Zinsmelodie stuurt wisseling sprekers
1 september 2001
De Leidse NWO-onderzoeker dr. Johanneke Caspers heeft ontdekt hoe Nederlandstaligen de zinsmelodie gebruiken om aan te geven dat zij aan het woord willen blijven. De melodie is vooral functioneel als de zinsbouw suggereert dat de persoon is uitgesproken.
In een normaal tweegesprek wisselen sprekers elkaar razendsnel af. De vraag is hoe de sprekers elkaar duidelijk maken wanneer de ander aan het woord mag. Meestal geeft de zinsbouw hiervoor de belangrijkste informatie. De melodie speelt slechts een ondersteunende rol.
De melodie, waarvan Johanneke Caspers de functie heeft ontdekt, is hierop een uitzondering. Er komen momenten voor in een tweegesprek waar een van de sprekers aan het eind van een afgeronde zin enkele tienden van een seconde wil pauzeren zonder dat de ander het gesprek overneemt. Op zulke momenten kan een spreker de zinsmelodie gebruiken om de beurt te houden. Op de laatst beklemtoonde lettergreep laat de spreker de toonhoogte stijgen om deze vast te houden tot aan de korte pauze. De taalkundige ontdekte tevens dat dezelfde melodische vorm in het Engels een vergelijkbare functie heeft.
In het onderzoek luisterden proefpersonen naar korte geluidsfragmenten van een tweegesprek. De gesprekken werden steeds onderbroken op momenten waarop de gespreksbeurt wisselde of waarop een van beide sprekers een korte pauze ingelaste. De proefpersoon moest aan het eind van elk fragment aangeven of hij verwachtte dat de spreker verder zou spreken of dat de ander het over zou nemen. Als extra mogelijkheid kon de proefpersoon kiezen dat de ander alleen een bevestigend geluidje zou produceren (´mmm´ of ´ja´) waarna het woord bij de originele spreker zou blijven.
Bij fragmenten met zinnen die grammaticaal niet af waren, speelde de zinsbouw de belangrijkste rol. Welke intonatie de spreker ook gebruikte, vrijwel niemand dacht dat na de korte gesprekspauze de ander aan het woord zou komen. Bij zinnen die wel af waren, bleek de zinsmelodie een veel grotere rol te spelen. De stijging van de toonhoogte om aan het woord te blijven heeft daar een sterk effect. Met deze toonhoogtestijging dacht maar liefst 91 procent dat de spreker aan het woord wilde blijven, eventueel na een kort bevestigend geluidje van de ander. Zonder deze intonatie was dat slechts 34 tot 54 procent.
Nadere informatie bij:
* dr. Johanneke Caspers (UL, Faculteit der Letteren, Fonetisch laboratorium)
* tel. 071 5272325 (werk) of 071 5765847 (privé)
* fax 071 5272615
* e-mail