PERSBERICHT
Commissie Kwartiermakers Accreditatie adviseert instelling keurmerk
Amsterdam, 6 september 2001 ? De Commissie Kwartiermakers Accreditatie Hoger Onderwijs adviseert in haar eindrapport dat eens in de vijf jaar alle opleidingen in het hoger onderwijs een kwaliteitstoets moeten doorlopen. Bij goed gevolg verleent het, nog op te richten, Nationaal Accreditatieorgaan (NAO) aan de opleiding een ?niet vrijblijvend- keurmerk. Het doel is kwaliteitstoetsing transparant en vergelijkbaar te maken. De commissie beveelt in haar eindrapport aan minister Hermans van OC&W aan het NAO een externe, onafhankelijke en gezaghebbende status te geven. Als de politiek de aanbevelingen overneemt, zouden voor 1 januari 2008 alle opleidingen in Nederland geaccrediteerd kunnen zijn.
Prikkel tot concurrentie
Het eindrapport "Prikkelen, presteren en profileren" van de commissie biedt
een raamwerk voor een nieuw accreditatiestelsel in het hoger onderwijs. De
aanleiding voor een nieuw kwaliteitsbeoordelingssysteem ligt in het besluit
van de Europese onderwijsministers (Bologna 1999) om het hoger onderwijs te
harmoniseren, een bachelor-mastersysteem in te voeren en
kwaliteitsmaatstaven expliciet te maken. Doelstelling is om opleidingen
onderling vergelijkbaar te maken. Transparantie met als gevolg een prikkel
tot concurrentie op kwaliteit.
De commissie adviseert de volgende consequenties aan het kwaliteitskeurmerk
te verbinden:
· Opleidingen krijgen het recht erkende diploma´s te verstrekken;
· Het keurmerk is een conditie om in aanmerking te komen voor bekostiging
van overheidswege;
· Studenten krijgen het recht aanspraak te maken op studiefinanciering.
Enkele kenmerken van het nieuwe accreditatiestelsel:
· De binariteit in het hoger onderwijs blijft in stand; de commissie heeft
aparte kwaliteitstoetsen ontwikkeld voor de academische en voor de
beroepsgerichte bachelors en masters. Deze toetsingskaders vormen het hart
van dit advies.
· Er wordt zo goed mogelijk aangesloten op het bestaande visitatiesysteem.
Enerzijds om de administratieve lasten te beheersen, anderzijds omdat dit
systeem zich in Nederland prima heeft bewezen als kwaliteitsinstrument. De
visitaties worden wel onafhankelijker van de bestaande brancheorganisaties
als VSNU en HBO-raad gepositioneerd en zullen worden uitgevoerd onder
auspiciën van zogenaamde Visiterende en Validerende Instanties (VVI's). De
commissie heeft een aparte registratieregeling ontwikkeld om deze
onafhankelijke visitatie te waarborgen.
· De accreditatie is gericht op de basiskwaliteit van opleidingen. Het NAO
zal dus niet werken met kwaliteitsdifferentiatie of een "sterrensysteem".
Niettemin wordt de informatie over de geaccrediteerde opleidingen openbaar
en toegankelijk via een website. Studenten en media zijn zo in staat
opleidingen te vergelijken en eigen "rankings" te maken.
· Het oordeel van het NAO is digitaal, dat wil zeggen: wel of geen
accreditatie. Dus geen voorlopige of geconditioneerde keurmerken. Daarbij
richt het NAO zich overigens alleen op het kwaliteitsaspect. Het
bekostigingsbesluit ligt uiteindelijk bij de minister die de vrijheid heeft
andere (maatschappelijke) factoren daarbij te laten meewegen.
Het Nationaal Accreditatieorgaan
Het NAO dient een gezaghebbend, onafhankelijk orgaan te worden in de vorm
van een zelfstandig bestuursorgaan. Volgens de commissie kan worden
volstaan met een bestuur van vijf personen en circa twintig medewerkers.
Het orgaan beoordeelt jaarlijks ongeveer 800 opleidingen en maakt de
informatie daarover toegankelijk. Daarnaast registreert het de VVI´s en
onderhoudt het nationale en internationale contacten op het terrein van
kwaliteitstoetsing in het hoger onderwijs. Ook werkt het NAO aan
harmonisatie van de toetsingscriteria tussen de EU-lidstaten om opleidingen
in Europees verband uitwisselbaar te maken.
De minister van OC&W installeerde de Commissie Kwartiermakers in november
2000 om het accreditatiestelsel voor te bereiden. Als de Eerste en Tweede
Kamer de voorstellen overnemen, kan het NAO in de zomer van 2002 van start
gaan. De eerste accreditaties kunnen dan in 2003 plaatsvinden. Dat zou
betekenen dat voor 1 januari 2008 alle opleidingen getoetst zouden kunnen
zijn.