Veehouders spreken van doorbraak in 'BAYER-affaire'
Woensdag 5 september 2001 - Nederlandse rundveehouders zeggen aan de
hand van nieuwe onderzoekresultaten een doorbraak te kunnen bereiken
in een slepende schadezaak tegen het Duitse concern BAYER. De
veehouders voeren tegen dit farmaceutisch bedrijf een juridische
procedure, die voortvloeit uit een claim, die zij eind 1999 op tafel
hebben gelegd. Zij zijn er zeker van dat het gebruik van vervuild
vaccin tegen koeiengriep (IBR) tal van ziekteverschijnselen heeft
veroorzaakt bij hun runderen. Uit eerder onderzoek is al gebleken, dat
het BAYER-vaccin inderdaad besmet was.
Uit de laatste onderzoeken is nu gebleken dat ook vaccins, die in
lichte mate besmet waren met het virus Bovine Virus Diarree (BVD),
leiden tot infectie van en ziekteverschijnselen bij geënte runderen.
In het onderzoek met zeer gering besmet vaccin liepen vier van de zes
ingespoten dieren een infectie op.
Voorzitter Jan Cees Vogelaar van de Stichting IBR/BVD Schade denkt dat
hij met de laatste onderzoekresultaten een bres kan slaan in de
verdediging van BAYER. Volgens dit concern stond onomstotelijk vast,
dat het gebruik van zeer licht besmet IBR-vaccin nimmer tot aangemelde
gezondheidsproblemen geleid kón hebben. In gezamenlijk opdracht van
beide partijen heeft een comité van wetenschappelijke experts zich
eerder over deze kwestie gebogen. Hun conclusie luidde twee jaar
geleden, dat niet is uit te sluiten, dat de entingen in kwestie geleid
kunnen hebben tot ziekteverschijnselen op de rundveebedrijven. Een van
hun aanbevelingen was het onderzoek, waarvan de resultaten vandaag
bekend zijn gemaakt.
BAYER is eind 1999 aansprakelijk gesteld voor de schade, die is
ontstaan na het gebruik van het besmette vaccin. Tijdens een
persbijeenkomst vanmorgen in Den Haag stelde voorzitter Jan Cees
Vogelaar van de Stichting IBR / BVD Schade (SIS), dat hij goede hoop
heeft dat de procedure tegen BAYER uiteindelijk tot resultaat zal
leiden. 'Wij gaan door met onze strijd tegen BAYER, omdat we er
overtuigd van zijn het oorzakelijk verband tussen de enting en
gezondheidsproblemen bij runderen'.
Bij SIS liggen afgeronde schadedossiers van ruim 750 veehouders op
wier bedrijven met zekerheid met besmet vaccin is geënt. Zij hadden
zich na de enting aangemeld met klachten over de gezondheid van hun
dieren. Ook uit de toelichting van advocaat mr. G.M.F. Snijders van de
SIS bleek, dat de stelling van BAYER, dat van door het vaccin
veroorzaakte schade geen sprake kan zijn, niet langer houdbaar is.
In mei 1998 ging in ons land een, voor alle rundveehouders verplichte,
entcampagne van start om de koeiengriep uit te bannen. Op ruim 45.000
bedrijven werden alle dieren twee keer ingespoten met een vaccin,
waarvan later bleek dat een deel met BVD-virus was besmet. Het ging om
zeven partijen (batches), waarvan in totaal 1,1 miljoen dosis in
Nederland waren uitgeleverd. Begin 1999 groeide het aantal
gezondheidsklachten bij runderen zo snel, dat werd besloten om de
campagne te stoppen. Op honderden bedrijven deden zich in dezelfde
periode na de IBR-enting vergelijkbare ziekteverschijnselen voor, die
verwant zijn met BVD. Naast diarree ging het om uierontsteking en
problemen met vruchtbaarheid, terwijl soms ook de melkproductie omlaag
ging. Ook gingen er koeien dood.
Nadere informatie: Jan Cees Vogelaar en Linda Meijer (tel. 070 338
2743)
Wilt u hierop reageren? Stuur dan uw e-mail naar: info@lto.nl
(Auteur: SIS (Stichting IBR/BVD Schade))