Globalisering met sociale verantwoordelijkheid
Erkenning van de houtbond op Papoea-Nieuw-Guinea door de Aziatische houtmultinational RHG. Een projectgroep ter bewaking van de arbeidsomstandigheden bij de bouw van een door de Wereldbank betaalde snelweg op de Filippijnen. Twee crèches met in totaal 105 kinderen van moeders die in de Indiase bouw werken. Dat zijn zo een paar projecten van de Internationale Bond van Bouw- en Houtarbeiders IBBH van de afgelopen vier jaar. Die lijn moet worden doorgetrokken op 4, 5 en 6 september, wanneer de 285 bonden van de IBBH (totaal 11 miljoen leden) in Kopenhagen hun strategie uitzetten voor de komende vier jaar. De globalisering willen ze hand in hand laten gaan met sociale verantwoordelijkheid, zodat er geen ongebreidelde concurrentie plaatsvindt op de lonen en de veiligheid van werknemers. Vier jaar geleden ging de IBBH meer regionaal werken. Daarnaast wilde de internationale minder afhankelijk worden van financiering van de West- en Noord-Europese bonden. Inmiddels hebben de IBBH-kantoren in Zimbabwe, Maleisië en Panama een sterkere coördinerende rol gekregen tussen de aangesloten bonden in hun regio. Toch blijft ondersteuning vanuit het hoofdkwartier in Genève onontbeerlijk. Niet voor niets zetelt de IBBH in dezelfde stad als de ILO, de Internationale Arbeidsorganisatie: de IBBH streeft allereerst naar wereldwijde erkenning en naleving van de acht belangrijkste ILO-conventies over de rechten van werknemers. Daarvoor pleit de IBBH bijvoorbeeld ook bij het Internationale Monetaire Fonds en de Wereldbank. Tegelijkertijd wil de IBBH dat vakbonden in bouw en hout locaal de kracht opbouwen om zich tegen uitbuiting door werkgevers en rechteloosheid ten opzichte van ondemocratische regimes te weer te stellen. Daartoe organiseert de internationale vele scholingsprojecten voor de opbouw van kader. Ook levert de IBBH bonden in ontwikkelingslanden de kennis aan over gevaarlijke stoffen. Het geld voor een sterke organisatie moeten de bonden in toenemende mate zelf opbrengen, zo valt in de voorstellen voor het Kopenhaagse congres te lezen: alleen dan nemen zij zichzelf serieus en zijn ze in staat aanzien te verwerven. Op den duur zijn er in hun land of regio fusies voor nodig. Op de achtergrond speelt mee dat het ledental van de Europese bonden langzaam terugloopt; daarvan krijgt de IBBH dus minder geld binnen. Wel doneren de Skandinavische bonden, de Duitse IG Bau en IG Metall en FNV Bouw flinke sommen voor projecten. Een stevige bijdrage aan de projectfinanciering komt via FNV Mondiaal van het Nederlandse Ministerie van Ontwikkelingssamenwerking. Met vier grote multinationale ondernemingen heeft de IBBH de laatste jaren een gedragscode afgesproken: Ikea, Faber-Castell, Hochtief en Skanska. Daarin beloven de concerns ook in toeleveringsbedrijven geen kinderarbeid toe te laten, locale vakbonden te erkennen en met hen over loon en veiligheid te overleggen. Controle op de afspraken maakt deel van deze gedragscodes uit. Een tweede belangrijke pijler van het IBBH-beleid vormt certificering van hout. Hierbij gaat het om gelijktijdige bescherming van milieu én bosarbeiders. Opzet is hier de controle de komende jaren uit te breiden. Roel de Vries, voorzitter van FNV Bouw, is sinds vier jaar voorzitter van de IBBH. In Kopenhagen staat hij opnieuw als enige kandidaat voor deze functie.