De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVM. 2001/3328
datum
13-09-2001
onderwerp
Antwoorden Kamervragen BSE
TRC 2001/9001 doorkiesnummer
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen van de leden Atsma en Schreijer (beiden CDA) over het ruimingsbeleid in geval van BSE.
datum
13-09-2001
kenmerk
VVM. 2001/3328
bijlage
1 en 2
Op 19 juli jl. heb ik de Kamer schriftelijk geïnformeerd over de
wijziging van het ruimings-beleid in geval van BSE (Kamerstukken II,
2000-2001, 24668, nr. 64). Voortaan zal het verplichte ruimen beperkt
blijven tot de groep van runderen met een verhoogd risico op BSE.
Hiermee is het huidige ruimingsbeleid in lijn met de nieuwe
TSE-verordening die sinds 1 juli 2001 (999/2001/EG) van kracht is.
Een groot aantal derde landen verlangen garanties van het exporterend
land dat levend rundvee, melk, vlees- en vleesproducten afkomstig zijn
van een rundveebeslag waarin zich gedurende de laatste 7 jaar geen
geval van BSE heeft voorgedaan. In de praktijk betekent dit dat
producten afkomstig van een gedeeltelijk geruimd bedrijf niet buiten
de EU kunnen worden afgezet.
Om de verlangde garanties te kunnen waarborgen is een complex
kanalisatiesysteem nodig.
Over een en ander is overleg gevoerd met NZO, LTO en de COV, met name
waar het gaat om de eigen verantwoordelijkheid van de sector hierin.
Dit heeft niet tot concrete afspraken geleid.
3
De keuze van de veehouder zal in sterke mate bepaald worden door de
afzetmogelijk-heden die de verwerkende industrie kan bieden in het
kader van de kanalisatie van producten afkomstig van een gedeeltelijk
geruimd bedrijf en de consequenties hiervan voor zijn bedrijfsvoering.
4
Zoals toegelicht in mijn brief aan de Kamer van 19 juli jl. sta ik
positief tegenover het selectiever ruimen van dieren in geval van BSE
voorzover dit gelijkwaardige garanties biedt voor de volks- en
diergezondheid als bij het ruimen van het gehele bedrijf. Zoals u
bekend is uit mijn brief van 5 december 2000 in verband met de
opkoopregeling inzake BSE (Kamerstukken II, 2000-2001, 21561-16, nr.
272) ben ik geen voorstander van het onnodig ruimen van gezonde
dieren.
5
Bij een ruiming die zich beperkt tot de risicodieren blijven de
overige runderen op het bedrijf in leven. Afvoer van levende dieren
van dat bedrijf kan dan in beginsel alleen plaatsvinden voor de
slacht.
Het is primair de verantwoordelijkheid van de sector zelf om een
passende oplossing te vinden voor de marktconsequenties die een
gedeeltelijke ruiming met zich meebrengt.
Zoals eerder gezegd heeft de veehouder de mogelijkheid te kiezen voor
gehele ruiming van de rundveestapel indien hij bij gedeeltelijke
ruiming onoverkoombare gevolgen voorziet voor zijn bedrijfsvoering.
6
Terreinbeherende instanties bepalen zelf op welke wijze zij de
gewenste natuurdoeltypen in hun natuurterreinen het beste kunnen
realiseren. In sommige gevallen worden daar-voor grazers ingezet
(schapen/runderen/paarden). De beheerder bepaalt waar, wanneer en hoe
lang er grazers worden ingezet, hij bepaalt ook het aantal en soort.
Over exacte getalsgegevens beschik ik niet.
Het uitgangspunt bij het inzetten van runderen als natuurlijke
begrazers van natuur-gebieden is dat deze dieren zich gedurende het
gehele jaar onder wisselende omgevings-omstandigheden zelfstandig
kunnen redden. Dit betekent dat deze dieren onder meer moeten voldoen
aan bepaalde raseigenschappen en ervaring waar het onder huidige
productieomstandigheden gehouden Nederlandse vlees- en melkvee niet
aan beant-woordt.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst
datum
kenmerk
bijlage
Vragen
Vragen van de leden Atsma en Schreijer-Pierik (beiden CDA) aan de
staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over het
voorkomen van ruimen van BSE-bedrijven.(Ingezonden 5 september 2001)
1
Kunt u bevestigen dat sinds 1 juli 2001 de mogelijkheid bestaat om in
geval van BSE niet het gehele bedrijf waarvan het BSE-dier afkomstig
was te ruimen, maar het ruimen te beperken tot dieren met een verhoogd
risico op BSE? Kan de veehouder vanwege de mogelijke beperkingen voor
de bedrijfsvoering besluiten ook de overige dieren te ruimen? Kunt u
aangeven welke beperkingen het betreft? 1
2
Zijn het vooral de zuivelindustrie en de slachterijen die melk of
vlees van een met BSE besmet bedrijf verwerken, die gevolgen kunnen
ondervinden als het bedrijf niet volledig wordt geruimd? Op welke
wijze is overlegd met beide sectoren en zijn er afspraken gemaakt over
de verwerking van melk en vlees van bedoelde bedrijven? Zo ja, wat is
de inhoud van de afspraken?
3
Deelt u de mening dat boeren op wier bedrijf een BSE-dier voorkomt, in
feite geen echte keuze hebben als het gaat om de ruiming van al het
vee op hun bedrijf?
4
Deelt u de mening dat het de voorkeur heeft om het ruimen van runderen
op bedrijven waar BSE is geconstateerd zoveel mogelijk te beperken?
5
Bent u bereid de mogelijkheid te onderzoeken om in het geval van een
BSE-vaststelling alle runderen van het betreffende bedrijf op te kopen
en de runderen waarbij geen verhoogd risico aanwezig is in leven te
laten?
6
Hoeveel uit binnen- en buitenland afkomstige runderen worden ingezet
voor de begrazing van natuurgebieden in Nederland? Hoe oordeelt u over
de mogelijkheid om de runderen waarbij geen sprake is van een verhoogd
risico in te zetten voor de begrazing van onder meer natuurgebieden?
1 Persbericht ministerie van LNV, 23 augustus jl., naar aanleiding van
een BSE-geval te Ambt Delden.