Europese Commissie betreurt gewijzigd Belgisch standpunt over economische compensaties bij legeraankopen (07/09/01)
Europees commissaris Chris Patten betreurt de toekenning van economische compensaties bij de afsluiting van wapencontracten omdat hij van mening is dat dergelijke praktijken strijdig zijn met de beginselen van een vrije markteconomie. Zijn verklaring volgt op een vraag van europarlementslid Bart Staes over het gewijzigd standpunt van de Belgische regering met betrekking tot nationaal-economische compensaties bij de aankoop van militair materiaal.
De Belgische federatie had op 15 december 2000 beslist haar legeraankopen niet langer te koppelen aan economische compensaties voor bedrijven in Vlaanderen en Wallonië. In de notificatie van de ministerraad voor een bestelling van nachtkijkers stond: "De Raad (de Belgische regering/nvdr) bevestigt dat bij toekomstige bestellingen er geen clausule van economische compensaties meer zal zijn." Tot dan streefde de regering ernaar zoveel mogelijk orders van elke miljardenbestelling voor het leger te plaatsen bij "Belgische" bedrijven. Deze compensaties gingen steeds gehuld in een sfeer van protectionisme en affairisme omdat de besluitvorming afwijkt van het marktmechanisme. De Belgische dossiers van de F16-gevechtsvliegtuigen en de Agusta-helicopters zijn terzake twee schoolvoorbeelden.
In het kader van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid en de totstandkoming van een Snelle Europese Interventiemacht was europarlementslid Bart Staes van oordeel dat deze beslissing navolging verdiende op Europees niveau. Bovendien zou de aankoop van militair materiaal in de toekomst meteen op een meer transparante en marktconforme manier kunnen verlopen, wars van protectionisme en affairisme. Kort nadat Staes de kwestie had voorgelegd aan de Commissie en de Raad van Ministers, kwam de paars-groene regering echter volledig terug op haar standpunt. Het concept van nationaal-economische compensaties werd opnieuw de leidraad bij de politieke besluitvorming over legeraankopen.
Ironisch genoeg maakte VLD-premier Guy Verhofstadt z'n subtiele bewapeningsbocht kort voordat commissaris Patten in antwoord op een vraag van Staes stelde "verheugd (te zijn) over het besluit van de Belgische overheid de aankoop van militair materiaal niet langer te koppelen aan economische compensaties voor bedrijven in Vlaanderen en Wallonië" (E-1323/01). Gezien dit positieve oordeel over de oorspronkelijke beslissing ging het Vlaamse europarlementslid er vanuit dat de Commissie het gewijzigd Belgisch standpunt zou betreuren. Wat nu inderdaad blijkt uit het antwoord op een vraag hierover. "De Commissie betreurt de toekenning van economische compensaties bij de afsluiting van wapencontracten omdat zij van mening is dat dergelijke praktijken strijdig zijn met de beginselen van een vrije markteconomie", aldus Patten (E-2075/01 en E-2076/01).
Volgens Patten zullen "dergelijke praktijken pas verdwijnen in het
kader van een globale Europese bewapeningspolitiek". Om te komen tot
zo'n globale politiek had Staes voorgesteld om artikel 296 van het
EG-verdrag te wijzigen. Dit artikel laat de vijftien EU-lidstaten toe
om voor legeraankopen af te wijken van het algemeen geldende
mededingingsbeginsel (Titel VI van het EG-Verdrag). Door de reikwijdte
van artikel 296, lid 1, punt b) te wijzigen kan de aankoop van
legermateriaal in de toekomst op een marktconforme manier verlopen. In
concreto moet de Commissie aan de Raad voorstellen alle militaire
"producten" te schrappen van de lijst met producten waarop deze
uitzondering van toepassing is.
In reactie op het voorstel van europarlementslid Staes wijst Patten
erop dat "het weinig waarschijnlijk lijkt dat alle lidstaten ermee
akkoord zullen gaan artikel 296, lid 1, onder b), te schrappen door al
het militair materiaal van de lijst van 1958 af te voeren". Daarom zal
de commissaris geen voorstel in die zin overmaken aan de vijftien
lidstaten. Hij blijft op basis van een mededeling uit december '97
over de defensie-industrie ijveren voor transparantie en eerlijke
mededingingsvoorwaarden bij de aankoop van militair materiaal.
Nochtans moet Patten toegeven dat deze aanpak eveneens op het veto
stuit van de vijftien EU-lidstaten.
"De mededeling van '97 zou de weg hebben vrijgemaakt voor
transparantie en eerlijke mededinging in de wapensector indien de
lidstaten de daarin neergelegde voorstellen hadden aanvaard. Einde
1999 werd evenwel geconstateerd dat de gedachtenwisseling over deze
mededeling in het kader van de Europese bewapeningspolitiek (POLARM),
die twee jaar had geduurd, geen enkel resultaat had opgeleverd,
aangezien de lidstaten geen enkel voorstel van de Commissie tot
oprichting van een Europese wapenmarkt wensten te aanvaarden," aldus
nog Patten.
Volgens europarlementslid Staes legt het staatsnationalistische
standpunt van de vijftien EU-lidstaten een zware hypotheek op de
ontwikkeling van het Gemeenschappelijk Buitenlands en
Veiligheidsbeleid en de Snelle Europese Interventiemacht. "Ondanks
alle fraaie verklaringen over de nood aan samenwerking en coördinatie
blijven de regeringsleiders zweren bij een versnippering van de
beperkte middelen. Indien ze de handen in mekaar zouden slaan voor een
transparant en marktconform aankoopbeleid, dan kan het daaruit
voortvloeiend vredesdividend worden aangewend voor een efficiënt en
effectief conflictpreventiebeleid," zo oordeelt Staes. Hij heeft
premier Verhofstadt gevraagd het dossier aan te kaarten op de
eerstvolgende raad Algemene Zaken.
Auteur:
VU&ID-fractie - Europees Parlement
Bart Staes - Lid van het Europees Parlement
Meer informatie:
Contactpersoon: Filip Vandenbroeke
Telefoon: 02/284.7.642.
Fax: 02/284.9.642.
E-post: fvandenbroeke@europarl.eu.int
Url: http://bartstaes.vu.be