ERNST AND YOUNG
'Bedrijfsleven te optimistisch over ontdekken fraude'
BEDRIJFSLEVEN BLAAKT VAN ZELFVERTROUWEN IN ONTDEKKING FRAUDE
Negen van de tien bedrijven meent in staat te zijn om een
(omvangrijke) fraude binnen de eigen onderneming te ontdekken. Dat
blijkt uit een peiling onder driehonderd managers uit het Nederlandse
bedrijfsleven, uitgevoerd door het NIPO in opdracht van Ernst & Young.
Toch heeft nog geen kwart van de bedrijven een plan klaar liggen voor
het geval fraude ontdekt wordt en liet slechts 18% van de
ondervraagden wel eens onderzoek doen naar de frauderisico's binnen
het eigen bedrijf. Fraudedeskundige prof mr Cees Schaap van Ernst &
Young is dan ook wat sceptisch over het grote zelfvertrouwen dat het
bedrijfsleven zichzelf toedicht.
Alhoewel slechts een enkeling onder de managers toegeeft niet zonder
meer in staat te zijn om een fraudegeval te ontdekken, onderkennen
meer bedrijven de frauderisico's die er op de loer kunnen liggen. Met
name computerfraude, declaratiefraude en inkoperfraude worden genoemd.
De kans op milieufraude achten de meeste bedrijven niet al te groot.
Alleen in de bouwwereld zeggen relatief veel bedrijven (36%) 'vatbaar'
te zijn voor milieufraude. Overigens denkt nog steeds een (kleine)
meerderheid van de ondervraagde managers nauwelijks of helemaal niet
vatbaar te zijn voor welke vorm van fraude dan ook. Het hoogste scoort
nog het risico op computerfraude onder zakelijke dienstverleners: de
helft van de bedrijven uit deze sector zei vatbaar (42%) of zeer
vatbaar (7%) te zijn voor onrechtmatige ICT-activiteiten.
Zelfvertrouwen
Er bestaat grote consensus onder het bedrijfsleven, ongeacht de
grootte of de branche, over het eigen vermogen om een grootschalige
fraude te ontdekken. Gemiddeld zei 91% daartoe in staat te zijn, in de
groothandel en transportsector lag dat percentage zelfs op 96%.
Hieruit valt wellicht ook te verklaren dat driekwart van de bedrijven
nooit de behoefte heeft gevoeld om de eigen onderneming op
frauderisico's door te laten lichten. Fraudedeskundige Cees Schaap
sluit daarentegen niet uit dat het zelfvertrouwen juist zou
afbrokkelen wanneer een dergelijke scan wel op de bedrijven zou worden
los gelaten. Bedrijven met meer dan 100 werknemers hebben met 28%
relatief wat vaker zo'n onderzoek verricht, terwijl het in de
bouwsector een vrijwel onbekend fenomeen lijkt te zijn (6%).
Rooskleurig
Op basis van zijn eigen ervaringen met fraudezaken en de uitkomsten
van 'fraude audits' leidt Cees Schaap uit de resultaten van de enquête
af dat veel bedrijven de frauderisico's onderschatten. Ook rond het
vermogen om fraude te ontdekken zijn de verwachtingen volgens Schaap
'te rooskleurig'. 'Meestal wordt het toch wat stil wanneer wij
aangeven wat er allemaal min of meer onzichtbaar kan worden
uitgehaald', aldus Schaap. Maar zelfs wanneer fraude in de gaten
loopt, biedt dat geen garantie. Schaap: 'Directe collega's van
ontmaskerde fraudeurs zeggen mij vaak: 'We wisten al lang dat er iets
niet klopte'. Het wat al te royale bestedings-patroon van een fraudeur
is bij de gelijkverdienende collega's doorgaans wat sneller en beter
bekend dan bij de directie.'
Geen aangifte
Mocht fraude wel aan het licht komen, dan zegt 70% van de
ondervraagden tot ontslag over te gaan maar, mede vanwege de
publicitaire risico's, géén aangifte bij de politie te zullen doen.
Alternatieven als het gefraudeerde bedrag laten terug betalen (26%) of
het beginnen van een civiele procedure (19%) werden aanzienlijk minder
vaak genoemd. Mede omdat de geringe aangiftebereidheid samenhangt met
de kans op publiciteit is het volgens Schaap 'zacht gezegd wat
opvallend' dat 71% van de bedrijven geen draaiboek heeft klaar liggen
voor fraudesituaties en de publiciteit die daar gewild of ongewild
toch uit kan voortkomen. Alleen in de horeca en de detailhandel zijn
vier van de tien bedrijven voorbereid op de te nemen stappen in het
geval van fraude. Grotere ondernemingen hebben relatief vaker een
fraudeprotocol in de kast dan kleinere bedrijven. Maar ook bij
bedrijven met meer dan honderd werknemers zei altijd nog 59% geen
beleid te hebben om met ernstige fraudegevallen en de daarbij
behorende publiciteit om te gaan.