Integrale inzet CAO Rijk
De centrales van overheidspersoneel hebben kennis kunnen nemen van de
inhoud van het rapport van de Commissie Van Rijn. Belangrijk resultaat
van het onderzoek betreft de noodzaak om het werken in de collectieve
sector aantrekkelijk te maken.
De centrales voelen zich gesteund in hun oordeel, dat er op korte termijn
flink geïnvesteerd moet worden in de collectieve sector. Het werken bij
de rijksoverheid dient aantrekkelijker te worden.
Uitgangspunten voor de bonden hierbij zijn:
· De voorstellen uit het rapport van de commissie Van Rijn voor de
rijkssector bieden interessante mogelijkheden om het werken bij de
overheid aantrekkelijk te maken.
· Voorwaarden die wij ons gesteld hebben in de notitie ''Naar een nieuw
evenwicht" dienen niet uit het oog te worden verloren
· Vernieuwingen dienen niet uit de weg te worden gegaan. Deze moeten
echter wel leiden tot aantrekkelijke verbeteringen voor de werknemer.
De rijksoverheid kent, als onderdeel van de collectieve sector zijn eigen
specifieke positie.
De centrales van overheidspersoneel hebben kennis genomen van contracten
die reeds zijn overeengekomen binnen andere sectoren in de collectieve
sector. Ondanks het feit dat wij niet alle sectoren over één kam willen
scheren zitten er in de overeengekomen resultaten elementen die het
werken in de collectieve sector aantrekkelijk kunnen maken. Indien deze
voor werknemers in de rijksoverheidssector voldoende aantrekkelijk zijn,
kunnen de gemaakte afspraken als basis dienen voor het resultaat van de
CAO Rijk.
Bovenstaande overwegingen hebben geleid tot het volgende gezamenlijke
pakket van arbeidsvoorwaarden door ACOP, CCOOP, AC en CMHF.
Inkomen
1. Wij willen met u komen tot een flinke structurele salarisverhoging. Er
van uitgaande dat de CAO ook een groot gedeelte van 2002 zal doorlopen
betrekken de centrales het inflatiepercentage van 2000 én 2001 bij deze
CAO-onderhandelingen. Naast deze loonsverhoging vanwege gestegen prijzen
is een loonsverhoging nodig gelet op de ontwikkelingen in de markt en de
rest van de collectieve sector.
2. De centrales stellen voor te komen tot een substantiële structurele
eindejaarsuitkering. Ondanks de afspraken die in 1993 zijn gemaakt zijn
wij binnen de rijksoverheid nog niet verder dan 0,3 procent structureel
en ieder jaar een incidentele uitkering. Wij stellen u dan ook voor de
structurele eindejaarsuitkering in 2001 zodanig op te hogen, dat een
daadwerkelijke stap gezet wordt richting volledige eindejaarsuitkering.
Daarnaast willen de centrales met u afspraken maken over de termijn
waarop deze uitkering wordt opgebouwd tot een volledige dertiende maand.
3. De centrales zien -in lijn met het rapport van de commissie Van Rijn-
bij een aantal groepen werknemers onevenwichtigheden in het loongebouw
voor wie de overheid minder aantrekkelijk is. Het gaat hierbij onder meer
om:
-HBO-ers en WO-ers
-Secretaresses
-Ict-ers
-Hooggekwalificeerde technici, beleidsmakers en medewerkers in
innovatieve functies.
Voor zover het ARAR geen perspectieven biedt om deze groepen structureel
of tijdelijk tegemoet te komen wensen de centrales hier nadere afspraken
over te maken. Verder onderzoek, mede in relatie tot het reeds lopende
onderzoek en uw en onze wens om te komen tot actualisering van het
functiewaarderingssysteem, kan passen binnen onze wensen.
4. Gelijk loon voor gelijkwaardig werk. Om die reden willen wij met u
komen tot de afspraak dat de jeugdlonen, opgenomen in het BBRA 1984,
worden geschrapt.
Leeftijdsbewust personeelsbeleid
5. De centrales willen graag met u spreken over de voortgang van de
eerder gemaakte goede afspraken rond dit onderwerp. Naar het oordeel van
de centrales verloopt de concretisering van deze afspraken moeizaam. Het
werk moet zo ingericht zijn dat mensen goed en gezond kunnen blijven
werken tot hun vijfenzestigste. Oudere werknemers hebben een belangrijke
taak jongeren te coachen en op te leiden. Deze afspraken moeten
daadwerkelijk geconcretiseerd worden dan wel uitgebreid worden. Het gaat
hierbij onder andere om:
· Het met de ambtenaar maken van afspraken om een passende functie te
creëren;
· Het eventueel invoeren van taakverlichting.
De centrales willen verder met u het probleem bespreken van de ambtenaar
die al een aantal jaren werkzaam is in dezelfde functie en daarbij op het
maximum van de salarisschaal staat. Hierover willen de centrales nadere
afspraken met u maken.
Reizen
Woon-werkverkeer
6. De werkelijke kosten van het reizen met het openbaar vervoer mag
belastingvrij worden vergoed. Boven op de onbelaste vergoeding voor
reizen met het openbaar vervoer mag een (nog eens) extra onbelaste
vergoeding van f 201,-- per kalenderjaar worden verstrekt voor kosten die
gemaakt moeten worden om van huis naar station of opstapplaats van de bus
te komen. De centrales wensen dan ook met u te spreken over aanpassing
van de vergoeding woon-werkverkeer met openbaar vervoer, waarbij als
uitgangspunt geldt een volledige vergoeding en de extra onbelaste
vergoeding van f 201,- per jaar.
7. Zo ook willen wij met u spreken over verminderen/afschaffen van de
eigen bijdrage bij vergoeding woon-werkverkeer als met eigen auto moet
worden gereden omdat het object/dienstonderdeel niet met openbaar vervoer
bereikbaar is.
8. Gebleken is dat er in het Verplaatsingskostenbesluit geen bepaling is
opgenomen over vergoedingen aan deeltijders die minder dan 5 dagen
reizen. Wij stellen dan ook voor afspraken te maken om het
Verplaatsingskostenbesluit hieraan aan te passen.
9. Voor wat betreft de vergoeding dienstreizen met eigen auto willen wij
komen tot één bedrag. Tot heden kennen wij 2 bedragen, te weten 60 cent
en 19 cent. Dit laatste bedrag wordt toegekend als het bevoegd gezag van
oordeel is dat een dienstreis op doelmatige wijze per openbaar vervoer
kan worden ondernomen. De praktijk wijst uit dat de ambtenaar in de
meeste gevallen langer onderweg is, hetgeen niet als doelmatig wordt
ervaren. Derhalve het voorstel de vergoeding dienstreizen ad 19 cent per
kilometer te schrappen.
Op grond van onder andere het belastingstelsel 2001 willen wij met u
afspraken maken over bijstelling van het vergoedingensysteem.
Inconveniëntenvergoedingen
In april 2000 heeft de werkgroep Inconveniëntenvergoedingen rapport
uitgebracht aan het SOR, waarin een gedachtenlijn is neergelegd met
behulp waarvan de sociale partners in het SOR kunnen komen tot afspraken
om wijzigingen door te voeren in het huidige stelsel van deze
vergoedingen. De centrales komen hierdoor met de volgende voorstellen.
10. In het arbeidsvoorwaardenakkoord sector Rijk 1995-1997 is
uitgesproken dat het streven er op gericht is om te komen tot een aanzet
voor het verminderen van overwerk. Reden om de overwerktoeslag met ingang
van 1 januari 1997 neerwaarts aan te passen. Uit voornoemde rapportage
blijkt dat het overwerk, in tegenstelling tot hetgeen destijds werd
beoogd, is toegenomen. Wij stellen u derhalve voor de overwerkvergoeding
terug te brengen op het niveau van voor 1 januari 1997. Tevens willen de
centrales de grens voor overwerk ter discussie stellen.
11. Eveneens in het arbeidsvoorwaardenakkoord sector Rijk 1995-1997 is
overeengekomen de toelage onregelmatige dienst aan te passen. In een
aantal situaties is daardoor de vergoeding verminderd. Uit voornoemd
rapport blijkt dat de destijds afgesproken percentages voor de
verschillende uren in vergelijk met de percentages voor overwerk moeilijk
als een consistent en logisch geheel kunnen worden aangemerkt. Wij
stellen u derhalve voor de percentages toelage onregelmatige dienst aan
te passen aan de situatie van voor 1995.
12. In de huidige regeling wordt voorzien in een vaste toelage
onregelmatige dienst voor de medewerker van 55 jaar en ouder. Deze vaste
toelage is gebaseerd op de toelage die de medewerker in de laatste twaalf
kalendermaanden heeft ontvangen mits deze de voorafgaande vijf jaar in
onregelmatige dienst heeft gewerkt. Bij de huidige regeling worden een
tweetal onrechtvaardigheden ervaren. Enerzijds komt de medewerker die
slechts een vijftal jaren onregelmatige dienst heeft gedraaid in
aanmerking voor een vaste toelage en anders kan het voorkomen dat de
medewerker die vanaf het begin tot zijn 52e levensjaar onregelmatige
dienst heeft gedraaid niet in aanmerking komt voor deze vaste toelage. De
centrales stellen voor om een meer evenwichtige regeling te treffen.
Gedacht wordt hierbij aan het uitbreiden van de opbouwperiode. Tenslotte
stellen de centrales voor om het percentage waarop een afbouw wordt
toegepast te bepalen op 20 euro
Rond het punt de van inconveniënten zijn de bonden bereid om overeen te
komen de huidige afspraken tegen het licht te houden en wellicht met u te
komen tot een ander regime van vergoedingen. Uitgangspunt hierbij is dat
het volume van de huidige afspraken in de CAO niet wordt aangetast.
Ziektekosten
Een werkgroep heeft in juni 2001 een rapportage opgesteld, waarin
technische verkenningen zijn opgenomen rond wijzigingsmogelijkheden in de
Btzr-regeling (de zgn. interim-vergoeding) en de ZVR.
De centrales stellen op grond hiervan het volgende voor.
13. Wij willen met u komen tot de afspraak dat deeltijders dezelfde
tegemoetkoming voor ziektekosten gaan ontvangen, zoals die geldt voor de
voltijders.
14. Wij willen met u komen tot de afspraak dat de interim-vergoeding
wordt uitgebreid met die voor een tweede kind jonger dan 16 jaar.
15. Gebleken is dat de afspraak in het arbeidsvoorwaardenakkoord
1999-2000 tot wijziging van de ZVR-regeling geleid heeft tot een
aanzienlijke achteruitgang in de vergoedingen. De normering van de
ziektekostenpremie in het kader van de ZVR leidt voor bepaalde groepen
tot onbedoelde en onacceptabele inkomenseffecten De centrales willen dan
ook met u de gemaakte afspraken heroverwegen.
16. De centrales willen met u de afspraak maken dat ook
ZVR-tegemoetkoming maandelijks wordt uitgekeerd.
Ontplooiing, ontwikkeling en loopbaanbeleid
De centrales zijn tevreden met de afspraken die al gemaakt zijn op het
gebied van persoonlijke ontwikkeling. Het eindrapport evaluatieonderzoek
pilots persoonsgebonden scholingsbudgetten en bevindingen is op 25 juli
2001 toegezonden.
17. Op grond van de ervaringen met de pilots opgedaan, stellen de
centrales voor verdere afspraken te maken. Hierover dienen wij
structurele afspraken te maken rond de invulling van employability voor
iedereen. Waarbij wij overeenstemming willen hebben over de richtlijnen
waarin moet worden geregeld de facilitering van tijd en geld. Centrales
zijn van mening dat extra aandacht moet worden geschonken aan de niet
functie gerichte opleidingen in het kader van persoonlijke ontwikkeling
en loopbaanperspectief.
18. Centrales willen met uw spreken over de vergoeding van beroepskosten
daar deze volgens het nieuwe belasting plan niet meer fiscaal aftrekbaar
zijn.
Preventie- en reïntegratiebeleid
19. Over preventie- en reïntegratiebeleid zijn in de vorige CAO stevige
afspraken gemaakt. De centrales van overheidspersoneel zijn
geïnteresseerd in de voortgang en invoering van de eerdere gemaakte
afspraken. Op basis van een evaluatie willen de centrales met u in ieder
geval afspraken maken over de uitgangspunten en randvoorwaarden die
moeten gelden voor de uitvoerders van het afgesproken preventie- en
reïntegratiebeleid (opdrachtgeverschap). Daarnaast willen de centrales
bezien of er nog aanvullende afspraken nodig zijn om het preventie- en
reïntegratiebeleid daadwerkelijk inhoud te geven. Hierbij dient in ieder
geval aandacht te worden gegeven aan de positie van
herplaatsingskandidaten. Gezien de toenemende actualiteit rond dit
onderwerp geven de centrales er de voorkeur aan om zaken rond de
uitvoering van het Arbo-convenant te bespreken in een werkgroep van de
SOR.
Tot slot
In vorige arbeidsvoorwaardenakkoorden hebben wij afspraken gemaakt die
nog niet of nog niet geheel zijn ingevoerd. Met u willen wij deze
afspraken doornemen en nadere afspraken maken over uiteindelijke
(volledige) invoering.
Centrales behouden zich het recht voor om tussentijds voorstellen in te
dienen.