persbericht
Nummer:
124
Directie:
voorlichting
18-09-2001
Status:
informatie
Deze kabinetsperiode ruim 3 miljard euro (6,7 miljard gulden) extra
voor onderwijs, cultuur en wetenschappen
Meer geld voor kwaliteit, variëteit en toegankelijkheid
Minister Hermans, staatssecretarissen Adelmund en Van der Ploeg zetten
komend jaar de lijn van meer ruimte en eigen verantwoordelijkheid voor
scholen en instellingen door. Ruimte voor scholen betekent dat inzicht
in de door scholen te leveren resultaten belangrijker wordt. Ruimte
gaat niet zonder rekenschap. Scholen en instellingen staan voor de
uitdaging om steeds meer rekening te houden met verschillen tussen
mensen. Het komend jaar wordt verder geïnvesteerd in personeel en
gebouwen. In 2002 komt er extra geld beschikbaar voor onder andere de
arbeidsvoorwaarden van onderwijspersoneel, kunstenaars en
onderzoekers, voor leerlingen met een handicap of achterstand, voor
onderhoud en schoonmaak van gebouwen, voor het behoud van
archeologisch erfgoed en voor het beroepsonderwijs. Sinds 1998 is in
totaal structureel 3 miljard euro (6,7 miljard gulden) extra
uitgetrokken voor onderwijs, cultuur en wetenschappen. De totale
begroting van OCenW komt in 2002 op ruim 23 miljard euro (51 miljard
gulden).
Investeren in mensen
In het onderwijs zullen in de komende jaren steeds meer verschillende
functies komen. Niet alleen leraren, maar ook andere professionals die
de leraar ondersteunen. De afgelopen jaren zijn drie cao's afgesloten,
waarmee belangrijk stappen zijn gezet naar nieuwe arbeidsverhoudingen
en modernisering van het leraarschap. Voor meer verschillende functies
en kortere carrièrelijnen voor leraren is in deze kabinetsperiode al
0,5 miljard euro (1,1 miljard gulden) uitgetrokken. Hiermee is de
loonachterstand met drie procent verkleind. Gelet op de
beloningsverschillen is er nog een weg te gaan. Een verbetering van de
salarissen met één procent kost 150 miljoen euro (320 miljoen gulden).
Kleine stappen hebben grote financiële gevolgen. Voor het verbeteren
van de arbeidsvoorwaarden voor de kunstenaars in de
podiumkunstensector komt 7,7 miljoen euro (17 miljoen gulden)
beschikbaar (motie Rosenmöller).
Een omslag in het basis- en voortgezet onderwijs
In de afgelopen jaren zijn concrete stappen gezet die scholen in het
basis- en voortgezet onderwijs meer onderwijsinhoudelijke,
bestuurlijke en financiële ruimte geven. Kort geleden hebben minister
Hermans en staatssecretaris Adelmund met alle organisaties
overeenstemming bereikt over de nieuwe koers. Daarin staat maatwerk
voor alle leerlingen centraal. Scholen hebben schoolbudgetten gekregen
die ze naar eigen inzicht kunnen besteden voor bijvoorbeeld eigen
personeelsbeleid. Ook voor ict geldt dat scholen zelf bepalen hoe ze
het geld gebruiken. Meer ruimte betekent dat de verantwoording over de
bereikte resultaten belangrijker wordt. In het najaar adviseert de
commissie Wijnen over concretere doelen in het basisonderwijs, zodat
voor iedereen helder is welke resultaten dat zijn. Ook krijgt de
Onderwijsinspectie een nieuwe rol, zijn de eisen aan leraren en ander
onderwijspersoneel vastgelegd en komt er een onderwijsnummer om
leerlingen in hun schoolloopbaan te volgen.
Beroepsonderwijs: een koninklijke route
In het beroepsonderwijs is de aansluiting van de opleiding van
leerlingen op de arbeidsmark verbeterd. De behoefte aan gediplomeerde
mbo'ers en hbo'ers neemt nog steeds toe. Daarom is verbetering van de
doorstroom en het voorkomen van uitval een belangrijk doel. Het
beroepsonderwijs (van het vmbo, naar het mbo en dan hbo) moet een
'koninklijke' route worden zoals de algemeen vormende route (havo/vwo
- hbo/wo).
Meer variëteit in het hoger onderwijs
In het hoger onderwijs staat de invoering van het bachelor-master
systeem centraal. De internationale mobiliteit van studenten kan
hierdoor toenemen. Daarom moet tegelijkertijd de waarde van
opleidingen beter herkenbaar zijn en krijgen de opleidingen een
keurmerk via accreditatie. Om het hoger onderwijs in Nederland
voldoende concurrerend te laten zijn, kunnen instellingen zich meer
profileren op het punt van variëteit in opleidingen.
Cultuur
De afgelopen jaren is er meer geld gekomen voor behoud van cultureel
erfgoed (monumenten, archeologie en papier). Met de Cultuurnota is er
meer ruimte gekomen voor nieuwe instellingen en voor culturele
diversiteit. Circa een half miljoen leerlingen in het voortgezet
onderwijs komen in aanraking met cultuur door cultuurvouchers.
Informatie wordt toegankelijk en herkenbaar door gebruik van
toegepaste kunst zoals vormgeving. En cultureel erfgoed (ook uit
andere culturen) wint aan belang in tijden van individualisering en
internationalisering. In totaal is er voor cultuur vanaf 1998 113
miljoen euro (249 miljoen gulden) extra beschikbaar gekomen, waarvan
36 miljoen euro (79 miljoen gulden) met deze begroting.
Verkenningen
Het kabinet presenteerde kortgeleden verkenningen naar onderwijs en
onderzoek waarin opties en alternatieven voor de toekomst staan. De
verkenningen kunnen worden gebruikt als materiaal voor een nieuw
regeerakkoord.
De bewindslieden van OCenW hebben een lijn ingezet van innoveren en
investeren onder het motto: kwaliteit, variëteit en toegankelijkheid
(gelijke kansen). De scholier en student staan centraal; een op
variëteit gerichte benadering vergroot hun kansen. In de komende jaren
moet deze inzet worden doorgezet. De bewindslieden blikken in de
begroting alvast vooruit op een aantal financiële consequenties
daarvan voor de toekomst. Meer aandacht voor de diversiteit van
onderwijsdeelnemers betekent voor de toekomst onder andere dat de
voor- en vroegschoolse educatie en de aanpak van
onderwijsachterstanden moet worden versterkt. Als de voor-en
vroegschoolse educatie wordt uitgebreid naar de hele doelgroep van
200.000 leerlingen kost dat 90 miljoen euro (200 miljoen gulden) per
jaar.
Het vmbo, mbo en hbo (beroepskolom) moeten beter in positie worden
gebracht om ook in de toekomst te kunnen voldoen aan de vraag naar
geschoold personeel. En het beroepsonderwijs kan nog beter aansluiten
op de specifieke en individuele wensen van de deelnemers.
Het faciliteren en stimuleren van vernieuwing betekent dat ook de
materiële randvoorwaarden in onderwijs en onderzoek verder moeten
worden verbeterd. Een verhoging van de materiële bekostiging in het
onderwijs en onderzoek met 10 procent kost ongeveer 250-275 miljoen
euro (550-600 miljoen gulden).
Intensiveringen 2002
· Schoolbudgetten voor het primair, voortgezet onderwijs en
beroepsonderwijs en volwasseneneducatie worden met 263 miljoen euro
(580 miljoen gulden) per jaar verhoogd.
· Voor het bestrijden van onderwijsachterstanden en voor- en
vroegschoolse educatie komt 16 miljoen euro (35 miljoen gulden) extra
beschikbaar. Hierdoor kunnen nog eens 17.000 kinderen in de leeftijd
van 2 tot 5 jaar deelnemen. Voor het verbreden van
onderwijskansenaanpak tot het gehele land is in 2002 18 miljoen euro
(39 miljoen gulden) beschikbaar en vanaf 2003 11 miljoen euro (25
miljoen gulden).
· Van de 18 miljoen euro (40 miljoen gulden) die voor het speciaal
onderwijs en leerlinggebonden financiering jaarlijks beschikbaar is,
wordt ongeveer 10 miljoen euro (22,5 miljoen gulden) ingezet voor het
onderwijsondersteunend personeel voor zeer moeilijk opvoedbare
kinderen (zmok) en ongeveer 7 miljoen euro (15 miljoen gulden) voor
het onderwijs ondersteunend personeel voor zeer moeilijk lerende
kinderen (zmlk). De resterende 1 miljoen euro (2,5 miljoen gulden)
wordt ingezet voor de taken van de regionale expertisecentra.
· De gemeenten krijgen jaarlijks 5 miljoen euro extra (10 miljoen
gulden) om te waarborgen dat kinderen leren zwemmen.
· Per 1 augustus 2002 kunnen scholen in het voortgezet onderwijs een
beroep doen op regionale zorgbudgetten voor leerlingen die extra zorg
nodig hebben. Hiervoor komt 20 miljoen euro (43 miljoen gulden) extra
beschikbaar, waardoor het jaarlijkse budget op 40 miljoen euro (88
miljoen gulden) komt.
· Vanaf 2002 krijgt het primair onderwijs 65 miljoen euro (144 miljoen
gulden) per jaar extra voor leermiddelen, meubilair, gebouwonderhoud,
administratie, beheer en bestuur, veiligheid en schoonmaak. Het
voortgezet onderwijs krijgt er 35 miljoen euro (76 miljoen gulden)
bij.
· In de 2001 en 2002 komt in totaal 227 miljoen euro (500 miljoen
gulden) extra beschikbaar voor het versterken van het vmbo, het mbo en
hbo (beroepskolom). In 2001 wordt 91 miljoen euro (200 miljoen gulden)
ingezet voor het versterken van samenwerking van vmbo, mbo en hbo in
de regio. Vanaf 2002 is er jaarlijks 136 miljoen euro (300 miljoen
gulden) beschikbaar. Het vmbo krijgt 68 miljoen euro (150 miljoen
gulden), het mbo 45 miljoen euro (100 miljoen gulden) en het hbo 23
miljoen euro (50 miljoen gulden).
· In 2003 is eenmalig 37 miljoen euro (82 miljoen gulden) beschikbaar
voor de infrastructuur van Kennisnet. Vanaf 2005 is dat 19 miljoen
euro (41 miljoen gulden).
· De instroom van het aantal eerstejaars studenten geneeskunde wordt
jaarlijks verhoogd met 130 plaatsen tot een totaal van 2400 in
studiejaar 2003-2004. Hiervoor is 4 miljoen euro (9,4 miljoen gulden)
beschikbaar oplopend tot uiteindelijk 54 miljoen euro (119,4 miljoen
gulden). Ook de instroom van het aantal eerstejaars studenten
tandheelkunde wordt met 40 plaatsen verhoogd. Hiervoor is 1 miljoen
euro (1,5 miljoen gulden) beschikbaar oplopend tot uiteindelijk 3
miljoen euro (7 miljoen gulden). Vanaf 2002 zal ook het aantal
plaatsen voor eerstejaars studenten mondhygiëne worden verhoogd van
210 naar 300. Hiervoor is 0,5 miljoen euro (1 miljoen gulden) tot 2
miljoen euro (4,5 miljoen gulden) beschikbaar vanaf 2005.
· Voor het invoeren van het bachelor-mastermodel is in 2002 23 miljoen
euro (50 miljoen gulden) beschikbaar.
· Er is voor 43 miljoen euro (95 miljoen gulden) aan fiscale
maatregelen genomen voor onder andere herintreders en ouderen in het
onderwijs.
· Er komt 7 miljoen euro (15 miljoen gulden) als stimuleringsmaatregel
voor de Nederlandse filmindustrie. Daarnaast stelt het kabinet 23
miljoen euro (50 miljoen gulden) beschikbaar voor fiscale maatregelen
voor de filmindustrie.
· Gemeenten en provincies ontvangen 4,5 miljoen euro (10 miljoen
gulden) voor het behoud van archeologisch erfgoed in het kader van het
verdrag Malta.
· De musea krijgen 2 miljoen euro (4 miljoen gulden) extra voor de
kosten van onderhoud.
· Vijf miljoen euro (10 miljoen gulden) gaat naar het
muziekinstrumentenfonds. Vanuit dit fonds kunnen zelfstandige musici
instrumenten lenen en kunnen orkesten hun musici een financiële
tegemoetkoming geven voor de aanschaf van hun instrumenten.
Zie ook:
dossier begroting
omhoog laatst bijgewerkt 18-09-2001
Ministerie van OCenW
Europaweg 4
Postbus 25000
2700 LZ Zoetermeer
T: 079 323 23 23
F: 079 323 23 20
E: info@minocw.nl