10.09.01
Meer ruimte voor verlaging dan voor verhoging van notaristarieven
De verschillen tussen notaristarieven in de onroerend goed praktijk kunnen verder toenemen. De mininumtarieven worden meer verlaagd dan de maximumtarieven worden verhoogd. Dat staat in de voorgestelde regeling tijdelijke Regeling notariële tarieven onroerend goed praktijk 2001 die staatssecrearis E. Kalsbeek vandaag naar de kamerheeft gestuurd.
Met de inwerkingtreding van de nieuwe notariswet is een overgangsregeling van kracht geworden waarbij de onroerend goed tarieven van de notaris geleidelijk vrij worden gelaten. In de familiepraktijk (testamenten, huwelijkse voorwaarden) gelden maximumtarieven voor minder draagkrachtigen. Bij overigenotariele dienstverlening geldt vrije prijsvorming. Ieder jaar wordt door de commissie Monitoring Notariaat gerapporteerd over de ontwikkeling in het notariaat. Op basis daarvan wordt door de staatssecretaris beslist over de bandbreedtes voor de onroerend goedtarieven.
De staatssecretaris concludeert op basis van de monitoring het
volgende. De kwaliteit van de dienstverlening van de notaris stijgt.
Ten aanzien van de continuïteit van de dienstverlening kan worden
geconstateerd dat het notariaat, hoewel de hoge akten aantallen van
1999 niet meer gehaald zijn, bedrijfseconomisch nog steeds goed gaat.
De gemiddeldeomzet, zoals door het onderzoeksbureau EIM gemeten, is
zelfs nog iets gestegen. De eerder verwachte omzetdaling in de
onroerend goedpraktijk lijkt gecompenseerd te zijn door
omzetstijgingen in de ondernemingspraktijk en de familiepraktijk. Met
betrekking tot de toegankelijkheid kan uit de monitorgegevens
geconcludeerd worden dat de gunstige ontwikkeling naar meer openheid
en klantvriendelijkheid in de notariële dienstverlening, die vorig
jaar reeds geconstateerd werd, heeft doorgezet. Wat betreft de
tarieven concludeert de staatssecretaris dat er naast positieve ook
negatieve ontwikkelingen de aandacht trekken. Teleurstellend is dat de
tarieven bij een groot deel van de notarissen gemiddeld genomen
gestegen zijn. Wel valt een grotere verscheidenheid in tarieven te
bespeuren. De tarieven voor onroerend goed zijn in de meest
voorkomende prijscategorie van huizen verder gestegen. Ook zijn de
prijzen in de familiepraktijk wederom gestegen. De staatssecretaris
overweegt daarom onderzoek in te stellen naar de daadwerkelijke kosten
die worden gemaakt door de notaris in de familiepraktijk. Dit om te
bepalen of de prijsstijging voor consumenten gerechtvaardigd wordt
door een hoge kostprijs van deze akten. Verder moeten, zo schrijft de
staatssecretaris, de maximumtarieven voor minder draagkrachtigen die
gelden in de familiepraktijk, door de notaris daadwerkelijk onder de
aandacht van die consumenten worden gebracht. Het vorenstaande leidt
tot de navolgende voorgenomen marges ten opzichte van de vroegere
vaste tarieven waarbinnen de notaris zijn tarief dient te
bepalen(tussen haakjes de huidige marges).
Akten met een onderliggende waarde tot 158.823 ( f 350.000,-): marge
naar boven 60 % (40 %),naar beneden 40 % (20 %), met dien verstande
dat vanaf 31.764 (f 70.000) tot 158.823 (f 350.000) de
margegeleidelijk oploopt naar 60%;
Akten met een onderliggende waarde tussen 158,823 ( f 350.000) en
453.780 ( f 1 miljoen): marge naar boven 40% (30 %), marge naar
beneden 60 % (40 %);
Akten met een onderliggende waarde tussen 453.780 ( f 1 miljoen) en
18.151.209 ( f 40 miljoen):marge naar boven 30 % (20 %), marge naar
beneden 60 % (40 %);
Akten met een onderliggende waarde vanaf 18.151.209 ( f 40
miljoen):marge naar beneden 60 % (40%). Vanaf 1 oktober 1999 gold al
geen marge naar boven meer.
Voor vragen of commentaar met betrekking tot de inhoud van deze
pagina's kunt u terecht bij de Directie Voorlichting van Justitie,
telefoon: (070) - 3706850,
email: voorlichting@best-dep.minjust.nl,
fax: (070) - 3707594
Laatst gewijzigd: 10-09-2001