Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2001-2002
III Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Algemene Zaken (III) voor het jaar 2002
Nr. 1 VOORSTEL VAN WET
18 september 2001
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ingevolge artikel 105 van de
Grondwet de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Rijk bij de
wet moet worden vastgesteld en dat in artikel 1 van de Comptabiliteitswet
wordt bepaald welke begrotingen tot die van het Rijk behoren;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
Artikel 1
De begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van
Algemene zaken (III) voor het jaar 2002 wordt vastgesteld, zoals blijkt uit de
bij deze wet behorende begrotingsstaat.
Artikel 2
De vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten
geschiedt in duizenden euro's.
Artikel 3
De volgende artikelen dan wel leden van artikelen van de
Comptabiliteitswet zijn op de begroting voor het jaar 2002 niet van toepassing:
a. Artikel 5, eerste, derde, zesde en negende lid;
b. Artikel 7.
1
Artikel 4
Ter vervanging van de artikelen dan wel van de leden van artikelen, genoemd in artikel 3, gelden voor de begroting voor het jaar 2002 de volgende bepalingen:
1. Begrotingsartikelen worden onderscheiden in beleidsartikelen en niet- beleidsartikelen.
2. De begroting bevat per begrotingsartikel in elk geval de volgende gegevens:
a. het artikelnummer;
b. de artikelomschrijving;
c. bruto het maximumbedrag dat voor het aangaan van verplichtingen in het begrotingsjaar beschikbaar is;
d. bruto het maximumbedrag dat voor het verrichten van uitgaven in het begrotingsjaar beschikbaar is;
e. bruto het bedrag dat aan ontvangsten in het begrotingsjaar geraamd wordt.
3. De toelichting bij de begroting biedt per beleidsartikel in elk geval inzicht in de met het beleid samenhangende:
a. algemene en, indien van toepassing, nader geoperationaliseerde doelstellingen die worden nagestreefd;
b. instrumenten die ter bereiking van die doelstellingen worden ingezet; c. meerjarig beschikbare bedragen voor het aangaan van verplichtingen; d. meerjarig beschikbare bedragen voor het verrichten van programma- uitgaven;
e. meerjarig beschikbare bedragen voor het verrichten van apparaatsuitgaven;
f. meerjarig bedragen die aan ontvangsten zijn geraamd.
4. Het meerjarige inzicht dient, uitgaande van jaar t als begrotingsjaar, betrekking te hebben op het jaar t-2 tot en met het jaar t+4, dat wil zeggen op de periode lopende van twee jaar voorafgaand tot en met vier jaar volgend op het begrotingsjaar.
5. De toelichting bij de begroting bevat per beleidsartikel: a. doeltreffendheidsgegevens over de in het eerste lid bedoelde algemene en/of nader geoperationaliseerde doelstellingen, alsmede gegevens over de doelmatigheid van het beleid, alle al dan niet verkregen uit beleidsevaluatieonderzoek;
b. waar mogelijk doelmatigheidsgegevens, al dan niet verkregen uit beleidsevaluatieonderzoek, voor de in het eerste lid bedoelde apparaatsuitgaven.
6. De begroting kan drie niet-beleidsartikelen bevatten, te weten: a. een begrotingsartikel met de omschrijving Algemeen voor de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten die niet aan een beleidsartikel worden toegedeeld;
b. een begrotingsartikel met de omschrijving Geheim voor de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten waarvoor geldt dat openbaarmaking via toedeling aan een beleidsartikel niet in het belang van de staat is;
c. een administratief begrotingsartikel met de omschrijving Nominaal en onvoorzien.
7. De bij het administratieve begrotingsartikel Nominaal en onvoorzien opgenomen bedragen voor verplichtingen en voor uitgaven kunnen zowel positief als negatief zijn.
8. Ten laste van het begrotingsartikel Nominaal en onvoorzien kunnen geen uitgaven worden gedaan en verplichtingen worden aangegaan; de bedragen worden bij een wijziging van de begroting toegedeeld aan een ander begrotingsartikel en wel zodanig dat in het betrokken jaarverslag de gerealiseerde bedragen bij het begrotingsartikel Nominaal en onvoorzien uitkomen op nihil.
2
9. De toelichting bij de begroting biedt per niet-beleidsartikel meerjarig in elk geval inzicht in:
a. de beschikbare bedragen voor het aangaan van verplichtingen; b. de beschikbare bedragen voor het verrichten van programma-uitgaven; c. de beschikbare bedragen voor het doen van apparaatsuitgaven; d. de bedragen die aan ontvangsten zijn geraamd. Het vierde lid is van toepassing.
10.In afwijking van het zesde lid en in overeenstemming met Onze Minister van Financiën kan de begroting andere niet-beleidsartikelen bevatten.
Artikel 5
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari van het jaar waarop
de vaststelling van de begroting betrekking heeft. Indien het Staatsblad waarin
deze wet wordt geplaatst, wordt uitgegeven op of na deze datum van 1
januari, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van dat Staatsblad en werkt zij terug tot en met 1 januari.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan
de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Algemene Zaken
3
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Algemene Zaken (III) voor het jaar 2002
Begrotingsstaat behorende bij de Wet van ...... ...., Stb. ... . Begroting 2002
Ministerie van Algemene Zaken (III)
(1)
Omschrijving Oorspronkelijk vastgestelde begroting Verplichtingen uitgaven ontvangsten
TOTAAL 40.925 6.404
Beleidsartikelen 40.925 6.404
01 Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid 40.925 40.925 6.404
02 Wereldtentoonstelling - - -
Niet-beleidsartikelen
03 Nominaal en onvoorzien - - -
Mij bekend,
De Minister van Algemene Zaken
4
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2001-2002
III Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Algemene Zaken (III) voor het jaar 2002
Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING
Inhoudsopgave
A. Artikelsgewijze toelichting bij de wetsartikelen
B. Begrotingstoelichting
5
A. Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel
Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten)
De begrotingen die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting,
worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet elk
afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel
strekt ertoe om de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken
voor het jaar 2002 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de
Rijksbegroting voor het jaar 2002. Een toelichting bij de Rijksbegroting
als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2002.
Met de vaststelling van dit wetsartikel wordt de in de begrotingsstaat
opgenomen begroting van de uitgaven, verplichtingen en de
ontvangsten voor het jaar 2002 vastgesteld. De in die begroting
opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze
memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
Wetsartikelen 3 en 4
De bepalingen, opgenomen in de wetsartikelen 3 en 4 zijn
noodzakelijk, omdat de Comptabiliteitswet 2001 (CW 2001) nog niet in
werking is getreden. Deze wet, die de huidige Comptabiliteitswet zal
gaan vervangen, is op 5 juli 2001 bij de Tweede Kamer ingediend
(Kamerstukken II, 2000/2001, 27 849). In de CW 2001 zijn bepalingen
opgenomen die ertoe moeten leiden dat de begrotingen een meer
beleidsmatig karakter krijgen. Die bepalingen bevatten de kern uit het
gedachtegoed van de Nota VBTB (Van Beleidsbegroting tot
Beleidsverantwoording). De begrotingen worden daartoe opgebouwd
uit voornamelijk beleidsartikelen. Om meer inzicht te geven in het
beleid dat met de uitgetrokken gelden wordt nagestreefd, moet de
toelichting bij de beleidsartikelen antwoord kunnen geven op de www-
vragen: wat wil de regering bereiken (doelstellingen), wat gaat zij
daarvoor doen (inzet van instrumenten en te verrichten
activiteiten/prestaties) en wat mag dat beleid kosten (zowel in termen
van verplichtingen als van programma- en apparaatsuitgaven)?
Na overleg met de Tweede Kamer is besloten dat voor het eerst voor
het begrotingsjaar 2002 de departementale begrotingen op deze
nieuwe leest zouden worden geschoeid. Gelijktijdig zouden daartoe
de noodzakelijke bepalingen van de CW gewijzigd worden. Het
wetgevende proces om die wijzigingen door te voeren, neemt meer
tijd in beslag dan was voorzien. Bij de begrotingsvoorbereiding 2002
is door alle departementen al van de VBTB-bepalingen uit de
ontwerp-CW 2001 uitgegaan. Teneinde geen onduidelijkheid te laten
bestaan over de juridische basis van de begrotingsopzet 2002 wordt
er thans voor gekozen om bij deze begrotingswet voor het jaar 2002
vooruit te lopen op de noodzakelijke wijzigingen in de CW. Daartoe
wordt in wetsartikel 3 een aantal bepalingen uit de huidige CW niet
(meer) van toepassing verklaard op de begroting van het Ministerie
van Algemene Zaken.
In wetsartikel 4 worden vervolgens ter vervanging de relevante VBTB-
bepalingen uit de CW 2001 opgenomen.
De bepalingen die op grond van wetsartikel 3 uit de huidige CW
komen te vervallen, luiden:
Artikel 5, eerste, derde, zesde en negende lid.
1. De ramingen van de verplichtingen en de uitgaven enerzijds en die
van de ontvangsten anderzijds worden opgenomen in afzonderlijke
begrotingsartikelen.
6
3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op de ramingen van de uitgaven en de ontvangsten die op grond van het bepaalde in artikel 23, vierde lid, in mindering zullen worden gebracht op ontvangsten, onderscheidenlijk op uitgaven.
6. Een begroting kan een begrotingsartikel "onvoorzien" en een begrotingsartikel "geheim" bevatten.
9. Ten behoeve van de verwerking van de gevolgen van de loon- en van de prijsontwikkeling bevat een begroting een administratief begrotingsartikel "loonbijstelling" en een administratief begrotingsartikel "prijsbijstelling".
De bepalingen in de leden 1 t/m 10 van wetsartikel 4 corresponderen met de volgende artikel(leden) uit de CW 2001. Voor een inhoudelijke toelichting bij de verschillende onderdelen wordt verwezen naar Kamerstukken II, 2000/2001, 27 849.
Lid 1 = Artikel 2, lid 2.
Lid 2 = Artikel 4, lid 1.
Lid 3 = Artikel 5, lid 1.
Lid 4 = Artikel 5, lid 2.
Lid 5 = Artikel 5, lid 3.
Lid 6 = Artikel 6, lid 1.
Lid 7 = Artikel 6, lid 2.
Lid 8 = Artikel 6, lid 3.
Lid 9 = Artikel 6, lid 4.
Lid 10 = Artikel 6, lid 5.
DE MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN
7
(Deel B): de begrotingstoelichting
1. Leeswijzer
2. Paragraaf inzake het beleid
2.1 De beleidsagenda
2.2 De beleidsartikelen
2.3 Niet-beleidsartikelen
3. Groeiparagraaf
4. De verdiepingsbijlage
5. De bijlage moties en toezeggingen
8
1. Leeswijzer
In de begroting voor het jaar 2002 wordt aangesloten bij de uitgangspunten en structuur zoals die zijn beschreven in de regeringsnota «Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording» (VBTB). Daarbij dient opgemerkt te worden dat de omvang van de begroting en het eigen beleid van het Ministerie van Algemene Zaken relatief beperkt is ten opzichte van die van overige ministeries.
In een brief aan de Tweede Kamer van 13 december 2000 over de VBTB-opzet van de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken (Kamerstukken II 2000/2001, 26 573, nr. 56) is toegelicht dat de begroting is opgebouwd rond de centrale beleidsdoelstelling «Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid». Daarom vormt dit het eerste beleidsartikel van deze begroting. Een tweede beleidsartikel «Wereldtentoonstelling» is opgenomen in verband met de afwikkeling van de EXPO 2000. Besluitvorming omtrent het mogelijke vervolg van deelname aan de Wereldtentoonstellingen dient nog plaats te vinden.
In lijn met de doelstellingen van VBTB wordt de begroting 2002 zo transparant en toegankelijk
mogelijk gepresenteerd. De algemene beleidsdoelstelling is vertaald in operationele doelen. Per
operationeel doel wordt eerst aangegeven wat wordt beoogd. Vervolgens wordt ingegaan op de
activiteiten die daarvoor in 2002 specifiek zullen worden verricht en de producten en/of diensten
die worden geleverd. Omdat 2002 het eerste begrotingsjaar volgens de VBTB-systematiek is, zal
tevens een beknopte omschrijving worden gegeven van de reguliere activiteiten van het ministerie
van Algemene Zaken. Ten slotte worden per operationele doelstelling waar mogelijk kengetallen
en/of prestatiegegevens opgenomen
9
2. Paragraaf inzake het beleid
2.1 De beleidsagenda
De ontwikkelingen op het terrein van informatie- en communicatietechnologie, de veranderingen in het medialandschap en in de journalistiek, alsmede de zich wijzigende verhoudingen tussen overheid en burger zijn in 2002 grotendeels bepalend voor de beleidsagenda op het terrein van overheidscommunicatie. Dit vergt op onderdelen aanpassingen van het beleid, de organisatie van de RVD en van de in de VoorlichtingsRaad (VoRa) samenwerkende ministeries.
De activiteiten in 2002 zullen gericht zijn op het verder vergroten van de toegankelijkheid van de
overheidsinformatie (in het bijzonder de nieuwsvoorziening over wet- en regelgeving), ondermeer
door het verder ontwikkelen van de overheidssites op het internet en het opzetten van vernieuwde
informatiediensten. Daarnaast zal veel aandacht worden besteed aan de coördinatie en de
effectiviteit van de overheidscommunicatie.
Door gebruik te maken van vraaggestuurde technieken kan bij het verstrekken van
overheidsinformatie rekening gehouden worden met de wensen van de burger, zodat deze de
informatie krijgt die hij wil.
Het kabinet heeft tevens aan de commissie «Toekomst van de Overheidscommunicatie», onder
voorzitterschap van drs. J. Wallage, opdracht gegeven tot het verrichten van een analyse omtrent
de eisen die voor de komende drie tot vijf jaar aan het functioneren van de
overheidscommunicatie zullen worden gesteld. De commissie heeft haar bevindingen eind
augustus 2001 neergelegd in een advies aan het kabinet. Het kabinet verwacht voor het eind van
2001 op deze aanbevelingen te kunnen reageren. Eerst na de reactie van het kabinet zal bekend
zijn tot welke activiteiten het advies zal leiden.
2.2 De beleidsartikelen
Artikel 1 Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid
In de brief aan de Tweede Kamer over VBTB (Kamerstukken II 2000/2001, 26 573, nr. 56) is
toegelicht dat het kader voor het optreden van de minister-president en daarmee het werkterrein
van het Ministerie van Algemene Zaken wordt bepaald door diverse wet- en regelgeving en laat
zich samenvatten onder de noemer «Bevorderen van de eenheid van het algemeen
regeringsbeleid».
Deze algemene beleidsdoelstelling wordt onderscheiden in vier operationele doelstellingen:
1. «coördinatie van het algemeen regeringsbeleid»;
2. «coördinatie van het algemeen communicatiebeleid»;
3. «het leveren van bijdragen aan de langere-termijn beleidsontwikkeling van het
regeringsbeleid»;
4. «algemeen».
De operationele doelen worden hieronder afzonderlijk uitgewerkt. Bij onderdelen die zich daarvoor
lenen, wordt de presentatie ondersteund met kengetallen en prestatiegegevens. Dit is met name
het geval bij de coördinatie van de overheidscommunicatie en bij het leveren van bijdragen aan de
langere-termijn beleidsontwikkeling.
10
1. Coördinatie van het algemeen regeringsbeleid
Doel
De coördinatie van het algemeen regeringsbeleid heeft een inhoudelijk aspect en een woordvoeringsaspect. Beoogd worden een adequate ambtelijke ondersteuning van de minister-president (in zijn coördinerende rol) en het optimaal uitvoeren van de woordvoering van de minister-president, de ministerraad en de leden van het Koninklijk Huis.
Activiteiten, producten en/of diensten
Zowel als voorzitter van de Raad van Ministers als bij zijn andere activiteiten wordt de
minister-president ondersteund door het Kabinet van de minister-president (KMP), waarin de
raadadviseurs zorgdragen voor advisering.
Daarnaast verzorgt het KMP onder andere de secretariële ondersteuning van de ministerraad,
alsmede het secretariaat van de onderraden van de ministerraad en de ministeriële commissies.
Ten slotte treedt de Secretaris-Generaal van het Ministerie van Algemene Zaken op als
Coördinator Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.
Het verzorgen van de woordvoering van de minister-president over het algemeen regeringsbeleid
is één van de taken van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD). De hoofddirectie van de RVD wordt
daarbij ondersteund door de afdeling Informatievoorziening die de actuele, documentaire en
analytische informatievoorziening over onderwerpen van algemeen regeringsbeleid verzorgt. Het
voorbereiden en begeleiden van publieke optredens van de minister-president vormen evenals
het beheren en onderhouden van de website over de minister-president en het Ministerie van
Algemene Zaken onderdeel van de activiteiten van de RVD.
De RVD verzorgt ook de woordvoering over het Koninklijk Huis. De hoofddirectie van de RVD
wordt hierin ondersteund door de afdeling Pers en Publiciteit, die met name is belast met het
publicitair voorbereiden en begeleiden van openbare optredens van leden van het Koninklijk Huis
en het verstrekken van informatie daarover. Tevens wordt zorggedragen voor het beheren en
onderhouden van de website over het Koninklijk Huis.
In het begrotingsjaar 2002 zullen specifieke activiteiten worden verricht in verband met het
huwelijk van de Prins van Oranje en ten behoeve van de kabinetsformatie.
Prestatiegegevens
De coördinatie van het algemeen regeringsbeleid laat zich vanwege de aard van het werk niet
goed kwantitatief meten in de vorm van kengetallen en/of prestatie-indicatoren. Het resultaat is
namelijk niet alleen toe te schrijven aan de mate van coördinatie op zich, maar vooral ook aan de
bijdragen van de partijen die «gecoördineerd» worden. De beoordeling van de coördinatie zal dus
een kwalitatief karakter moeten hebben. Vóór de ontwerpbegroting 2003 zal worden bezien of en
in hoeverre hiervoor meetinstrumenten kunnen worden ontwikkeld.
2. Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid
Doel
Het wordt voor de publieksvoorlichting van de rijksoverheid steeds belangrijker om de
verschillende communicatievoorzieningen goed op elkaar te laten aansluiten, zodat burgers
eenvoudig en doelmatig kunnen worden voorgelicht. Dat geldt zowel voor de fase, waarin de
overheid via de massamedia burgers op nieuw beleid wil attenderen, als in de fase van de
uitvoering, waarin de nadruk ligt op het beantwoorden van vragen van burgers door bijvoorbeeld
telefonische informatielijnen en internet.
Het Ministerie van Algemene Zaken zorgt voor de coördinatie van het algemeen
communicatiebeleid, waarbij onderscheid wordt gemaakt in het ontwikkelen, het coördineren en
het uitvoeren van het gemeenschappelijke communicatiebeleid.
2.1 Activiteiten, producten en/of diensten betreffende het ontwikkelen en coördineren van het
algemeen communicatiebeleid
Bij de ontwikkeling en coördinatie van het algemeen communicatiebeleid is een belangrijke rol
weggelegd voor de Voorlichtingsraad (VoRa). De VoRa is het interdepartementale adviesorgaan
11
van de minister-president. De RVD heeft een initiërende rol en signaleert nieuwe ontwikkelingen die de VoRa van een advies kan voorzien.
De hoofddirectie van de RVD vervult daartoe het voorzitterschap van de VoRa. De RVD verzorgt het inhoudelijke en uitvoerende secretariaat ervan en treedt op als gedelegeerd opdrachtgever namens de VoRa voor het beheer van de gemeenschappelijke infrastructuur voor de pers- en publieksvoorlichting. De RVD is ook belast met de uitvoering van de adviezen en besluiten van de VoRa.
Voor bepaalde activiteiten, zoals bijvoorbeeld de introductie van de euro, stelt de VoRa interdepartementale commissies in die inhoudelijk en logistiek door de RVD worden ondersteund. De werkprogramma's van deze commissies worden door de VoRa vastgesteld. Deze taakverdeling stelt de RVD in staat in te spelen op de behoefte aan coördinatie van het rijksbrede communicatiebeleid.
Om het management van de gemeenschappelijke taken van Postbus 51 te versterken is het Platform voor Gemeenschappelijke Uitvoering (PGU) Postbus 51 ingesteld, waaraan campagneleiders en communicatieadviseurs van alle ministeries deelnemen.
Dit platform wil de ministeries de expertise en diensten aanbieden die voor een efficiënte en
effectieve uitvoering van de Postbus 51-activiteiten noodzakelijk zijn en wil een gelegenheid
scheppen voor het onderling uitwisselen van kennis en ervaring op het terrein van de
publiekscommunicatie.
Zo is de beschikbaarheid van informatie over de massamediale Postbus 51 campagnes bij het
digitale informatie loket en de informatietelefoon van Postbus 51 van groot belang voor een
adequate informatieverzorging naar burgers.
De behoefte aan onderlinge afstemming tussen de ministeries neemt toe als gevolg van de snelle
groei van het aantal overheidssites. Om de gewenste eenduidigheid en toegankelijkheid voor het
publiek te kunnen realiseren is door de VoRa is het project gemeenschappelijk webbeleid
opgezet. Afspraken worden gemaakt op het terrein van minimumnormen voor de informatie en
diensten op internet, over uniformiteit in de toepassing van tekstformats en meta-informatie, over
afstemming van zaken als navigatie en gebruik van zoekmachines.
Voor de verdere afstemming van de departementale websites wordt periodiek onderzoek gedaan onder de gebruikers. Op deze wijze wordt inzicht verkregen in het (be)zoekgedrag van de burger en in de wensen die bij de gebruiker leven. Het onderzoek levert ook resultaten op over de organisatie en de technische en inhoudelijke ondersteuning van de departementale sites. Op deze manier samenwerkend wordt ernaar gestreefd uiterlijk 2003 meer eenheid in de vorm en inrichting van de departementale websites te bewerkstelligen.
Binnen het project gemeenschappelijk webbeleid wordt met vraaggestuurde technieken onderzocht hoe de informatie-zoekende burger via internet optimaal kan worden geholpen. De resultaten van dit project worden in het najaar van 2001 opgeleverd.
De RVD zal in 2002 onderzoek doen naar de wijze waarop specifieke doelgroepen (bijvoorbeeld
bepaalde groepen allochtonen, jongeren en sociaal zwakkeren) bij de communicatie tussen
burger en rijk kunnen worden betrokken. Onderzoek vindt plaats naar de (bereiks)kenmerken en
het informatiezoekgedrag van specifieke doelgroepen. Het project zal medio 2002 leiden tot een
rapport met aanbevelingen over de methoden, technieken en middelen die daarvoor kunnen
worden ingezet. De ministeries kunnen deze aanbevelingen vervolgens in het eigen
communicatiebeleid toepassen.
Het onderzoek naar de mogelijkheden om de overheidscommunicatie verder te professionaliseren
zal in 2002 worden voortgezet. De RVD bereidt daartoe een onderzoeksprogramma voor, waarbij
de burger en de wijze waarop deze betrokken wenst te worden bij het overheidsbeleid centraal
staat. Het rapport van de commissie toekomst overheidscommunicatie en de door de regering
overgenomen aanbevelingen dienen hierbij als richtsnoer. De onderzoeksopdracht zal eind 2001
worden vastgesteld, waarna het eerste onderzoeksrapport in mei 2002 zal worden opgeleverd.
12
Om beter inzicht te verkrijgen in de gevolgen van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in het algemeen en ontwikkelingen op het terrein van de overheidscommunicatie in het bijzonder zal door de RVD een onderzoek worden uitgevoerd, dat moet leiden tot herziening van de functieprofielen voor communicatiefuncties bij de rijksoverheid en waar relevant tot concrete adviezen op organisatieniveau. Het onderzoek zal in mei 2002 worden opgeleverd.
De RVD wil een positieve bijdrage leveren aan de verdere professionalisering van de communicatie van de rijksoverheid. Daarom zal de RVD in 2002 doorgaan met het organiseren van conferenties, workshops en andere activiteiten voor de directeuren voorlichting, woordvoerders en communicatieadviseurs van de ministeries.
Ten slotte zal in 2002 het werkprogramma van de VoRa en de RVD naar verwachting in sterke
mate worden bepaald door de adviezen van de Commissie Wallage en de besluitvorming van het
kabinet daarover.
Prestatiegegevens
In het kader van het ontwikkelen en coördineren van het algemeen communicatiebeleid kan een
aantal prestatiegegevens worden genoemd. Deze prestatiegegevens zijn als volgt te
schematiseren:
Tabel 1: prestatiegegevens ontwikkelen en coördineren van het algemeen communicatiebeleid
Prestatiegegeven (PG) Streefwaarde Opmerkingen
Eenheid in de vorm en inrichting van Het streven is gericht op realisatie Periodiek wordt onderzoek gedaan onder de departementale internetsites eind 2003 de gebruikers om inzicht te krijgen in het (be)zoekgedrag van de burger en in de wensen die bij de gebruiker leven. Het onderzoek levert ook resultaten op over de organisatie en de technische en inhoudelijke ondersteuning van de departementale sites.
Resultaten van het project om op Oplevering in het najaar 2001
internet zoekende burger optimaal van
dienst te zijn
Rapport met aanbevelingen over de Oplevering medio 2002 De ministeries kunnen deze aanbevelingen
methoden, technieken en middelen in het eigen communicatiebeleid toepassen
waarmee de overheid moeilijk
bereikbare doelgroepen het beste kan
bereiken
Voortzetting van het onderzoek naar Vaststelling nieuwe onderzoeks-
de mogelijkheden om de overheids- opdracht eind 2001, oplevering eerste
communicatie verder te profes- rapport in mei 2002
sionaliseren
Uitkomsten van het onderzoek gericht Oplevering mei 2002
op organisatie van en functieprofielen
bij de overheidscommunicatie
2.2 Activiteiten, producten en/of diensten betreffende de uitvoering van het algemeen
communicatiebeleid.
Op uitvoerend niveau verricht het Ministerie van Algemene Zaken activiteiten die bijdragen aan de
gemeenschappelijke infrastructuur voor de publieksvoorlichting van de rijksoverheid. Deze
13
activiteiten worden uitgevoerd door de Directie Toepassing Communicatietechniek (DTC) en de Postbus 51 InformatieDienst (PB51 ID), beide onderdelen van de RVD.
DTC is als kennis- en expertisecentrum op het terrein van overheidscommunicatie werkzaam voor de gehele rijksoverheid. Het draagt zorg voor rijksbrede collectieve media-inkoop, het uitvoeren van trackingonderzoek naar massamediale campagnes en het organiseren van (Europese) aanbestedingen van communicatieprojecten. Bovendien biedt DTC adviezen en diensten aan voor specifieke (inter)departementale communicatieprojecten.
De administratie rond de inkoop van media door de rijksoverheid werd tot voor kort in belangrijke
mate uitgevoerd door een aantal mediabureaus. Omdat centralisatie van werkzaamheden en de
verdere stroomlijning van de collectieve media-inkoop leidt tot meer efficiency en op termijn tot
een stijging van de financiële voordelen heeft DTC ten behoeve van de collectieve inkoop van
media, na europese aanbesteding, een nieuw mediabureau gecontracteerd, dat sinds 1 juni 2001
operationeel is.
De concentratie van werkzaamheden in het administratieve proces leidt tot een beperkte
verhoging van de centrale kosten die zal worden verwerkt in de doorberekening van kosten aan
de opdrachtgevende ministeries. Het voordeel van collectieve media-inkoop ten opzichte van
contractering door individuele adverteerders bij de rijksoverheid beliep in 2000 ca. 20%, in geld
uitgedrukt EUR 25,4 mln. Onder het voorbehoud dat de totale mediabestedingen (ook naar soort,
bijvoorbeeld in kranten of op televisie) gelijk zullen blijven, zou het inkoopvoordeel in 2002 kunnen
oplopen tot 22% van de te verwachten mediabestedingen door de totale rijksoverheid.
Om op gestandaardiseerde wijze de effectiviteit van massamediale campagnes te evalueren
wordt zogenaamd trackingonderzoek uitgevoerd dat erop is gericht inzicht te verkrijgen in de
relatie tussen media-inzet en -bereik en in de relatie tussen bereik, waardering en effecten van
overheidscampagnes. In 2002 zullen vergelijkingswaarden, zogenaamde benchmarks, voor
campagnespecifieke effecten worden vastgesteld en zal een model worden ontwikkeld op basis
waarvan, voorafgaand aan een campagne, voorspellingen kunnen worden gedaan over bereik en
effecten. Ten slotte zal aandacht worden besteed aan de methodiek van tracking.
De bevindingen van een studie naar de kostenontwikkeling van het veldwerk zullen in concrete
maatregelen worden vertaald. Naar verwachting kan daarmee een bijdrage worden geleverd aan
de beheersing van de kosten.
Een bijzonder aandachtsgebied van dienstverlening van DTC is de arbeidsmarktcommunicatie.
Door onderzoek, advisering en begeleiding wordt actief expertise ingebracht bij de
strategieontwikkeling, aanbesteding en uitvoering van arbeidsmarktcommunicatie door en voor de
Rijksoverheid.
De DTC zal in 2002 haar dienstverlening intensiveren op het terrein van interactieve media, met
name ten aanzien van het adviseren over internetinitiatieven van de ministeries. Een belangrijk
doel hierbij is beter inzicht te verkrijgen in de feitelijke betekenis van de inzet van internet in de
beleidscyclus.
DTC is belast met de coördinatie van het uitvoeringsmanagement van de circa dertig Postbus 51
campagnes die jaarlijks worden uitgevoerd. Zo is zij onder andere verantwoordelijk voor de
mediaplanning voor Postbus 51 op radio en televisie. Verder biedt DTC aan de campagneleiders
van ministeries de mogelijkheid om de productie van spots en het pretesten daarvan door haar te
laten begeleiden. Daarnaast verzorgt DTC andere activiteiten in het kader van Postbus 51, zoals
het management van campagnes en projecten.
De PB51 ID biedt een interdepartementale infrastructuur die is gebaseerd op de
één-loketgedachte. De burger die op zoek is naar informatie van de rijksoverheid wordt door de
medewerkers van de Postbus 51 infolijn en/of via de website van Postbus 51 zo goed en
eenduidig mogelijk geïnformeerd over beleid en regelgeving van de rijksoverheid. De PB51 ID is
verantwoordelijk voor het verstrekken van telefonische informatie, de internetsite, de planning van
radio- en televisiespots, het wekelijkse informatieprogramma op Radio 5, de informatierubriek op
teletekst en de distributie van folders via postkantoren en openbare bibliotheken. De dienst
ondersteunt de ministeries bij de uitvoering van massamediale voorlichtingscampagnes en levert
inhoudelijke bijdragen aan de ontwikkeling van publieksgerichte diensten in het kader van Postbus
51.
14
In 2002 zal de PB51 ID een nieuwe website introduceren, waarbij telefonie en internet zijn geïntegreerd (in een zogenaamd «contactcenter»). Vanuit één database worden vragen van burgers gratis, snel en op het voor hen beste tijdstip en de meest geschikte wijze beantwoord. Hiermee voorziet de PB51 ID voor 2002 en volgende jaren een gematigde groeistrategie voor wat betreft het te behandelen aantal telefonische en elektronische vragen.
De PB51 ID voorziet in centrale afhandeling van vragen naar brochuremateriaal door een bestel- en distributiefunctie voor de gezamenlijke ministeries.
De PB51 ID neemt op pilotbasis de gehele telefonische publieksvoorlichting van het Ministerie van Economische Zaken voor zijn rekening. In de loop van 2001 zal de samenwerking worden geëvalueerd. Mogelijk kan ook met andere ministeries een nauwere samenwerking worden aangegaan, bijvoorbeeld bij de beantwoording van publieksvragen via e-mail.
Op verzoek van de ministeries ontwikkelen DTC en de Postbus 51 Informatiedienst in
samenwerking met de VoRa een speciale website op RYX (intranet voor de rijksoverheid),
waarmee de medewerkers van de directies communicatie eenvoudig en snel informatie over
lopende en voorgenomen activiteiten kunnen uitwisselen. In de loop van 2002 zal deze site, die in
het begin vooral «statische» informatie zal bevatten, worden uitgebouwd tot een interactief digitaal
platform.
Prestatiegegevens
Voor wat betreft de uitvoering van de coördinatie van het algemeen communicatiebeleid worden
de volgende prestatiegegevens onderscheiden.
Tabel 2: prestatiegevens uitvoering van het algemeen communicatiebeleid
Prestatiegegeven (PG) Streefwaarde Opmerkingen
Financieel voordeel van de collectieve De collectieve inkoop levert een Bij de geformuleerde streefwaarde wordt
inkoop van media-ruimte (versus kostenbesparing van 22% in 2002 uitgegaan van een gelijkblijvend volume
afzonderlijke inkoop door de van het inkoopvolume op. aan mediabesteding
ministeries)
Introductie van een contactcentrum, Aantal telefoongesprekken: 365.000
waarbij telefonie en internet zijn Aantal e-mail: 14.500
geïntegreerd Aantal sessies op PB51 internetsite:
330.000
De wachttijd voor burgers bij vragen Infolijn:
aan de Postbus 51 Informatiedienst zo De bellers worden na gemiddeld 40
kort mogelijk houden seconden te woord gestaan
E-mail:
80% van de e-mails wordt binnen 48
uur beantwoord
Voldoende klanttevredenheid over de Klanten geven de volgende Deze rapportcijfers worden verkregen door dienstverlening van de Postbus 51 rapportcijfers: permanent gebruikersonderzoek (internet Informatiedienst Internetsite: 7,0 en e-mail) en periodiek kwaliteitsonderzoek. e-mailbeantwoording :7,0 diensten Infolijn: 7,0
Realisatie van een speciale website op Eerst zal deze site `statische' het intranet voor de rijksoverheid ten informatie bevatten en in 2002 behoeve van de medewerkers van de worden uitgebouwd tot een interactief directies communicatie digitaal platform
Voor de in tabel 1 en 2 gepresenteerde prestatiegegevens zal in 2002 worden bezien in
hoeverre deze voldoende inzicht bieden in de mate van doelbereiking met betrekking tot de
coördinatie van het algemeen communicatiebeleid.
15
3. Het leveren van bijdragen aan de langere-termijn beleidsontwikkeling van het regeringsbeleid
Doel
De ontwikkeling van het regeringsbeleid is gebaat bij inzichten in zaken die op langere termijn de samenleving kunnen beïnvloeden. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) tracht op een wetenschappelijk gefundeerde manier aan dergelijke inzichten bij te dragen. De raad heeft tot taak hierbij tijdig te wijzen op tegenstrijdigheden in en te verwachten knelpunten voor het regeringsbeleid, probleemstellingen te formuleren over de grote beleidsvraagstukken en beleidsalternatieven aan te dragen. De raad kan zich bezighouden met alle gebieden van (potentieel) regeringsbeleid en zijn rapporten aan de regering bestrijken in de regel meerdere (materiële en beleids)sectoren.
Activiteiten, producten en/of diensten
De WRR bestaat uit een onafhankelijk college, dat elke 5 jaar van samenstelling verandert, ondersteund door een bureau, dat vanuit het Ministerie van Algemene Zaken ten behoeve van het raadswerk ter beschikking wordt gesteld. Aan het begin van elke raadsperiode legt de WRR zijn voorgenomen activiteiten neer in een werkprogramma. Dit werkprogramma wordt door de WRR vastgesteld, en later eventueel aangevuld, na overleg met de minister-president, die hierover voorafgaand de meningen hoort in de ministerraad.
Op de door de WRR uitgebrachte rapporten aan de regering wordt een regeringsreactie gegeven, wat in voorkomende gevallen kan leiden tot beleidsontwikkeling en wetgeving. Het zal altijd van een politieke afweging afhangen of, en zo ja in hoeverre, inzichten van de WRR doorwerken in beleid en regelgeving. Door hun ressortoverstijgend karakter dragen sommige rapporten rechtstreeks bij aan de eenheid van het regeringsbeleid.
Prestatiegegevens
Het functioneren van de WRR kan in beperkte mate kwantitatief worden weergegeven. Sinds
1995 worden per vijfjaarsperiode het aantal rapporten aan de regering, en de andere publicaties
en verrichtingen, verantwoord in een «voortschrijdende tabel» in de begroting van het Ministerie
van Algemene Zaken.
Tabel 3: Aantal publicaties/verrichtingen 6e raadsperiode, 1998 t/m 2002
Jaar 1998 1999 2000 2001 2002*
Rapporten aan de regering 2 1 3 3 4
Voorstudies 5 2 4 3 3
Werkdocumenten 4 4 4 15 12
Symposia e.d. 2 1 3 4 3
* Geraamd
In 2001 brengt de WRR rapporten aan de regering uit over de betekenis van «goed bestuur» in de
ontwikkelingssamenwerking, over de toekomst van de vergrote Europese Unie en over de positie
van Nederland als immigratiesamenleving. Over de volgende onderwerpen zal naar verwachting
in 2002 worden gerapporteerd:
maatschappelijke verankering van milieunormen;
ontwikkelingen in de rechtsstaat;
kennisintensivering;
biotechnologie;
Nederland als handelsnatie;
toekomstonderzoek en omgevingsbeleid (in samenwerking met RMNO, NRLO en NRO).
De beperking van een dergelijk overzicht is dat het meten van wetenschappelijke prestaties door middel van kwantitatieve outputindicatoren een discutabele zaak blijft. De effecten van het werk van think tanks als de WRR zijn immers veelal indirect en eerst zichtbaar op de lange termijn.
In het streven naar meer transparantie en een betere verantwoording van overheidshandelen, heeft de WRR besloten een door de raad ondernomen zelfevaluatie aan te vullen met een externe visitatie. Door zich aldus open te stellen voor een (eventueel periodiek te herhalen) kwalitatieve
16
toetsing meent de raad te voldoen aan wat tegenwoordig van een wetenschappelijk instituut mag worden verwacht. Tevens sluit de raad hiermee aan bij een praktijk die ingang vindt bij de grote planbureaus en bij sommige van de raden die onder de Kaderwet adviesorganen vallen.
Op verzoek van de raad heeft een commissie bestaande uit dr. A.H.G. Rinnooy Kan (voorzitter), mevrouw mr. Y.C.M.T. van Rooy en prof.dr. U. Rosenthal voornoemde externe visitatie van «het instituut WRR» uitgevoerd. Daarbij keek de commissie niet slechts naar de verrichtingen van één raad(speriode), maar naar de resultaten van het raadswerk over een langere periode.
Punten waarop de commissie ingaat, zijn onder andere:
de keuze van onderwerpen voor rapporten;
de afstand tussen rapporten van de raad en de beleidspraktijk;
de accenten die de raad legt in het toekomstonderzoek;
de variatie in de rapportformule en het functioneren van de raad als «werkend» (d.w.z. ook zelf
schrijvend) college.
Het rapport van de commissie Rinnooy Kan wordt in het najaar van 2001 verwacht. De WRR is
voornemens dit rapport ter kennis te brengen van zowel de ministerraad als de Staten-Generaal.
4. Algemeen
Doel
Om de departementsleiding en de overige diensten te ondersteunen in het uitvoeren van de hen
toegewezen taken zijn er centrale directies en stafdiensten ingericht op het gebied van
financieel-economische zaken, personele en organisatorische aangelegenheden, facilitaire zaken
en de informatie en communicatietechnologie.
Activiteiten, producten en/of diensten
Deze centrale stafdiensten hebben de volgende taken:
zorgdragen voor de begrotingszaken en de daarmee samenhangende administraties, het
financieel-economisch beleid en de administratieve organisatie van het ministerie;
vanuit de personele en organisatorische invalshoek bijdragen aan de inrichting van de interne
organisatie, de personele bezetting van het ministerie en de rechtspositionele ondersteuning;
verzorgen van services, inkoop en huisvesting, representatie, beveiliging en post- en
archiefzaken;
zorgdragen voor de informatiebeveiliging, de gebruikersondersteuning en advisering op
ICT-gebied; exploitatie, beheer en onderhoud van de ICT-infrastructuur en de -toepassingen.
In 2002 zullen met name activiteiten in het kader van de beveiliging van o.a. het Binnenhof en de archieffunctie van het Ministerie van Algemene Zaken een impuls krijgen.
Beveiliging Binnenhof
Evenals andere departementen beziet het Ministerie van Algemene Zaken het niveau van
beveiliging. Een combinatie van factoren maakt een hoger beveiligingsniveau noodzakelijk. De
minister-president wordt steeds vaker als de verpersoonlijking van het regeringsbeleid gezien. Dit
brengt een aantal beveiligingseisen met zich mee. Dit geldt ook voor de door hem gebruikte
werkruimten («het Torentje»).
Uitgangspunt is dat er een samenhangend beveiligingsconcept van het Ministerie van Algemene
Zaken dient te bestaan. Daartoe zijn en worden beveiligingsmaatregelen genomen gericht op de
persoon van de minister-president, zijn vervoer en de gebouwen van het Ministerie van Algemene
Zaken. In het belang van die beveiliging wordt terughoudend omgegaan met nadere informatie.
Archieffunctie
De kwaliteit van het archiefbeheer is volop in ontwikkeling. De beheersregels voor archiefbeheer
zijn vastgelegd in de Regeling Archiefbeheer 2001 van het Ministerie van Algemene Zaken. De
taken en verantwoordelijkheden zijn daarmee eenduidig vastgelegd.
17
Er wordt een kwaliteitszorgsysteem geïmplementeerd. Hiermee wordt een continu proces van verbeteringen nagestreefd met als doel optimale informatievoorziening voor de uitoefening van het primaire proces, adequate verantwoording en instandhouding van het cultureel erfgoed. Daarnaast wordt bij DTC een project digitalisering uitgevoerd dat later mogelijk door de gehele organisatie van het Ministerie van Algemene Zaken kan worden gebruikt. Hierbij zijn tevens andere ontwikkelingen van belang zoals Intranet (IntrAZ en Ryx van resp. het Ministerie van Algemene Zaken zelf en de rijksoverheid als geheel), de Handelingenbank, e-mail, digitale duurzaamheid en het record keeping system.
De overbrenging van de archieven van het Ministerie van Algemene Zaken over de periode t/m 1979 is in een ver gevorderd stadium. Uitgebreid is onderzocht hoe met het archief van de voormalige Inlichtingendienst Buitenland moet worden omgegaan (brief 18 december 1998; Kamerstukken II 1998/1999, 25 809, nr. 10). Een proef met het digitaliseren van de microfiches leidde tot de slotsom dat substitutie in de zin van artikel 7 van de Archiefwet 1995 met de huidige stand van de techniek nog niet haalbaar is. In overleg met de Algemene Rijksarchivaris is de conclusie getrokken dat dit archief zal worden overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief.
5. Verantwoordelijkheid
De minister-president is in het kader van het bevorderen van de eenheid van het algemeen
regeringsbeleid verantwoordelijk voor het instandhouden en zo nodig aanpassen van het stelsel
van overleg en besluitvorming, zoals dat vorm krijgt in de ministerraad, onderraden, ministeriële
commissies e.a.
6. Budgettaire gevolgen van beleid
Om voor het beleidsartikel «Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid» in
kaart te brengen welke apparaatuitgaven samenhangen met de programma-uitgaven op het
niveau van de operationele doelstellingen, is gebruik gemaakt van een forfaitaire verdeelsleutel op
basis van het aantal FTE per dienst.
(x EUR 1.000)
Bevorderen van de eenheid van het algemeen 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
regeringsbeleid
Verplichtingen 34.367 40.363 40.925 38.546 38.425 38.437 38.433
Uitgaven 33.955 40.363 40.925 38.546 38.425 38.437 38.433
Programma-uitgaven
* Coördinatie van het algemeen regeringsbeleid 691 2.211 577 577 577 577
* Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid 6.303 6.163 6.163 6.163 6.163 6.163
* Bijdragen aan de langere termijn beleidsontwikkeling 757 757 757 757 757 757
Apparaatsuitgaven
* Coördinatie van het algemeen regeringsbeleid 8.172 7.992 7.899 7.931 7.934 7.933
* Coördinatie van het algemeen communicatiebeleid 11.022 10.583 10.398 10.441 10.444 10.443
* Bijdragen aan de langere termijn beleidsontwikkeling 3.363 3.244 3.207 3.219 3.221 3.220
* Algemeen (niet specifiek toerekenbaar) 10.055 9.975 9.545 9.337 9.341 9.340
Ontvangsten 5.563 6.617 6.404 6.404 6.404 6.404 6.404
18
Figuur 1: programma- en apparaatsuitgaven 2002
Algemeen (niet specifiek Coördinatie algemeen toerekenbaar) regeringsbeleid 24% 25%
Bijdragen aan langere termijn
ontwikkeling
10%
Coördinatie algemeen
communicatiebeleid
41%
De totale formatie van het Ministerie van Algemene Zaken omvat 383,5 fte in 2002.
7. Budgetflexibiliteit
Voor de uitgaven door het Ministerie van Algemene Zaken geldt de veronderstelling
Kas=Verplichtingen. Een consequentie hiervan is dat er in juridische zin per 1 januari van elk
kalenderjaar een grote mate van budgetflexibiliteit is. Aangezien een groot deel van de uitgaven
feitelijk betrekking heeft op reguliere personeel- en materieeluitgaven (apparaat) is de
daadwerkelijke budgetflexibiliteit beperkt.
Artikel 2 Wereldtentoonstelling
In verband met de afhandeling van de Expo 2000 wordt dit artikel gehandhaafd in de begroting
2002. Besluitvorming omtrent het mogelijke vervolg van de (deelname aan de)
Wereldtentoonstelling dient nog plaats te vinden. Daarom wordt hier volstaan met het overzicht
`Budgettaire gevolgen van beleid' van dit artikel.
Budgettaire gevolgen van beleid (x EUR 1.000)
Wereldtentoonstelling 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Verplichtingen 5.411 - - - - -
Uitgaven 13.432 1.951 - - - -
Programma-uitgaven 13.432 1.951 - - - - -
Ontvangsten - - - - - -
2.3 Het niet-beleidsartikel
Artikel 3 Nominaal en Onvoorzien
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Verplichtingen - - - - - -
Uitgaven - - - - - -
Programma-uitgaven - - - - - - -
Ontvangsten - - - - - -
Het niet-beleidsartikel `Nominaal en onvoorzien' betreft een administratief artikel, waarop in
2002 geen verplichten worden aangegaan.
19
3. Groeiparagraaf
In het Algemeen Overleg van 14 september 2000 is door de commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gesuggereerd een parallel te trekken tussen de coördinerende taak van het Ministerie van Algemene Zaken en die van andere ministeries (Kamerstukken II 2000/2001, 26 573, nr. 40).
In de brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2000/2001, 26 573, nr. 56) wordt gesteld dat in vergelijking met andere ministers met een coördinerende taak, zoals bijvoorbeeld die van Financiën en Grotesteden- en Integratiebeleid, de verantwoordelijkheid van de minister-president een ander karakter heeft. De begrippen «Eenheid» en «Algemeen regeringsbeleid» die onderdeel uitmaken van artikel 1 van onderhavige begroting, zijn staatsrechtelijke begrippen.
Door het vertalen van de algemene doelstelling «Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid» naar vier onderliggende operationele doelstellingen is beoogd de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken transparanter en toegankelijker te maken.
De komende jaren zijn er in het kader van het VBTB-proces mogelijkheden tot verdere groei, waarbij gestreefd wordt naar indicatoren, die een maatstaf zijn voor de kwaliteit van de door het Ministerie van Algemene Zaken uitgevoerde processen en geleverde diensten. Daarmee kan de koppeling tussen resultaten, activiteiten en geld worden verbeterd en gepreciseerd. Voor 2002 zal in dit kader worden bekeken of en in hoeverre meetinstrumenten kunnen worden ontwikkeld voor een kwalitatieve beoordeling van de coördinatie van het algemeen regeringsbeleid. Daarnaast zullen de in deze begroting reeds opgenomen indicatoren voor de coördinatie van het algemeen communicatiebeleid worden getoetst op bruikbaarheid.
Eind 2001 zal in lijn met de regeling «Prestatiegegevens en evaluatie-onderzoek Rijksoverheid»
een programmering worden opgesteld voor het evaluatie-onderzoek over de periode 20022006.
Daarbij zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan de betrouwbaarheid van de door het
Ministerie van Algemene Zaken te genereren beleidsinformatie, waaronder begrepen informatie
van derden.
20
4. De verdiepingsbijlage
Artikel 1 Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid
Opbouw verplichtingen (x EUR 1.000)
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Stand ontwerpbegroting 2001 33.599 32.954 33.148 33.360 33.371
Mutaties eerste suppletore begroting 2001 5.092 3.369 3.358 3.410 3.411
Stand eerste suppletore begroting 2001 38.691 36.323 36.506 36.770 36.782
Nieuwe mutaties:
Overboeking naar OCW tbv 0,5 fte PIVOT -27 -27 -27 -27 -27
Bedrijfsvoering ministerie 1.906 1.906 1.679 1.679
Huwelijk Prins van Oranje 113 1.634
Overboeking loon- en prijsbijstelling 2001
van art. 2 1.473
Beveiliging Binnenhof 113 1.089 158
Invoering VBTB 3 3 3
Stand ontwerpbegroting 2002 34.367 40.363 40.925 38.546 38.425 38.437 38.433
Opbouw uitgaven (x EUR 1.000)
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Stand ontwerpbegroting 2001 33.599 32.954 33.148 33.360 33.371
Mutaties eerste suppletore begroting 2001 5.092 3.369 3.358 3.410 3.411
Stand eerste suppletore begroting 2001 38.691 36.323 36.506 36.770 36.782
Nieuwe mutaties:
Overboeking naar OCW tbv 0,5 fte PIVOT -27 -27 -27 -27 -27
Bedrijfsvoering ministerie 1.906 1.906 1.679 1.679
Huwelijk Prins van Oranje 113 1.634
Overboeking loon- en prijsbijstelling 2001
van art. 2 1.473
Beveiliging Binnenhof 113 1.089 158
Invoering VBTB 3 3 3
Stand ontwerpbegroting 2002 33.955 40.363 40.925 38.546 38.425 38.437 38.433
Toelichting op de nieuwe verplichtingen- en uitgavenmutaties:
Overboeking naar OCW tbv 0,5 fte PIVOT
De verlaging van dit artikel is het gevolg van een structurele overboeking naar de begroting van
OCW in verband met de overheveling van 0,5 fte naar de formatie van de Rijksarchiefdienst ten
behoeve van het PIVOT-project.
Bedrijfsvoering ministerie van Algemene Zaken
In verband met een noodzakelijke impuls in de ondersteuning van de primaire bedrijfsprocessen
van het ministerie is het artikel opgehoogd. Het betreft hier o.a. de personele en materiële
verbetering van de archief- en de ICT-functie, personele ondersteuning bij de coördinatie van
het algemeen communicatiebeleid door de RVD.
21
Huwelijk Prins van Oranje
Het voorgenomen huwelijk op 2 februari 2002 van de Prins van Oranje leidt tot extra uitgaven in verband met het beschikbaar stellen van pers- en publicitaire faciliteiten. Verdeling loon- en prijsbijstelling
Bij de eerste suppletore begroting 2001 is de loon- en prijsbijstelling 2001 structureel aan de ministeries uitgedeeld. Voor de jaren 2002 e.v. is dit rechtstreeks op dit beleidsartikel geboekt. De uitdeling voor 2001 was op het niet-beleidsartikel Nomimaal en onvoorzien uitgedeeld en wordt nu aan artikel 1 toegevoegd.
Beveiliging
Ter verhoging van de veiligheid wordt de huisvesting van het Ministerie van Algemene Zaken, waaronder de Trêveszaal en het Torentje, op het Binnenhof 17-20 aangepast. Dit leidt tevens tot extra uitgaven op de begroting van het ministerie van VROM, waarvoor eveneens een mutatie op beleidsartikel 14 huisvesting Koninklijk Huis, Hoge Colleges van Staat en Ministerie van Algemene Zaken is opgenomen.
Invoering VBTB
Voor de jaren 2003 t/m 2005 is het restant van het rijksbrede invoeringsbudget VBTB via de verdeelsleutel van het begrotingstotaal in 2002 aan de begrotingen van alle ministeries toegevoegd.
Opbouw ontvangsten (x EUR 1.000)
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Stand ontwerpbegroting 2001 4.596 4.551 4.520 4.475 4.475
Mutaties eerste suppletore begroting 2001 2.021 1.853 1.884 1.929 1.929
Stand eerste suppletore begroting 2001 6.617 6.404 6.404 6.404 6.404
Stand ontwerpbegroting 2002 5.563 6.617 6.404 6.404 6.404 6.404 6.404
Conversietabel oud naar nieuw
Uitgaven/verplichtingen
Artikel 1 Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid
Art. t/m 2001 Omschrijving Operationeel Omschrijving Bedragen x EUR 1.000
doel 2002
2002 2003 2004 2005 2006
01.01 Personeel en materieel 1 Coördinatie algemeen
regeringsbeleid 7.992 7.899 7.931 7.934 7.933
2 Coördinatie algemeen
communicatiebeleid 10.583 10.398 10.441 10.444 10.443
3 Bijdrage langere termijn
beleidsontwikkeling 3.244 3.207 3.219 3.221 3.220
4 Algemeen 9.975 9.545 9.337 9.341 9.340
01.11 Overheidsvoorlichting 1 Coördinatie algemeen
regeringsbeleid 2.211 577 577 577 577
2 Coördinatie algemeen
communicatiebeleid 6.163 6.163 6.163 6.163 6.163
01.21 Wetenschappelijke studies 3 Bijdrage langere termijn
beleidsontwikkeling 757 757 757 757 757
Ontvangsten
Artikel 1 Bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid
Art. t/m 2001 Omschrijving Bedragen x EUR1.000
2002 2003 2004 2005 2006
01.01 Diverse ontvangsten 243 243 243 243 243
01.03 Voorlichtingsactiviteiten 6.161 6.161 6.161 6.161 6.161
22
Artikel 2. Wereldtentoonstelling
Opbouw verplichtingen (x EUR 1.000)
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Stand ontwerpbegroting 2001 - - - - - -
Stand ontwerpbegroting 2002 5.411 - - - - - -
Opbouw uitgaven (x EUR 1.000)
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Stand ontwerpbegroting 2001 - - - - -
Mutatie eerste suppletore begroting 2001 1.951 - - - -
Stand ontwerpbegroting 2002 13.432 1.951 - - - -
Artikel 3. Nominaal en onvoorzien
Opbouw uitgaven/verplichtingen (x EUR 1.000)
2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006
Stand ontwerpbegroting 2001 pm pm pm pm pm
Mutaties eerste suppletore begroting 2001 1.473
Stand eerste suppletore begroting 2001 1.473
Nieuwe mutatie:
Overboeking loon- en prijsbijstelling 2001
naar artikel 1 -1.473
Stand ontwerpbegroting 2002 - - - - - -
Toelichting op de nieuwe mutatie:
De loon- en prijsbijstelling 2001 voor het jaar 2001 is overgeboekt naar artikel 1, omdat de
uitgaven daar plaatsvinden.
23
5. De bijlage moties en toezeggingen
Omschrijving van de
Motie Vindplaats Stand van zaken
Melkert c.s. Kamerstukken II 2000/2001, Hieraan is uitvoering gegeven met de
Met betrekking tot de 27 662, nr. 2 indiening van de Toestemmingswet
verloving en het (Staten-Generaal 2000/2001 nr. 9 (R 1684)
voorgenomen huwelijk in mei 2001 bij de Verenigde Vergadering
Van de Prins van Oranje der Staten-Generaal
En Máxima Zorreguieta
wordt de indiening van de
toestemmingswet met
belangstelling tegemoet
gezien
Omschrijving van de
Toezegging Vindplaats Stand van zaken
Financiële afhandeling Op 26-10-2000 is de Kamer per brief en evaluatie Wereld- Handelingen 2000/2001, TK geïnformeerd (Kamerstukken II 2000/2001, tentoonstelling 9, blz 574, 5 oktober 2000 27 400, nr. 7) De Kamer zal spoedig De Stichting Nederlandse Wereldtentoon- worden geïnformeerd stellingen (SNW) zal uiterlijk één jaar na over de kosten van de afloop van de Wereldtentoonstelling een Nederlandse inzending en eindverslag alsmede een financiële op welke manier in de eindverantwoording indienen. Over de toekomst met dit soort inhoud en daaruit te trekken conclusies activiteiten moet worden wordt de Kamer geïnformeerd. omgegaan. Besluitvorming omtrent het mogelijke vervolg van de (deelname aan de) Wereldtentoonstelling dient nog plaats te vinden.
Informatieve notitie Handelingen Verenigde Aan deze toezegging is per brief aan de
Titels en namen leden Vergadering 2000/2001, Verenigde Vergadering, dd. 21 juni 2001
Koninklijk Huis 10 april 2001, blz. VV-12 tegemoet gekomen. (Kamerstukken I en II
2000/2001, 9 (R 1684), nr. 9)
Wijziging wet lidmaat- Handelingen Verenigde Het voornemen is nog tijdens deze
schap Koninklijk Huis Vergadering 2000/2001, kabinetsperiode een voorstel tot wijziging
3 juli 2001, blz. VV-26 van de wet lidmaatschap Koninklijk Huis in
te dienen.
24