Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van

uw kenmerk

ons kenmerk
TRCJZ/2001/12593
datum
03-09-2001

onderwerp
Kamervragen inzake ontwerp-besluit zand- en lössgronden Trcnr. 2001/8001 doorkiesnummer

bijlagen

Geachte Voorzitter,

Naar aanleiding van de vragen van de leden Schreijer-Pierik en Th.A.M. Meijer over het ontwerpbesluit zand- en lössgronden, bericht ik u het volgende.

datum
03-09-2001

kenmerk
TRCJZ/2001/12593

bijlage

1 en 2
Bij de voorpublicatie van het Ontwerp-Besluit zand- en lössgronden was de sluitingsdatum van de inspraaktermijn inderdaad gesteld op 3 augustus. Op verzoek van LTO-Nederland heb ik besloten de inspraaktermijn met een maand te verlengen tot en met 31 augustus. Een periode van twee maanden is naar mijn mening voldoende om opmerkingen te kunnen maken.

3.
De bodemkaarten zijn in de jaren '60, '70 en '80 samengesteld door de Stichting voor Bodemkartering (Stiboka), thans Alterra geheten. Deze kaarten geven zowel informatie over de grondsoorten als over de gemiddelde hoogte van het grondwater. Sinds de jaren '80 zijn deze kaarten niet meer geactualiseerd. Voorzover er recent materiaal beschikbaar was, is daarvan gebruik gemaakt.

4.
Dit punt is uitgebreid aan de orde geweest bij de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van de Meststoffenwet in verband met een aanscherping van de normen van het stelsel van regulerende mineralenheffingen en de invoering van een stelsel van mestafzetovereenkomsten (Handelingen II 2000 - 2001, blz. 3683). Als de aanwijzing van uitspoelingsgevoelige gronden beperkt zou blijven tot gronden alleen binnen de prioritaire water-intrekgebieden, zou de Nitraatrichtlijn niet correct worden uitgevoerd. De Nitraat-richt-lijn beoogt de bescherming van de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater in algemene zin. Dit is bevestigd door het Hof van Jusitie van de Europese Gemeenschappen in het arrest van 7 december 2000 in zaak C-69/99 (Europese Commissie tegen het Verenigd Koninkrijk).

5.
Bij de evaluatie van het mestbeleid zullen ook de criteria voor de aanwijzing van uitspoelingsgevoelige gronden tegen het licht worden gehouden. Daarbij is het niet uitgesloten dat bepaalde percelen die voor 2002 als uitspoelingsgevoelige grond gelden in 2003 als niet uitspoelingsgevoelig worden aangeduid. Omdat echter de verliesnormen voor niet-uitspoelingsgevoe-lige zand- en lössgronden in 2003 lager zijn dan die voor uitspoe-lings-gevoelige gronden in 2002, heeft dit niet tot gevolg dat voor een dergelijk perceel in 2003 hogere verliesnormen zouden gelden dan in 2002.
Op dit punt en de problematiek van vraag 3 kom ik terug in een brief die ik u op korte termijn zal toezenden.

De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,

mr. L.J. Brinkhorst

datum

kenmerk

bijlage
Vragen

Vragen van de leden Schreijer-Pierik en Th. A. M. Meijer (beiden CDA) aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij over de inspraak bij het aanwijzen van de kaarten voor zand-en lössgronden. (Ingezonden 7 augustus 2001)

1
Is het waar dat de sluitingsdatum voor het indienen van bezwaarschriften ten aanzien van het vaststellen van de kaarten voor zand-en lössgronden is gesteld op 3 augustus 1 ?

2
Bent u bereid de gelegenheid voor inspraak met minimal 2 maanden te verlengen, zodat zeker is dat ook echt elke belanghebbende gelegenheid heeft tot inspraak?

3
Waarom is gekozen voor het hanteren van oude kaarten van 1978? Waren er geen recentere beschikbaar? Heeft er overleg plaatsgevonden met de provincies en waterschappen die de grondwatertrappen aanwijzen?

4
Waarom is niet gekozen voor aanwijzen van deze gronden alleen binnen de 50 000 ha prioritaire waterintrekgebieden?

5
Hoe verhoudt deze vaststelling van de kaarten nu zich tot de beloofde evaluatie mestbeleid in 2002? Betekent dit dat de gebieden meerdere keren achter elkaar op verschillende manieren vastgesteld zullen worden?

Toelichting: Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van de leden Oplaat, Geluk en Snijder-Hazelhoff, ingezonden 7 augustus 2001.

1 Kamerstuk 26 800 XIV, nr. 14.