC, News Letter, augustus 2000.
Sri Lanka Monitor, september
(HTTP://www.gn.apc.org/brcslproject/slmonitor/September2000) p.1.
Zie ook 'Sri Lanka, een idyllische façade', in Onze Wereld, (december
2000/januari 2001) p.23.
Zie hiertoe het ambtsbericht van 28 juli 2000, p.31.
Sri Lanka Monitor, september 2000.
Sri Lanka Monitor, oktober 2000.
Zie ambtsbericht van 28 juli 2000 inzake de situatie in Sri Lanka,
p.31.
Zie ambtsbericht van 28 juli 2000 inzake de situatie in Sri Lanka,
p.25.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000 (februari 2001), p.5.
Zie het ambtsbericht van 28 juli 2000, p.14.
Bron: UNHCR, Backgroundpaper on refugees and asylum seekers from Sri
Lanka (25 juni 2001) p.21.
Zie paragraaf 3.2.5.
Voor meer informatie over de oude PTA en de ER-bepalingen, zie het
ambtsbericht van 6 november 1998,
p.11-12 alsmede de bijlagen V en VI van het ambtsbericht van 28 juli
2000.
UNHCR, Backgroundpaper on refugees and asylum seekers from Sri Lanka
(25 juni 2001), p.24.
Reuters, 30 mei 2001.
Human Rights Watch, Sri Lanka, World Report 2000, p 4.
Human Rights Watch, Sri Lanka, World Report 2000, p.5.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p.16.
Zie ook de ambtsberichten van 30 september 1999, p.14, en van 24 juli
1997, p.5-6.
Zie ambtsbericht van 30 september 1999, p.8.
Amnesty International news release, d.d. 4 juli 2001 (ASA
37/010/2001).
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p.12.
Sri Lanka Monitor, september 2000.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p.19.
Zie ambtsbericht van 30 september 1999, p.13.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
1999, p.19.
Sri Lanka Monitor, september 2000.
ICRC, Newsletter, november 2000.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p.18-19.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p.19.
Sri Lanka Monitor, februari 2000, p.2.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p.19.
Zie ambtsberichten van 28 juli 2000 (p.19) en 30 september 1999
(bijlage 5).
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
1999, p11. & UNHCR,
Backgroundpaper on refugees and asylum seekers from Sri Lanka (25 juni
2001), p.22.
Zie ambtsbericht van 30 september 1999, p.22.
Rapport van Amnesty International, 'Sri Lanka, torture in Custody'
(ASA 37/10/99) p.9.
Zie ambtsbericht van 30 september 1999, paragraaf 3.2.5.
Forum for Human Dignity, Human Rights Situation Report 2000, p. 4.
Amnesty International Jaarboek 2001, hoofdstuk Sri Lanka, p.3.
De conclusie dat in het algemeen een combinatie van factoren
aanleiding geeft tot verhoogde kans op
arrestatie, komt voort uit vertrouwelijke gesprekken met diverse
mensenrechtenorganisaties,
mensenrechtenadvocaten en buitenlandse vertegenwoordigingen te Colombo.
In
deze gesprekken is uitgebreid ingegaan op mogelijke risicofactoren voor
staandehouding, arrestatie en detentie.
Zie voor de werking van 'cordon and search'-operaties, het
ambtsbericht van 28 juli 2000, p.21.
Zie hiertoe ook paragraaf 3.2.7
Zie ambtsbericht van 30 september 1999, p.18.
Voor de functie van rehabilitatiekampen wordt verwezen naar het
ambtsbericht van 24 juli 1997, p.
15:Gedetineerden die daarvoor in aanmerking komen (goed gedrag,
minderjarig, straf uitgezeten) kunnen
worden ondergebracht in zgn. rehabilitation centres, waar zij worden
voorbereid op herintreding in de
maatschappij. In deze gesloten centra zijn onderwijsinstellingen en het
regime is minder streng dan in gewone
gevangenissen.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p3.
Amnesty International (ASA, 37/031/2000).
Zie hiertoe o.m. Sri Lanka Monior van november 2000.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2000, p.7 (zie hiertoe ook het ambtsbericht van 30 september 1999, p.19).
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p.9-10.
Rapport van de Special Rapporteur of the Commission on Human Rights on
torture and other cruel, inhuman or degrading treatment or punishment
(E/CN.4/2000/9) par. 929-974.
Amnesty International news release, d.d. 4 juli 2001 (ASA
37/010/2001).
Zie ambtsbericht van 30 september 1999, p.19.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p.11.
Jesuit Refugee Service, Refugee News Briefings, (JRS dispatches no.
86), 3 februari 2001.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p.8.
Zie het ambtsbericht van 28 juli 2000, p.25.
Amnesty International Jaarboek 2001, hoofdstuk Sri Lanka, p.3.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2000, p.9., alsmede het ambtsbericht van 30 september 1999, p.24.
Reuters, 6 juli 2001.
Amnesty International, newsrelease d.d. 4 april 2001 (ASA
37/006/2001).
Internet:
http://www.thelancet.com/newlancet/reg/issues/vol355no9220/body.news_hhr2067
.html .
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p.7.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p.7.
Amnesty International Jaarboek 2001, hoofdstuk Sri Lanka, p.3.
Zie voor verdwijningen in Sri Lanka in 2000, het ambtsbericht van 13
april 2000, kenmerk DPC/AM 685625.
Jesuit Refugee Service, d.d. 3 februari 2001.
Amnesty International, Sri Lanka: 'Disappearances' on the rise (ASA
37/027/2000).
Amnesty International, Urgent Action: (ASA 37/04/2001).
Zie hiertoe ook de paragraven 3.2.1 en 3.2.2.
Sri Lanka Monitor, september 2000.
Amnesty International, (ASA 37/029/2000).
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p.5.
Report of the Working Group on Enforced or Involuntary Disappearances,
add 1: Report on the visit to Sri Lanka (E/CN.4/2000/64/add.1.), p.7-8.
UNHCR, Background paper on refugees and asylum seekers from Sri
Lanka, p.29.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p.4.
Amnesty International Jaarboek 2001, hoofdstuk Sri Lanka, p.3.
Zie voor informatie hieromtrent het ambtsbericht van 27 februari 1990
(kenmerk DAZBA/7564) .
Human Rights Watch, Sri Lanka, World Report 2001, p5.
Sri Lanka Monitor, april 2001.
Sri Lanka Monitor, april 2001.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices for
2000, p.17.
US Department of State, Report on International Religious Freedom: Sri
Lanka, 2000, p2. & US Department
of State, Sri Lanka report on human rights practices for 2000, p.21.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices
for 2000, p.23.
Schweizerische Flüchtlingshilfe, Die Rückschaffung Tamilischer
Asylsuchender nach Sri Lanka (Bern, juni
2000) p.15.
Zie hiertoe o.m. The University Teachers for Human Rights, Jaffna,
Information Bulletin 23, d.d. 11 juli 2000.
UNICEF, Sri Lanka Donor Update, 18 oktober 2000.
UNHCR, Background paper on refugees and asylum seekers from Sri
Lanka, p.38.
US Department of State, Sri Lanka report on human rights practices
for 2000, p.26.
Zie hiertoe ook: ' Ultimate Sacrifice' in Far Eastern Economic Review
, (juni 2000) p.65.
Amnesty International, Urgent Action, d.d. 11 mei 2001 (ASA
37/005/2001) .
Zie hiertoe ook het ambtsbericht van 28 juli 2000, p.35.
Sri Lanka Monitor, oktober 2000.
Reuters, Sri Lanka - Deserteurs, d.d. 27 februari 2001.
Zie hiertoe ook paragraaf 3.2.7 .
Voor een nadere beschrijving voor de behandeling na terugkeer wordt
verwezen naar het ambtsbericht van 30
september 1999, p.32-34.
Zie hiertoe het ambtsbericht van13 juli 2000 (kenmerk DPC/AM 690579).
Zie mijn ambtsbericht van 6 november 1998, p.23, noot 29.
Zie hiertoe de ambtsberichten van 30 september 1999 en 15 december
1999 inzake de Immigrants and Emigrants Act.
Zie hiertoe ook: http: www.iom.int/Switserland/Srilanka.
===