Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid
Persbericht
Het Rijk als opdrachtgever op de GWW-markt
Gww-productie in opdracht van het rijk groeit de komende jaren per saldo nauwelijks
In 2005 zal de productie van grond-, water- en wegenbouwkundige werken (gww) in opdracht van het rijk naar verwachting 2,2 miljard bedragen. In 2000 was dit nog ruim 2 miljard. Weginfrastructuur is veruit de belangrijkste gww-investeringscategorie voor het rijk. Dit blijkt uit het rapport 'Het rijk als opdrachtgever op de gww-markt' van het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (EIB). Het rijk is de kleinste van alle opdrachtgeverscategorieën op de gww-markt. De gww-uitgaven door het rijk worden verdeeld over rijkswegen, waterkeren, vaarwegen, waterbeheer en de Westerscheldetunnel. In 2003 stijgt de productie van rijkswegen door extra middelen uit het BereikbaarheidsOffensief Randstad (BOR) om in 2005 uit te komen op bijna 1,5 miljard. De productie van waterkeren in opdracht van het rijk beweegt zich de komende jaren naar verwachting tussen 60 en 70 miljoen per jaar. Het beleid op het gebied van vaarwegen legt de nadruk op onderhoud en niet zozeer op de aanleg van nieuwe vaarwegen. Dit resulteert in de komende jaren waarschijnlijk in een afname van het productieniveau naar circa 40 miljoen. De rijksfunctie waterbeheer betreft zowel de waterkwaliteit als de waterkwantiteit. De productie bereikt in 2003 de hoogste waarde: circa 80 miljoen. De aanleg van de Westerscheldetunnel zorgt vooral op korte termijn voor gww-productie. Omdat de oplevering tussentijds is verschoven van begin naar eind 2003, is de productie in 2003 hoger dan de vooraf begrote uitgaven in hetzelfde jaar. Samenvattend maakt de totale gww-productie uit nieuwbouw en herstel een fluctuerende ontwikkeling door in de komende jaren. In 2005 bedraagt de gww-productie uit nieuwbouw en herstel bijna 1,6 miljard. Het onderhoudsproductieniveau zal op middellange termijn naar verwachting geleidelijk stijgen naar circa 620 miljoen. Hiermee zal de totale gww-productie in opdracht van het rijk aan het eind van de ramingsperiode 2,2 miljard bedragen, tegen 2 miljard in 2000. Bij de realisatie van infrastructuur stimuleert het rijk de toepassing van publiek-private samenwerking (PPS). Tot nu toe zijn er echter nauwelijks succesvolle PPS-projecten op landelijk niveau van de grond gekomen. Uit de theorie en de praktijk zijn allerlei voordelen (bijvoorbeeld het creëren van meerwaarde) en nadelen (bijvoorbeeld het gevaar van strategisch gedrag) van PPS aan te dragen. Zie publicatie: Het Rijk als opdrachtgever op de GWW-markt
omhoog
omhoog