Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=420395


---

Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 13 september 2001 Auteur M.Th. Crucq
Kenmerk DIE-476/01 Telefoon 070 348 48 76
Blad /2 Fax 070 348 40 86
Bijlage(n) 7 E-mail die-in@minbuza.nl
Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen
C.c.

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij zeven fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van 'slots' op communautaire luchthavens

Voorstel voor een verordening van de Raad tot oprichting van een gemeenschappelijke onderneming Galileo

Mededeling van de Commissie aan de Raad en aan het Europees Parlement: Actieprogramma voor de horizontale integratie van het gendergelijkheidsaspect ('mainstreaming of gender equality') in de ontwikkelingssamenwerking van de Gemeenschap

Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende het Europees Jaar van personen met een handicap 2003

Mededeling betreffende de tenuitvoerlegging van het EU-actieplan inzake drugs (2000-2004)


- Mededeling van de Commissie inzake een communautaire strategie tegen antimicrobiële resistentie

- Voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de menselijke geneeskunde

Voorstel voor een beschikking van het EP en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2001-2006).

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken

Fiche 1: Toewijzing van 'slots' op communautaire luchthavens

Titel

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van 'slots' op communautaire luchthavens

Datum raadsdocument: 22 juni 2001

nr. Raadsdocument: 10288/01 AVIATION 37

nr. Commissiedocument: COM (2001)335 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: V&W i.o.m. EZ

Behandelingstraject in Brussel:

Waarschijnlijk agendering in de Raadswerkgroep Vervoersvraagstukken vanaf september 2001

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Dit voorstel beoogt verduidelijking en aanscherping van de bestaande verordening op een aantal aspecten inzake allocatie van "slots" (landings- en opstijgrechten in de luchtvaart). Interpretatieverschillen in de afgelopen jaren vormen hiervoor de aanleiding. De wijzigingen betreffen:

definiëring van een slot als een gebruiksrecht, een slot is geen eigendom;

versterking van de positie van nieuwkomers;

versterking van de onafhankelijke positie van de slotcoördinator;

stringentere bepalingen t.a.v. het opstellen van een capaciteitsanalyse;

verplichtingen t.a.v. het uitwisselen van informatie tussen coördinator, luchthaven en luchtverkeersbeveiliging;

verduidelijking t.a.v. de mogelijkheden voor maatschappijen om slots te ruilen en over te dragen, verbod op handel in slots;

versterking van de sanctiemogelijkheden bij vliegen zonder slot of buiten slottijden.

De Commissie ziet dit voorstel als een eerste stap. Op langere termijn zal de Cie als tweede stap een voorstel presenteren met meer fundamentele wijzigingen, gericht op versterking van marktwerking bij de verdeling van slots (o.a. verhandelbaarheid van slots, limitering in tijd van historische slotsrechten).

Rechtsbasis van het voorstel: Art. 80 lid 2 EGV

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Het betreft aanpassing van een bestaande EG-verordening; een nieuwe regeling op EU-niveau ligt dus voor de hand. De regelgeving voor slotallocatie heeft belangrijke consequenties voor de markttoegang. De afgelopen jaren is gebleken dat de bestaande verordening verschillend wordt geïnterpreteerd en niet in alle lidstaten volledig is geïmplementeerd. Aan een voorstel voor herziening van de bestaande verordening is duidelijk behoefte, zodat de regels voor alle betrokken partijen gemakkelijk te begrijpen zijn en op alle betrokken luchthavens op dezelfde wijze kunnen worden toegepast.

Nederlandse belangen:

De regelgeving voor slotstoewijzing is vooral voor Schiphol belangrijk, omdat Schiphol sinds enige jaren een zogenaamde volledig gecoördineerde luchthaven is waarop de verordening van toepassing is. De geluidsrestricties maakten noodzakelijk Schiphol als zodanig aan te wijzen. Ook de luchthaven Eindhoven heeft sinds eind vorig jaar die status en mogelijk zullen andere luchthavens volgen. Ook voor de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen zijn de slotsregels van groot belang vanwege de effecten op de markttoegang.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

Aanpassing zal nodig zijn van het Besluit Slotallocatie en, in het verlengde daarvan, de ministeriële besluiten inzake aanwijzing van gecoördineerde luchthavens, de slotcoördinator en coördinatiecomité. Mogelijk zal ook aanpassing van de Wet Luchtvaart nodig zijn.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisie.

Fiche 2: Galileo

Titel:

Voorstel voor een verordening van de Raad tot oprichting van een gemeenschappelijke onderneming Galileo

Datum Raadsdocument: 22 juni 2001

nr. Raadsdocument: 10251/01

nr. Commissiedocument: COM(2001) 336 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: V&W i.o.m. EZ, Fin, Def, BuZa, BZK

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Intermodal Transport Questions and Networks; Coreper; Transportraad

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):


1: uit TENS-budget:


jaar omvang
2001 100 milj Euro
2002 170 milj Euro
2003 80 milj Euro
2004 70 milj Euro
2005 130 milj Euro


2: Nader te bepalen bijdragen uit middelen voor het 6 Kaderprogramma Onderzoek en Ontwikkeling als extra middelen. De basisbegroting wordt gedekt door TENS-budget (en ESA-bijdrage).

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

In beschikking 1692/96/EG hebben het Europees Parlement en de Raad onder andere positionerings- en navigatiesystemen aangewezen als integrerende onderdelen van het transeuropese vervoersnet en projecten die hiermee verband houden aangewezen als zijnde van gemeenschappelijk belang. De Commissie heeft op 10 februari 1999 een autonoom programma (Galileo) voor ontwikkeling gepresenteerd waarin vier fasen van ontwikkeling worden onderscheiden: ontwerp (2000), ontwikkeling (tot 2005), stationering (tot in 2007) en ingebruikneming en exploitatie (na 2007). De Europese Raad van Stockholm (23 en 24 maart 2001) heeft "de Raad uitgenodigd de regelingen te definiëren die nodig zijn voor het starten van de volgende fase van GALILEO, waaronder ook de vaststelling van een gemeenschappelijke en efficiënte managementstructuur vóór het einde van 2001, die de vorm kan hebben van een gemeenschappelijke onderneming (JU) als bedoeld in artikel 171 van het Verdrag, dan wel van een agentschap of een ander passend orgaan". De Transportraad heeft dit bevestigd in zijn resolutie van 5april 2001.

In dat kader stelt de Commissie thans de oprichting van een Joint Undertaking (JU) voor.

Doelen van de JU zijn:

het uitvoeren van de ontwikkelingsfase tot 2005, waaronder een demonstratieproject met satellieten en grondstations

de ontwikkeling van een 'business plan', waarmee de verdere deelname van de private sector wordt mogelijk gemaakt, nodig om de doorstart naar de stationerings- en operationele fase in de vorm van een 'European Company' mogelijk te maken.

In het kader van het programma beoogt dit voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming en de vaststelling van de statuten daarvan eenheid te brengen in beheer van de financiële middelen voor de ontwikkelingsfase (2002-2005)

Rechtsbasis van het voorstel:

Art. 171 (gekwalificeerde meerderheid) vanwege het feit dat Galileo een belangrijke onderzoek- en ontwikkelingscomponent behelst en het de ontwikkeling van satellietnavigatietechnologie betreft.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: N.v.t.

Positief, gezien omvang project en gedeeld belang.

Nederlandse belangen:

De ontwikkeling van een alternatief en verbeterd satellietnavigatiesysteem is van potentieel belang voor de Nederlandse vervoersnetwerken (efficiëntie van opereren, veiligheid), telecommunicatie (koppeling netwerken etc.), inspectiewerkzaamheden en landbouw. Redenen op het gebied van Europese politiek liggen ten grondslag aan de wens om minder afhankelijk te zijn van een door de VS beheerst plaatsbepalingssysteem. Deze afhankelijkheid (o.a. beschikbaarheid) kan een risico vormen voor vervoers- en andere sectoren. Het plaatsbepalingssysteem vormt een risico voor vervoers- en andere sectoren. Verder bestaat een belang bij Nederlandse (toe)leveranciers op het gebied van ruimtevaart en communicatie, omdat het om een orderportefeuille gaat waarin het Nederlandse bedrijfsleven een aandeel kan verwerven.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG): N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Raadplegingsprocedure.

Fiche 3: Integratie gendergelijkheidsaspect

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en aan het Europees Parlement: Actieprogramma voor de horizontale integratie van het gendergelijkheidsaspect ('mainstreaming of gender equality') in de ontwikkelingssamenwerking van de Gemeenschap

Datum Raadsdocument: 21 juni 2001

nr. Raadsdocument: 10576/01

nr. Commissiedocument: COM(2001) 295

Eerstverantwoordelijke ministerie: BZ i.o.m. SZW, EZ

Behandelingstraject in Brussel:

Het document zal in de werkgroep Ontwikkelings-samenwerking behandeld worden. Raadsconclusies zullen tijdens de Ontwikkelingsraad van november 2001 worden aangenomen.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

De beoogde acties ter integratie van gendergelijkheidsaspecten in ontwikkelingssamenwerking zullen geen verhoging van het budget behelzen. Het betreft slechts bestaande middelen uit de budgetlijnen onder categorie IV, titel B7 en uit het Europees Ontwikkelingsfonds die op andere wijze zullen worden ingezet.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Commissie legt een actieprogramma voor ter versterking van de horizontale integratie van het genderaspect in de ontwikkelingssamenwerking. Het recente ontwikkelingsbeleid van de Gemeenschap en de
partnerschapsovereenkomsten van de EU met ontwikkelingslanden geven hiertoe aanleiding. Het genderaspect wordt op drie hoofdlijnen geïntegreerd:

analyse en integratie van gender binnen het OS beleid binnen de zes prioritaire sectoren: macro-economische beleidsmaatregelen, armoedebestrijdingsstrategiëen en programma's voor sociale ontwikkeling op het gebied van gezondheid en onderwijs; veiligstellen voedselvoorziening en duurzame plattelandsontwikkeling; infrastructuur; opbouw institutionele capaciteit, goed bestuur en rechtsstaat; handel en ontwikkeling; regionale integratie en samenwerking;

kracht bijzetten aan de integratie van het genderaspect in projecten en programma's op regionaal en landelijk niveau, ondersteuning van nationale regeringen en civiele samenleving in partnerlanden;

opbouw van gendercapaciteit in de Commissie dmv genderbewuste opleidingen aan al het personeel in Brussel en bij de delegaties.

De looptijd van het aktieprogramma is vijf jaar (2001-2006). Halverwege en aan het eind worden evaluaties uitgevoerd.

Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t., het betreft een mededeling.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: N.v.t., het betreft een mededeling.

Nederlandse belangen:

Nederland heeft er steeds op aangedrongen dat de Commissie in haar activiteiten en programma's op het gebied van ontwikkelingssamenwerking systematisch aandacht dient te besteden aan de effecten ervan op mannen én vrouwen en te streven naar een verbetering van de positie van vrouwen in ontwikkelingslanden. Hierdoor wordt niet alleen de effectiviteit en kwaliteit van ontwikkelingssamenwerking vergroot maar wordt ook tegemoet gekomen aan internationale verdragen en afspraken over de verbetering van de positie van vrouwen (zoals de Convention on the Elimination of Discrimination of all Forms of Discrimination against Women, het Beijing Platform for Action).

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Aangezien het een Mededeling van de Commissie betreft is de co-decisieprocedure niet van toepassing. Wanneer het tot regelgeving zou komen geldt voor het Ontwikkelingsbeleid uiteraard de co-decisieprocedure.

Fiche 4: Europees Jaar van personen met een handicap

Titel:

Voorstel voor een Besluit van de Raad betreffende het Europees Jaar van personen met een handicap 2003

Datum Raadsdocument 5 juni 2001

Nr. Raadsdocument: 9450/01

Nr. Commissie Document: COM(2001) 271 def.

Eerstverantwoordelijk ministerie: VWS i.o.m. SZW, OCW en FIN

Behandelingstraject in Brussel:

Presentatie in de Sociale Raad van 5 juli 2001, eerste behandeling op 16 juli 2001.

Consequenties voor EG-begroting in Euro (per jaar):

Commissievoorstel is 12 miljoen EURO te besteden in 2002 en 2003. Dit bedrag bestaat uit 4.850 miljoen EURO voor communautaire en 7.150 miljoen EURO voor nationale maatregelen.

De deelname van de in artikel 10 van het voorstel genoemde landen geschiedt door middel van de daarvoor al bestaande programma's (pré-accessie, extern beleid).

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Ongeveer 10 % van de EU-bevolking heeft een handicap. Speerpunt van het EU-beleid is om ook voor deze burgers gelijke kansen en mogelijkheden te waarborgen. Sinds het Verdrag van Amsterdam wordt discriminatie op grond van handicap op één lijn gesteld met discriminatie op grond van sekse, geloof etc. Daarnaast is er een beleid nodig om te waarborgen dat, waar nodig, ondersteuning kan worden geboden en voorzieningen beschikbaar zijn. In dat kader is het van belang dat de beeldvorming rond mensen met een handicap wordt verbeterd: bewustmaking van de samenleving dat mensen met een handicap
-zo nodig met een aanpassing- kunnen participeren, mits er geen nieuwe barrières worden opgeworpen. Om dat te bereiken ligt er nu dit voorstel voor een Europees Jaar van personen met een handicap 2003. De belangrijkste activiteiten binnen dit jaar zijn het organiseren van bijeenkomsten en manifestaties, voorlichtings- en promotiecampagnes op communautair niveau en het bieden van ondersteuning (financieel en moreel) op nationaal niveau. Deze activiteiten dienen volgens de Commissie de volgende doelen:

het vergroten van het bewustzijn van het recht van personen met een handicap op bescherming tegen discriminatie en het volledige en gelijkwaardige genot van hun rechten, zoals die onder andere zijn neergelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;

het aanmoedigen van bezinning en discussie over maatregelen ter bevordering van gelijke kansen voor personen met een handicap in Europa;

het bevorderen van de uitwisseling van ervaringen met goede praktijken en doeltreffende strategieën die op lokaal, nationaal en Europees niveau zijn ontwikkeld;

het versterken van de samenwerking tussen alle betrokken actoren: overheden op alle niveaus, de privé-sector, gemeenschappen, sociale partners, onderzoek, organisaties voor vrijwilligerswerk, personen met een handicap en hun gezinnen;

het onder de aandacht brengen van de positieve bijdrage die personen met een handicap aan de samenleving als geheel leveren, in het bijzonder door belang toe te kennen aan verscheidenheid en door een positieve en op aanpassing gerichte omgeving te creëren waarin verscheidenheid wordt gewaardeerd;

het bewustmaken van de heterogeniteit van personen met een handicap en meervoudig gediscrimineerde personen met een handicap.

De Commissie zal bij de tenuitvoerlegging van het Jaar en de activiteiten streven naar samenwerking met andere internationale organisaties, zoals de Raad van Europa.

Rechtsbasis van het voorstel:Artikel 13 van het EG-Verdrag

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

De verantwoordelijkheid van de onder 10a beschreven doelen ligt bij de lidstaten. De door de Commissie voorgestelde activiteiten zijn bedoeld om een kader te bieden voor nationale campagnes (uitwisseling informatie, best practices, versterken van samenwerking etc.). Met name wat betreft de maatregelen in deel B van de bijlage (acties op nationaal niveau van 7.150 miljoen EURO) kunnen vraagtekens worden gezet bij de subsidiariteit.

Nederlandse belangen:

Het voorstel sluit aan bij het Nederlandse beleid en beleidsvoornemens. Een Wetsvoorstel Gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (WGBH/CZ) is op 6 juli jl. door de MR goedgekeurd. Als de parlementaire behandeling voorspoedig verloopt zal deze wet in 2003 in werking kunnen treden. De activiteiten uit het Commissievoorstel sluiten aan bij de Nederlandse activiteiten. Zo zal er mogelijk een voorlichtingstraject worden gestart ter begeleiding van de invoering van de WGBH/CZ en zullen flankerende beleidsmaatregelen worden genomen. Op het terrein van onderwijs wordt gewerkt aan de integratie van leerlingen met een handicap. De invoering van de Wet op de Expertisecentra is een belangrijk instrument daarbij; in 2002 en 2003 zal ook voorlichting worden gegeven.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

Geen consequenties voor nationale regelgeving. Sluit aan bij gewenste activiteiten.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Raadplegingsprocedure ingevolge artikel 13 EG-Verdrag.

Fiche 5: EU-actieplan drugs

Titel:

Mededeling betreffende de tenuitvoerlegging van het EU-actieplan inzake drugs (2000-2004)

Datum Raadsdocument: 22 juni 2001

nr. Raadsdocument: 10207/01

nr. Commissiedocument: COM (2001) 301 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: VWS i.o.m. EZ, JUST, BZ

Behandelingstraject in Brussel: De Horizontale Groep Drugs, eerste bespreking op 17 juli jl.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

Geen. Er zouden pas gevolgen kunnen zijn als na de evaluatie blijkt dat verdere actie nodig is

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Drugsbestrijding is een topprioriteit van de EU, omdat het drugsgebruik en de illegale drugshandel omvangrijk zijn en veel maatschappelijke schade veroorzaken in de vorm van drugsgerelateerde criminaliteit, gezondheidsproblemen en sociale uitsluiting. De EU heeft in 1999 het Actieplan inzake Drugsbestrijding (COM(1999)239) aangenomen behorend bij de drugsstrategie van de EU 2000-2004. De hierin geformuleerde doelstellingen en door de EU-instellingen en lidstaten te nemen maatregelen zijn erop gericht om de drugsproblematiek binnen de Unie aan te pakken door het terugdringen van zowel vraag als aanbod. Daarbij wordt de nadruk gelegd op internationale samenwerking en doeltreffende informatie, evaluatie en coördinatie op alle niveaus.

De Commissie beschouwt het intensiveren van de strijd tegen drugs in de kandidaat-lidstaten als een prioriteit. Steun aan deze landen heeft betrekking op de overname van het communautair acquis, de ontwikkeling van actieplannen en deelname aan de activiteiten van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD).

De onderhavige mededeling is gebaseerd op bijdragen van de Commissie, het EWDD en EUROPOL, en beoogt een instrument te geven teneinde de voortgang van de gemaakte afspraken te monitoren. Hierbij wordt ingegaan op:

een voorstel van een instrument om de tenuitvoerlegging van het actieplan te volgen (in de vorm van een uitvoeringstabel);

een schets waarmee de Commissie de drugsstrategie en het actieplan wil evalueren;

de wijze waarop kandidaat-lidstaten hierbij zo doeltreffend mogelijk kunnen worden betrokken;

(4) hoe de coördinatie op EU-niveau kan worden verbeterd.

Rechtsbasis van het voorstel:N.v.t., het betreft een mededeling.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Gezien het internationale karakter van de drugsproblematiek worden op sommige deelterreinen communautaire acties ondernomen. In zowel de Strategie als het Actieplan zijn diverse taken aan de Commissie toebedeeld. Onderhavig voorstel is bedoeld om inzichtelijk te maken wat de voortgang is op deze onderdelen en om na afloop van de periode 2000-2004 een eindevaluatie te kunnen maken.

Nederlandse belangen:

Nederland hecht er groot belang aan dat activiteiten ondernomen op het gebied van het nationale drugsbeleid op een inzichtelijke en verantwoorde wijze worden onderzocht en gemonitord. Om eenzelfde hoge standaard op dit gebied na te streven voor de activiteiten die in het kader van de EU-strategie en EU-actieplan worden ondernomen, is het allereerst noodzakelijk dat alle betrokken partijen op een eenduidige wijze de voortgang zullen registreren. De Commissie verzoekt dan ook de lidstaten om dezelfde uitvoeringstabel te gebruiken voor het monitoren van de eigen activiteiten ter zake.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG): N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: In dit stadium geen, het betreft een mededeling.

Fiche 6: Antimicrobiële resistentie

Titel:

Mededeling van de Commissie inzake een communautaire strategie tegen antimicrobiële resistentie

Voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende het verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen in de menselijke geneeskunde

Datum Raadsdocument: 27-06-2001

nr Raadsdocument: 10361/01

nr Commissiedocument: COM (2001) 333 definitief. DEEL I/II

Eerstverantwoordelijke ministerie: VWS i.o.m. LNV, VROEZ en VROM

Behandelingstraject in Brussel: Presentatie in de Raadswerkgroep Gezondheid van 16 juli 2001, eerste behandeling op 6 september 2001.

Consequenties voor de EG-begroting in Euro (per jaar): n.v.t.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De behandeling van infectieziekten is de afgelopen eeuw verbeterd door de ontdekking van anti-microbiële stoffen die micro-organismen (bacteriën, virussen en schimmels) en parasieten doden of hun groei remmen. Ziekteverwekkende organismen beschikken echter over een aanpassingsvermogen en kunnen resistent worden tegen anti-microbiële stoffen en die resistentie verder doorgeven. De bestrijding van het ontstaan en de verspreiding van anti-microbiële resistentie is een prioriteit voor de volksgezondheid binnen de EU.

De Commissie constateert in de mededeling dat er reeds veel gebeurt op het terrein van de antimicrobiële resistentie, maar dat het ontbreekt aan een algehele aanpak op allerlei deelterreinen binnen de EU. Derhalve wordt voorgesteld om in een aanbeveling van de Raad een communautaire strategie voor te stellen om de resistentie-ontwikkeling in de lidstaten te beperken die bestaat uit de volgende 4 actiegebieden.

Surveillance van resistentie in zowel in de humane als diergeneeskunde en van het gebruik van stoffen;

Preventie van overdraagbare ziekten om de behoefte aan middelen terug te dringen en preventie van resistentie-ontwikkeling door verstandig gebruik van middelen;

Onderzoek en productontwikkeling;

Internationale samenwerking.

Surveillance

Er wordt een overzicht gegeven van lopende projecten gericht op resistentie bij de mens. Benadrukt wordt het belang van uitbreiding van deelname naar ook de kandidaatlidstaten.

Voor de diergeneeskunde wordt gewezen op mogelijkheden voor gegevensverzameling onder de Zoönosenrichtlijn. Erkend wordt het belang van vergelijkbaarheid van (nationale) gegevens. Gebruiksgegevens laten zien dat deze informatie onvolledig is.

Preventie

Benadrukt wordt de mogelijkheid om eisen te stellen middels vergunningen voor het in de handel brengen van nieuwe stoffen. Verstandig gebruik betekent nadruk leggen op verkrijgbaarheid op voorschrift, infectiebeheersingsnormen voor ziekenhuizen en daarbuiten, voorlichting en educatie van burgers en voorschrijvers en coördinatie. Aandacht wordt besteed aan het terugdringen van het gebruik als voedseladditief en de relatie tussen genetische modificatie en resistentie.

Onderzoek en produktontwikkeling

Benadrukt wordt het belang van vaccin-ontwikkeling, diagnostica en de ontwikkeling van nieuwe middelen, evenals dat van harmonisatie van hygiënerichtlijnen. Gewezen wordt op aansluiting bij kernactiviteiten die plaatsvinden in het programma 'Kwaliteit van het bestaan'.

Internationale samenwerking

Benadrukt wordt het gebruik van informatie van internationale organisaties zoals WHO (World Health Organisation) en OIE (Office International des Épizooties).

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 152 van het EG-Verdrag

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Antibiotica-resistentie is een typisch grensoverschrijdend probleem. Subsidiariteit en proportionaliteit worden positief beoordeeld. De voorgestelde maatregelen zijn relevant en effectief. Met name preventiemaatregelen dienen op het niveau van de lidstaten zelf opgepakt te worden. Aangezien de Commissie niets dwingend aan landen kan opleggen, moeten de aanbevelingen dan ook vooral als een stimulans worden gezien. Nadrukkelijke meerwaarde voor een EU-gecoördineerde actie is te verwachten voor surveillance, onderzoek en productontwikkeling en internationale samenwerking. Omdat het aanbevelingen betreft is er geen sprake van (de)regulering.

Nederlandse belangen:

In Nederland dreigt het niveau van resistentie van micro-organismen toe te nemen, enerzijds als gevolg van een toenemende druk op artsen om antibiotica voor te schrijven anderzijds als gevolg van een vergrijzende bevolking. Het is daarom zinvol om beleid te ontwikkelen en te ondersteunen om deze negatieve ontwikkeling te doen keren. Bovendien houdt transmissie van resistentie zich niet aan landsgrenzen. Import van resistentie vormt daarom een reële bedreiging voor de volksgezondheid (bv MRSA, een ziekenhuisbacterie, en multiresistente tuberculose). Het is dus voor Nederland van belang dat het niveau van resistentie binnen de lidstaten van de EU zo laag mogelijk is, zodat er ook zo min mogelijk import kan plaatsvinden.

Nederland beraadt zich op een strategie voor het antibioticabeleid in Nederland. Basis hiervoor is het in december verschenen Raad voor Gezondheidsonderzoek rapport over antibioticaresistentie. De Minister zal de Tweede Kamer in september van dit jaar haar standpunt toesturen.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG): N.v.t

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: N.v.t.

Fiche 7: Herzien Actieprogramma volksgezondheid

Titel:

Voorstel voor een beschikking van het EP en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2001-2006).

Datum Raadsdocument: 8 juni 2001

nr. Raadsdocument: 9675/01

nr. Commissiedocument: 2000/0119

Eerstverantwoordelijke ministerie: VWS i.o.m. SZW, OCW, FIN

Behandelingstraject in Brussel: De presentatie van dit herziene voorstel is nog niet bekend.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

50 Miljoen Euro per jaar (op basis van het Commissievoorstel van totaal 300 miljoen Euro voor 6 jaar). De Gezondheidsraad van 5 juni jl. is tot een Gemeenschappelijk Standpunt gekomen van totaal 280 MEuro voor 6 jaar. De deelname van de in art 11 van het herziene voorstel genoemde landen geschiedt d.m.v. de daarvoor al bestaande programma's (pré-accessie, extern beleid).

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

In mei 2000 heeft de Commissie een voorstel voor een besluit van het EP en de Raad tot vaststelling van een overkoepelend communautair actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid met als looptijd 2001-2006 uitgebracht. Doel is een horizontale, beleidsgestuurde aanpak voor de volksgezondheid in brede zin te volgen teneinde de beleidsontwikkeling op communautair niveau te ondersteunen. Dit nieuwe programma moet in de plaats komen van acht actieprogramma's op het terrein van gezondheidsbevordering/-voorlichting/-opvoeding/-opleiding, kankerbestrijding, preventie van aids en bepaalde andere besmettelijke ziekten, drugsverslaving, gezondheidsmonitoring, voorkoming van letsel, zeldzame ziekten en met milieuverontreiniging samenhangende ziekten. Omdat de Commissie verwachtte dat het nieuwe programma niet tijdig zou worden aangenomen is bij besluit van het EP en de Raad voorgesteld een aantal actieprogramma's te verlengen . Dit voorstel is in de Gezondheidsraad van 14 december 2000 goedgekeurd.

Op 4 april 2001 heeft het EP in eerste lezing een groot aantal amendementen op het nieuwe actieprogramma goedgekeurd. Op basis daarvan heeft de Commissie dit gewijzigde voorstel opgesteld en vervolgens overeenkomstig artikel 250 lid 2 van het EG-Verdrag ingediend. De Commissie maakt daarbij gebruik van de mogelijkheid in dit artikel een voorstel te wijzigen zolang de Raad hier nog geen besluit over heeft genomen. De belangrijkste wijzigingen zijn:

nadruk leggen op een geïntegreerde samenhangende aanpak van de Gemeenschap door uitvoeriger vermelding van de meting van gezondheidseffecten en aanverwante zaken. Hiertoe is onder het actieonderdeel gezondheidsinformatie een nieuwe, vierde doelstelling opgenomen over een geïntegreerde gezondheidsstrategie;

het verbeteren van de gezondheidsinformatie om zo bedreigingen zoals overdraagbare ziekten te bestrijden en ziekteveroorzakende factoren aan te pakken. Daarbij wordt de rol van het programma verduidelijkt voor onderwerpen als het ontwikkelen van de beste praktijken en gezondheidsgerelateerde gebieden;

zorgen dat nieuwe taken, zoals het opzetten van een gezondheidsinformatiesysteem en de verbetering van de surveillance, goed gecoördineerd worden en de opgerichte netwerken op geïntegreerde wijze werken. Voor de nodige technische en coördinatiewerkzaamheden op het gebied van gezondheidsmonitoring en ziektesurveillance zullen structurele voorzieningen worden getroffen. Zo zal technische en analytische expertise in nauwe samenwerking met de lidstaten voorhanden zijn;

instelling van een gemengd beheers- en raadgevend comité aangezien dit de precedenten van de bestaande programma's volgt en in overeenstemming is met artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad. Er wordt een andere verdeling van taken tussen de beheers- en de raadplegingsprocedure voorgesteld om zo evenwicht te vinden tussen noodzaak het comité in staat te stellen daadwerkelijk een rol te spelen bij de uitvoering van het programma en onnodige bureaucratie te vermijden;

de vaststelling van het maximumpercentage van projectkosten dat kan worden gesubsidieerd op 70% (i.p.v. 50%). De Commissie houdt vast aan het totaalbudget van 300 MEuro, in overeenstemming met de tussentijdse financiële vooruitzichten.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 152 EG-Verdrag

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

In het algemeen positief. In verband met de toenemende integratie van de EU als gevolg van het vrije verkeer is grote waakzaamheid geboden met betrekking tot overdraagbare ziekten. Dat geldt ook voor het grensoverschrijdend verkeer van organen, weefsels en bloed van menselijke oorsprong. Voorts kunnen de lidstaten door middel van dit communautaire actieprogramma komen tot een betere informatie-uitwisseling, benchmarking, vergelijking van gezondheidsgegevens, opstelling van goede praktijken, e.d. op het complexe terrein van de volksgezondheid. Daarbij moet wel duidelijk zijn dat de gezondheidszorgstelsels tot de bevoegdheden van de lidstaten blijven behoren. Voor wat betreft bepaalde onderdelen zoals acties inzake de beïnvloeding van gezondheidsdeterminanten heeft Nederland twijfels of met dit actieprogramma de beoogde doelstellingen wel kunnen worden bereikt dan wel of dit op communautair niveau moet plaatsvinden.

Nederlandse belangen:

Voor Nederland is een hoog gezondheidsbeschermingsniveau binnen de EU van belang om o.m. grensoverschrijdende gezondheidsbedreigingen zoals overdraagbare ziekten en onveilige organen, weefsels en bloed van menselijke oorsprong beter aan te pakken. Voorts is Nederland voorstander van meer informatie-uitwisseling tussen de lidstaten over bepaalde grote (beleids-) problemen waarmee de gezondheidszorg te maken heeft. In dat licht kan akkoord worden gegaan met de meeste voorgestelde wijzigingen, i.c. tekstuele aanscherpingen terzake. Daarnaast wordt het noodzakelijk geacht om te zorgen dat voor nieuwe taken, zoals het opzetten van een
gezondheidsinformatiesysteem, de verbetering van de surveillance en de goede werking van de opgerichte netwerken structurele voorzieningen worden getroffen. Opgemerkt wordt overigens dat maatregelen op het terrein van overdraagbare ziekten niet dwingend kunnen worden opgelegd. Ook is Nederland er geen voorstander van als gestreefd wordt naar de oprichting van één organisatie voor de bestrijding van infectieziekten.

Nederland kan akkoord gaan met de instelling van een gemengd beheers- en raadgevend comité voor een evenwichte balans tussen daadwerkelijke betrokkenheid bij de uitvoering van het programma en onnodige bureaucratie.

Nederland is akkoord met het tijdens de Gezondheidsraad van 5 juni jl. bereikte gezamenlijke standpunt over het budget van 280 MEuro, dat inzet is bij de onderhandelingen met het EP.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

Geen consequenties voor nationale regelgeving/beleid, omdat het een stimuleringsmaatregel betreft.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisieprocedure (art. 251 EG-Verdrag)

Kenmerk DIE-476/01
Blad /2
zie doc COM 2000/212 def dd. 26 april 2000

COM (2000) 285 def

COM (2000) 448 def

===