Informatie voor de pers. Vrije Universiteit Amsterdam.
06/09/2001
Participerend onderzoek bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat "We willen wel veranderen, maar we kunnen niet"
Managementinstrumenten die in theorie de traditionele manier van denken en doen binnen een gevestigde organisatie veranderen, hebben in de praktijk weinig kans van slagen. Na twee jaar studie bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat concludeert organisatieantropologe Elisabeth Dobbinga dat organisatieculturen ondanks pogingen daartoe erg moeilijk zijn te veranderen, omdat medewerkers zich voortdurend, bewust of onbewust, aanpassen aan gevestigde gewoonten. Hoe dit werkt, beschrijft zij in haar proefschrift Weerbarstigheid van organisatiecultuur, waarop ze donderdag 13 september hoopt te promoveren aan de Faculteit der Sociaal-Culturele Wetenschappen van de VU.
Binnen Verkeer en Waterstaat wilde men het denken en doen ´ontstroeven´ om te zorgen dat de medewerkers toekomstvaster verkeers- en vervoersbeleid zouden maken, dat een naderend nationaal verkeersinfarct kan voorkomen. De benodigde cultuurverandering moest plaatsvinden door de medewerkers een scenariostudie te laten uitvoeren naar de toekomst van de Nederlandse samenleving in het jaar 2030, en het verkeers- en vervoerssysteem in het bijzonder. Dobbinga heeft twee jaar geparticipeerd in het projectteam Enigma, dat deze scenariostudie uitvoerde.
Dobbinga beschrijft in haar proefschrift welke betekenis de scenariostudie als veranderingsinstrument had. Er bleek steeds duidelijker sprake te zijn van spanning tussen het streven naar het behouden van de status-quo, omdat het toepassen van de gangbare spelregels de werksituatie leefbaar houdt, en het streven naar het veranderen ervan, omdat anders een vervoerscrisis dreigt. Terwijl een scenariostudie bekend staat als een instrument dat stimuleert tot het ter discussie stellen van gangbare spelregels binnen en buiten de eigen organisatie, blijkt nu dus dat het denken en handelen er nauwelijks door veranderen.
Medewerkers blijken zich binnen een organisatie constant onvrij te voelen. Ze zijn zich altijd aan het voegen naar de juiste smaak en habitus. Daardoor gedragen ze zich op den duur allemaal identiek en worden ze ´organisatieklonen´. Het gaat om de vaste kaders die hun sociale gedrag reguleren. Ze hebben de heersende spelregels zodanig geïnternaliseerd, dat het voor hen vanzelfsprekendheden zijn geworden. Ze realiseren zich niet eens meer dat dingen ook op een andere manier kunnen worden gedaan. De patronen en structuren zijn zo taai, dat pogingen tot organisatieveranderingen nauwelijks kans van slagen hebben.