Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Antwoorden op kamervragen over vermoedelijk corrupte politie-of justitiefunctionarissen

Een parlementair stuk bij het onderwerp Politie 26 juli 2001
Het Tweede-Kamerlid Kuijper (PvdA) heeft op 6 juni vragen gesteld aan de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over vermoedelijk corrupte politie-of justitiefunctionarissen. Deze zijn op 26 juli beantwoord. Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat een groot justitieel onderzoek naar een criminele organisatie in Amsterdam dreigt stuk te lopen omdat vermoedelijk corrupte poilitie- of justitiefunctionarissen vertrouwelijke informatie over het onderzoek doorverkopen aan criminelen? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Berusten de in het artikel genoemde feiten op waarheid? Antwoord
In het genoemde artikel wordt gesteld dat als in een bepaald onderzoek opsporingshandelingen worden verricht, de hoofdverdachten hiervan op de hoogte blijken te zijn. Hierbij wordt door de verslaggever gesteld dat met name verdachte E. Volgens bronnen bij justitie en politie over de vorderingen van het onderzoek wordt geïnformeerd. Zo zou hij zijn getipt over het inzetten van bepaalde onderzoeksmethoden.
Op dit moment is er geen zekerheid over het feit of bepaalde verdachten in bedoeld onderzoek door justitie-en/ of politiefunctionarissen worden getipt. Er zijn echter wel aanwijzingen, waaronder de publicatie in de Telegraaf, die erop duiden dat de hoofdverdachte E. kennis had van het onderzoek zelf en van voorgenomen acties binnen het onderzoek. Dit leidt overigens niet tot het stuk lopen van het onderzoek, maar kan het onderzoek wel bemoeilijken.
Vraag 3
Hoe lang is het Amsterdamse parket al op de hoogte van het weglekken van vertrouwelijke onderzoeksgegevens naar hoofdverdachten? Wat heeft de politie dan wel het parket in Amsterdam de afgelopen twee jaar gedaan om het weglekken van vertrouwelijke informatie aan criminelen te verhinderen? Wat wordt er nu aan gedaan?
Vraag 4
Was u op de hoogte van het feit dat er gedurende langere tijd in Amsterdam mogelijk vertrouwelijke informatie aan criminelen is verstrekt? Zo ja, welke maatregelen hebt u de afgelopen twee jaar ondernomen? Zo neen, waarom was u hiervan niet op de hoogte gesteld?
Antwoord vraag 3 en 4
In onderhavige zaak is men tijdens het onderzoek gestuit op aanwijzingen dat de hoofdverdachte over bepaalde informatie beschikte. Deze aanwijzingen zijn kort voor de publicatie in de Telegraaf aan het licht gekomen. Er is echter tot op dit moment geen enkele concrete aanwijzing dat een mogelijke «bron» op het parket of bij de politie aanwezig is. Met die mogelijkheid moet echter wel rekening worden gehouden. Naar aanleiding van het verzoek van de Hoofdofficier van Justitie aan het College van Procureurs-Generaal, zal de Rijksrecherche hiernaar een onderzoek instellen. Naar gelang de resultaten van dit onderzoek zal de Hoofdofficier van Justitie in overweging nemen om een algemeen onderzoek te laten verrichten naar de verspreiding en de organisatie van het beheer van vertrouwelijke informatie bij strafrechtelijke onderzoeken. In het algemeen wordt bij gevoelige onderzoeken de kring van personen die op de hoogte zijn van de ontwikkelingen in een onderzoek zo klein mogelijk gehouden. De geautomatiseerde informatie van deze onderzoeken bevindt zich in een beveiligd systeem dat alleen voor speciaal daartoe geautoriseerde personen toegankelijk is. Het team dat met dergelijke onderzoeken is belast bevindt zich op een beveiligde afdeling. Bovendien worden binnen het parket bij het aannemen van nieuwe medewerkers integriteitseisen gesteld en wordt bij introductiecursussen aandacht besteed aan het belang van integriteit.
De Korpsbeheerder van het Korps Amsterdam-Amstelland heeft naar aanleiding van de toename van signalen de afgelopen jaren, besloten om intensief aandacht te besteden aan de informatiebeveiliging in de bewustwording bij het personeel. Zo is bij het korps de toegang tot bepaalde geautomatiseerde systemen gesegmenteerd en afhankelijk gemaakt van een verleende autorisatie en besteedt het korps veel aandacht aan interne voorlichting ten aanzien van integriteit. Daarnaast heeft het korps alle recherchefuncties voorgedragen om te worden aangewezen als vertrouwensfuncties in het kader van de Wet
Veiligheidsonderzoeken. Dit houdt in dat voordat een politieambtenaar een vertrouwensfunctie kan gaan bekleden, naast het antecedentenonderzoek ook een uitgebreid veiligheidsonderzoek door of namens de Binnenlandse Veiligheidsdienst wordt uitgevoerd. Indien er voldoende gronden zijn voor het vermoeden dat vertrouwelijke informatie is gelekt in het korps, dan volgt er in het algemeen een onderzoek van het Bureau Interne Onderzoeken (BIO) of de Rijksrecherche. Gezien het vorenstaande alsmede de hierna geschetste onderzoeken bestond dezerzijds geen aanleiding voor het treffen van aanvullende maatregelen.
Vraag 5
Kunt u over de laatste vijf jaar een overzicht verstrekken van de gevallen waarin vertrouwelijke informatie van de Amsterdamse politie en justitie op plaatsen terecht zijn gekomen waar het niet thuis hoorde? In hoeveel van de gevallen betreft het informatie die bij criminelen terecht is gekomen? In hoeveel van de gevallen is geheime informatie bij de media terechtgekomen en openbaar gemaakt?
Antwoord
Het arrondissementsparket Amsterdam en het Korps Amsterdam-Amstelland zijn de afgelopen jaren een aantal keren geconfronteerd met het weglekken van informatie naar criminelen en de media en hebben daar verschillende onderzoeken naar laten doen. Het is wel mogelijk een overzicht te verstrekken van gevallen waarin een onderzoek is gedaan door het BIO of de Rijksrecherche. In deze zaken waren er voldoende aanwijzingen om een onderzoek te entameren. Hierbij dient te worden vermeld dat de mogelijke bronnen zich niet beperken tot medewerkers bij de politie en het parket. Zo beschikken advocaten en medewerkers van de rechtbank ook over dossiers van strafzaken. In onderstaand schema is een overzicht gegeven van het aantal onderzoeken. Aangegeven wordt het aantal BIO- en Rijksrecherche-onderzoeken, uitgesplitst naar «lekken naar de media» en «lekken naar criminelen». De overige niet benoemde onderzoeken betreffen onderzoeken naar lekken in de privésfeer (bijvoorbeeld het verstrekken van de tenaamstelling kenteken aan een familielid in verband met het voornemen een auto te kopen). Verder wordt in het overzicht aangegeven in welke zaken disciplinair en/of in welke zaken strafrechtelijk is opgetreden.

Jaar Totaal aantal zaken in onderzoek (BIO/RR) Lekken naar de media (BIO/RR) Lekken naar criminelen (BIO/RR) Aantal getroffen disciplinaire straffen/ maatregelen op totaal aantal zaken (BIO/RR) Aantal doorvervolgde zaken inclusief foru (BIO/RR)
1996 13/2 0/1 4/1 3 0
1997 17/1 0/0 5/0 9 2
1998 32/8 0/2 9/1 3 0
1999 30/2 1/0 12/1 1 0
2000 35/1 0/0 12/1 6 1 (vervolging gaande)
Totaal 127/14 1/3 42/4 22 3
Weinig zaken zijn daadwerkelijk gedagvaard of op andere wijze strafrechtelijk vervolgd. De redenen hiervoor waren zijn dat de zaak vanuit bewijstechnisch oogpunt onvoldoende resultaat had opgeleverd om daadwerkelijk tot vervolging over te gaan, dat is vastgesteld dat de beschuldiging ten onrechte werd geuit of dat een verdenking ten onrechte was ontstaan. Een andere reden was dat de korpsleiding een disciplinaire straf of maatregel had opgelegd, waarnaast een strafvervolging geen meerwaarde meer had. Dit laatste was met name aan de orde waar die disciplinaire bestraffing ontslag behelsde, hetgeen overwegend het geval was.
1)De Telegraaf, 31 mei jl., pag. 2, "Mol dwarsboomt politie-onderzoek".