Ginjaar adviseert uurtarief tussen 271 en 296 gulden
31 augustus 2001
De Commissie Ginjaar heeft op 30 augustus rapport uitgebracht over een
normatief uurtarief voor medisch specialisten. Het bestuur van de Orde
van Medisch Specialisten installeerde deze commissie enkele maanden
geleden met als opdracht het uitbrengen van een onafhankelijk advies
over het toekomstig uurtarief. De Commissie bestond uit prof. dr. L.
Ginjaar, prof. dr. B. de Vries en prof. drs. J. van Londen. Het
bestuur van de Orde ziet waardevolle aanknopingspunten in het advies
en beschouwt het rapport als een belangrijke bouwsteen in de procedure
die binnen enkele maanden moet leiden tot de vaststelling van een
uurtarief voor medisch specialisten die werkzaam zijn in het vrij
beroep.
Uurtarief plus inconveniënten
De Commissie Ginjaar adviseert een normatief uurtarief van f 271,-
exclusief, tot f 296,- inclusief maximale toeslag voor inconveniënten.
Een belangrijk deel van het uurtarief wordt bepaald door de
norm-kosten, waaronder de individuele beroepskosten, de individuele
praktijkgebonden kosten en de praktijk-gebonden maatschapskosten
worden gerekend. Exclusief het bedrag voor die normkosten (f 94,- per
uur) komt het normatief uurtarief uit op f 177,-. Afhankelijk van de
mate waarin sprake is van inconveniënten wordt het normatief uurtarief
verhoogd met 6, 9 of 14%.
1476 declarabele uren
De Commissie Ginjaar heeft ook gekeken naar de werkbelasting van
medisch specialisten en heeft geconcludeerd dat in het vrij beroep
normatief 1476 uren per jaar gedeclareerd kunnen worden. Voor de
berekening van de werklast heeft de Commissie het aantal werkbare
weken bepaald op 41, uitgaande van 11 weken afwezigheid vanwege
nascholing, congres-bezoek, feestdagen, vakantie en ziekte. Het aantal
werkbare uren per week is door de Commissie bepaald op 45, exclusief
de diensten. Gemiddeld zullen daarvan 9 uur per week worden besteed
aan de nodige overlegsituaties en administratieve doeleinden. Het
resterende aantal patiëntgebonden uren komt daarmee uit op 36 per
week. Dat aantal uren vermenigvuldigd met het aantal werkbare weken
per jaar (41) leidt tot het normatieve aantal van 1476 declarabele
uren per jaar. Dit vertaalt zich in een norminkomen van ruim f
260.000,- per jaar (1476 maal f 177,-) exclusief inconveniënten, voor
medisch specialisten werkzaam in het vrij beroep. In dit bedrag is een
opslag verwerkt van 5% ter dekking van het ondernemersrisico. Deze
uitkomst geeft een vergelijkbaar inkomensniveau met medisch
specialisten in dienstverband. De Commissie Ginjaar heeft zich bij de
bepaling van het normatief uurtarief voor een belangrijk deel
gebaseerd op de recent in werking getreden Arbeidsvoorwaarden-regeling
Medisch Specialisten in dienstverband van algemene en categorale
ziekenhuizen (AMS).
Verschillen in pensioensystematiek
De Commissie vraagt bijzondere aandacht voor de kwestie van de
pensioenen, omdat de systemen van SPMS en PGGM per definitie
onvergelijkbaar zijn. Daarom heeft de Commissie in de rapportage ook
uitvoerig aandacht besteed aan de principiële ver-schillen tussen de
verschillende pensioensystemen. Ondanks die verschillen blijken de
behaalde rende-menten over de laatste 25 jaar overigens goed
vergelijkbaar te zijn. Gebleken is in ieder geval dat beide
pensioenverzekeraars professionele beleggers zijn: zij ontlopen elkaar
qua gemiddeld rendement niet veel. Daarbij tekent de Commissie wel aan
dat de huidige pensioenpremie van PGGM qua niveau op ongeveer de helft
van de kostprijspremie ligt. Met andere woorden: op dit moment is het
zo dat je bij SPMS twee keer zoveel moet betalen om enigszins
vergelijkbare aanspraken op te bouwen als bij PGGM. Overigens is het
wel zo dat PGGM ondertussen heeft aangegeven de betreffende premies te
willen gaan verhogen. Het voordeel voor medisch specialisten die na
hun opleiding in dienstverband blijven werken en daardoor hun
dienstjaren tijdens de opleiding voor het aantal pensioenjaren bij
PGGM of ABP uiteindelijk kunnen laten meetellen blijft vooralsnog
bestaan. Wel is het zo dat inmiddels wordt gewerkt aan de mogelijkheid
om de tijdens de opleiding opgebouwde pensioenrechten bij ABP of PGGM
mettertijd over te laten hevelen naar SPMS, voor startende medisch
specialisten die gaan werken in het vrij beroep. Dat is in de praktijk
echter nog niet mogelijk.
Ondernemersrisico
De Commissie heeft gekozen voor een opslag voor het ondernemersrisico
van 5%. Volgens voorzitter Valentijn is dit opmerkelijk omdat bij de
ontwikkeling van een met het vrij beroep concurrerende AMS juist is
uitgegaan van de gemiddelde honorariumbudgetten minus een
ondernemersrisico van 10%. De Commissie noemt de door haar gekozen 5%
opslag voor het ondernemersrisico een vorm van 'best guess', maar
geeft tevens aan dat de hiervoor genoemde 10% korting anders was
opgebouwd en daardoor niet geheel vergelijkbaar is. In beginsel is het
percentage dat gekozen wordt voor het ondernemersrisico echter
arbitrair en in alle gevallen eenvoudig te verwerken in de berekening
van het normatief uurtarief.
Hoe nu verder?
Het bestuur heeft inmiddels een eerste reactie geformuleerd. Het
rapport zal nu als onafhankelijk advies aangeboden worden aan het
ministerie van VWS, de NVZ, ZN en het CTG, aangevuld met de
reactie van de Orde. In de komende maanden zal het
advies van de Commissie Ginjaar zeker een belangrijke
rol gaan spelen in de discussies binnen het CTG, die uiteindelijk
moeten uitmonden in een advies aan de minister van VWS, die vervolgens
het normatief uurtarief moet vaststellen. Gezien het belang van dit
onderwerp staat het rapport van de Commissie Ginjaar inmiddels ook
geagendeerd voor de eerstvolgende Algemene Ledenvergadering van de
Orde, op 27 september aanstaande.
Zie ook : Rapport Transparantie in het Uurtarief van de Commissie
Ginjaar