Gemeente Blaricum


- Toespraak burgemeester installatievergadering
Toespraak burgemeester installatievergadering
Datum: 4 september 2001

Geachte mevrouw Boersen, meneer Heybroek, raad der gemeente Blaricum, mevrouw de Jong en publieke tribune,

Er is een beroemd schilderij van Magritte met een pijp erop, zon bruine, gekromde kon zo van het bureau van van de heer van Kemenade komen- met daaronder in schrijfletters : Ceci nest pas une pipe. Dit is geen pijp. En daarmee bedoelde Magritte nog eens letterlijk te onderstrepen dat het niet een pijp betrof, maar een afbeelding van een pijp. Niet het object zelf maar een beeld van het object. Daar gaat mijn betoog over, klassiek, in drie punten :

1. Ceci nest pas Blaricum

2. Ceci nest pas la politique

3. Ceci nest pas moi.

Beelden dus die niet kloppen met de werkelijkheid. Ik ben zoals sommigen in dit gezelschap weten al jaren gefascineerd door de menselijke waarneming. Waarom zien wij wat we zien, en niet anders. Vraag 10 mensen een schilderij te beschijven of een beeld onder woorden te brengen en je krijgt 10 verschillende verhalen. Vraag een burgemeester wat die ziet vanaf een koets en ze heeft iets heel anders waargenomen dan de mensen achter haar. Onbewust maken we keuzes uit de hoeveelheid visuele informatie die ons elk moment van de dag wordt voorgeschoteld. Een keuze die past binnen ons referentiekader. Dat referentiekader is ons houvast en tegelijkertijd onze hoogstpersoonlijke misleider. We zien wat we uit het verleden hebben kunnen plaatsen, er is geen vanzelfsprekende onbevangenheid. We nemen daardoor ook lang niet altijd waar wat van belang is. Soms zien we zelfs onbewust essentiele zaken stelselmatig over het hoofd. We negeren dan signalen die voor een goed begrip nodig zijn. Kortom, wij zijn onze eigen bron van misverstanden. Ons beeld van de werkelijkheid is niet een-op-een de werkelijkheid zelf, ons beeld klopt dus niet, nooit, het is er een uit velen.

Een naar mij is gebleken wijd verbreid beeld van Blaricum is dat van een, ik citeer, kakkineus zelfgenoegzaam dorp met intolerante of nog erger volstrekt onverschillige nieuwe rijken, veel blabla, 3 autos voor de deur en een nivea-gevoel, niet in mijn voor- en achtertuin. Dat beeld klopt niet. Ceci nest pas Blaricum. Soms staan er vier autos. Tuurlijk, Blaricum is óók het villadorp met menig optrekje verscholen in het lover of aan een lange oprijlaan. Een prachtig historisch geheel, waar de helft van de inwoners woont en waar mensen zich beijveren om het te houden zoals het is. Maar Blaricum is meer, ook in dat deel. Want in datzelfde deel van de gemeente wordt er gedanst op de jaarlijkse kermis en staat er een brandweerauto uit 1987 door veel toewijding als fonkelnieuw te blinken, zetten mensen zich in voor anderen het aloude nabuurschap-, staat een woonzorgcomplex op het punt om opgeleverd te worden, wordt er gedorst en geoogst, en graast er een schaapskudde. En in het andere deel? Beijveren de medewerkers van de buitendienst zich met veel toewijding voor het onderhoud van de openbare ruimte, hebben jongeren hun eigen ontmoetingsplaats ingericht, en begint het winkelcentrum aan een hernieuwde opmars. Blaricum is één geheel, één plek, een plek om lief te hebben. Ik heb gisteren alle ambtenaren die binnen het gemeentehuis werken, en de mensen van de huitendienst de hand mogen schudden. En ik moet zeggen, het maakte me confuus, zoveel vriendelijkheid tot in de kleine details. Ik voel me hier buitengewoon welkom, en dat beschouw ik als een voorrecht. Ik heb naast mijn kamer de beschikking over een klein boudoir, maar het hele gemeentehuis leek een warm bad.

Punt 2.
Wie in de gaten heeft dat het eigen referentiekader eenzijdig en misleidend kan zijn, kan twee dingen doen. Of uit gemakzucht oogkleppen opzetten of ze gewoon ophouden, -ik zie het zo dus is het zo-, of willen oefenen in ontvankelijkheid. In je open stellen voor de andere kant, voor wat de ander ziet en beweegt. Dat laatste is van groot belang voor de lokale politiek. Het is naar mijn stellige overtuiging de reddingsboei van de lokale politiek. Want besturen maakt kortzichtig, evenals overigens ongebreideld actievoeren. Ik spreek uit ervaring. Het initiatief voor het tweegesprek ligt evenwel bij de politiek. En daar is moed voor nodig. Veel meer moed dan mensen vaak denken. College en raad zullen de moed en de bereidheid moeten tonen om achter de motieven en drijfveren te komen van elkaar onderling en van al die actieve en minder actieve belanghebbenden uit de lokale samenleving. Die wisselwerking loont, maar is in de praktijk heel weerbarstig. Want het betekent dat je je als bestuurder kwetsbaar opstelt, dat je vertrouwen geeft en respect waar je niet weet of dat wordt beschaamd. Dat je ook niet bij voorbaat weet wat het besluitvormingsproces gaat opleveren, dat je kortom niet zozeer gaat voor het beste althans in jouw ogen, in jouw beeld-, maar voor een variant daarop: dat wat het beste is én ook haalbaar. Er bestaat een beeld van de politiek als van een arrogante oogklepperige club, maar ceci nest pas la politique. Het is een verouderd beeld van een regenteske bestuursstijl die zich van niets of niemand wat aantrekt. Een bestuursstijl die in Nederland kon floreren en die hele goede dingen tot stand heeft gebracht, maar die niet meer past in deze tijd. De praktijk ook in Blaricum heden ten dage is anders. Bestuurders wíllen meer naar buiten, maar moeten ook de kans krijgen. Te vaak moeten bestuurders a priori in de verdediging, niet van een voorstel daar zitten ze voor-, maar van een beeld van een voorstel of een beeld van zichzelf. Te vaak zijn de posities dan al bij voorbaat ingenomen en verschanst men zich van beide kanten achter breedgeschouderde advocaten. Ik heb de afgelopen jaren niet persoonlijk, maar wel van nabij meegemaakt hoe kwetsbaar in zon proces politici maar ook ambtenaren kunnen zijn. Hoe stelselmatig in de krant beschuldigingen in hun richting werden geuit, verdachtmakingen en insinuaties elkaar wekelijks opvolgden en gerechtelijke procedures zijn opgestart terwijl er niets kon worden teruggezegd. De algehele moraal is dat bestuurders en ambtenaren gewoon een dikke huid horen te hebben. Maar het klopt niet. En waarom niet? Niet omdat woede of teleurstelling altijd maar gesmoord moet worden in poldermodelse beleefdheden en er niet gezegd mag worden wat men vindt, maar omdat de democratie van die handige spelregels kent, die -effectief benut- tot resultaat kunnen leiden. De meerderheid plus een, -zeker- maar niet dan na een zorgvuldig besluitvormingsproces, met vooroverleg, hoorzitting en inspraak en zo mogelijk, wat mij het meest belangrijk voorkomt, als sluitstuk van interactieve beleidsvorming. Dus al in een heel vroeg stadium belanghebbenden en belangstellenden mede verantwoordelijk maken voor het resultaat. Die democratie is mij heilig en waar een zorgvuldige afweging heeft plaatsgevonden zal een burgemeester voortvarend de uitvoering van het besluit bewaken.

Punt 3. Ceci nest pas moi.
Ik ben de afgelopen tijd regelmatig tegen beelden van mij opgelopen. Wat heeft een GroenLinkser te zoeken in Blaricum bijvoorbeeld. Ik ben vanaf zopas niet meer en niet minder dan de eerste burger van dit dorp, iemand die zich volledig zal inzetten voor deze gemeenschap, die graag het wekelijkse spreekuur in ere herstelt en zich voorneemt iedere twee weken een column te schrijven op de website van de gemeente. Iemand die het komende halfjaar zal benutten om wie maar wil via halfuursgesprekken te leren kennen. Iemand die zal rammelen aan referentiekaders, van mijzelf en van anderen. Een luisterend oor, maar geen d.j. Onder mijn verantwoordelijkheid geen jukebox-democratie in Blaricum: men vraagt en wij draaien. In dat opzicht heb ik illustere voorgangers en die lijn zet ik graag voort.
Tot slot, ik probeer te leven vanuit mijn geloof. Moge God zijn armen zegenend uitstrekken over deze gemeente, over u als raad en u als toehoorder opdat een ieder zich ten diepste geborgen weet.