Gemeente Deventer

Derde meting van armoede in Deventer

Armoede in Deventer neemt verder af

Deventer kent sinds 1997 een armoedemonitor. Er is afgesproken de monitor elke twee jaar te actualiseren. Dit om zicht te houden op de ontwikkeling van potentiële armoede in Deventer en om de uitgezette koers op het gebied van armoedebestrijding te kunnen controleren en zo nodig bij te sturen. De rapportage over de derde meting van mogelijke armoede in Deventer is af.

De gunstige inkomensontwikkeling die zich tussen 1996 en 1998 in Deventer voordeed, heeft zich in de afgelopen twee jaar in mindere mate voortgezet. Het aandeel objectief armlastige huishoudens is verder gedaald. Eind 2000 gold twaalf procent van de Deventer huishoudens op basis van objectieve inkomensnormen als armlastig. In 1996 was dit nog negentien procent.

Als we Diepenveense huishoudens buiten beschouwing laten (zij waren nog geen onderdeel van de armoedemonitor in 1997 en 1999) dan zien we dat de armoede in Deventer met drie- tot vierhonderd huishoudens is afgenomen. Van de armlastige huishoudens beoordeelde overigens 41 procent het eigen inkomen als onvoldoende tot (zeer) slecht.

Er zijn vier gebieden in Deventer die qua armoede duidelijk boven de andere uitspringen: Voorstad, Rivierenwijk/Bergweide, Zandweerd/Borgele/Platvoet en Keizerslanden. In het afgelopen jaar woonde 56 procent van alle objectief armlastige huishoudens in Deventer in deze vier gebieden. Dit percentage komt overeen met 2350 huishoudens. Van alle objectief armlastige huishoudens is bijna zestig procent in de leeftijdsgroepen vanaf vijftig jaar te vinden.

Inkomensontwikkeling

Twaalf procent van de Deventenaren is in het afgelopen jaar naar eigen zeggen aanzienlijk in inkomen achteruitgegaan. Dertig procent noemt een inkomensvooruitgang en bijna zes op de tien Deventenaren zegt dat er geen aanzienlijke verandering in inkomen heeft plaatsgevonden. Armlastige huishoudens laten vaker een inkomensachteruitgang in plaats van een -vooruitgang zien dan de niet-armlastigen. Op de vraag wat Deventenaren dit jaar ten aanzien van hun inkomen verwachten, noemt een kwart een aanzienlijke vooruitgang, twaalf procent een achteruitgang en 63 procent verwacht geen wezenlijke inkomensverandering. De antwoorden van de objectief armlastige huishoudens duiden erop dat zo'n 750 van hen verwachten er in inkomen verder op achteruit te gaan.

Vrijetijdsbesteding, participatie, contacten en mediagebruik

In de armoedemonitor is ook geconstateerd dat de hoogte van het inkomen en bepaalde vormen van vrijetijdsbesteding, maatschappelijke participatie en mediagebruik verband met elkaar houden. Naarmate over een hoger inkomen wordt beschikt, is sprake van grotere aantallen Deventenaren die op de een of andere manier maatschappelijke activiteiten ontplooien. Leden van armlastige huishoudens stellen zich minder actief op dan niet-armlastigen.

Inkomensafhankelijke regelingen

Uitkeringsgerechtigden en anderen met een inkomen rond het minimum kunnen een beroep doen op inkomensafhankelijke regelingen. Individuele huursubsidie is van deze regelingen veruit de bekendste, gevolgd door kwijtschelding van gemeentelijke belastingen, bijzondere bijstand, Wet Voorzieningen Gehandicapten en kwijtschelding van waterschapsbelasting. Een meerderheid van de bevolking vindt het bestaan van de regelingen een goede zaak, en zou hier zo nodig zelf gebruik van maken.

Vergeleken met eerder onderzoek is over de gehele linie de bekendheid met inkomensafhankelijke regelingen toegenomen. Opvallend is dat personen die niet tot de doelgroepen van de regelingen behoren, beter op de hoogte van het bestaan zijn dan de minima. Punten van aandacht zijn dat bijna een kwart van de minima van mening is vanwege een te hoog inkomen niet voor bepaalde regelingen in aanmerking te komen en dat twintig procent van de allochtonen in Deventer niet van het bestaan van bepaalde regelingen afweet.

Tot slot

De sector Sociale Voorzieningen komt in het najaar met een volledige evaluatie van het armoedebestrijdingbeleid, alsmede met de nodige beleidsaanpassingen. De uitkomsten van de Armoedemonitor Deventer 2000-2001 worden bij deze evaluatie gebruikt.