De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
IZ. 2001/1358
datum
13-08-2001
onderwerp
Verslag Landbouwraad 23 juli 2001 te Brussel
TRC 2001/7822 doorkiesnummer
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Op maandag 23 juli 2001 vond in Brussel een vergadering plaats van de Ministers van Landbouw van de Europese Unie. Het was de eerste vergadering van de Raad onder Belgisch Voorzitterschap. Mevrouw Neyts, de Voorzitter, gaf een presentatie van het programma van het Belgische Voorzitterschap. Er vond een oriënterend debat plaats over de wijzigingen van de marktordening voor schapen en geiten. Verder is er gesproken over dopvruchten en over de stand van zaken met betrekking tot BSE en MKZ. Op verzoek van Denemarken werd aandacht besteed aan de toepassing van de nieuwe comitologieregels inzake biologische landbouw. Op verzoek van Oostenrijk werd van gedachte gewisseld over de harmonisatie van de interne markt voor landbouwproductiemethoden.
En marge van de Raad heeft Commissaris Fischler toegezegd gehoor te willen geven aan mijn verzoek om een particuliere opslagregeling voor kalfsvlees.
up
datum
13-08-2001
kenmerk
IZ. 2001/1358
bijlage
Zoals u weet heb ik in de Raad en in bilaterale gesprekken met de
Commissie verschillende keren gepleit voor een Particuliere
Opslagregeling (PO) voor kalfsvlees. Op vrijdag 27 juli is ook
daadwerkelijk besloten dat ongeveer 10.000 ton kalfsvlees tijdelijk
uit de markt mag worden genomen om de extreme golfbeweging in de
kalfsvleesmarkt te remmen. Producenten kunnen kalveren laten slachten
en met een vergoeding tijdelijk op laten slaan. De aanbieder blijft
eigenaar en krijgt een vergoeding voor kosten van bijvoorbeeld
invriezen en opslag. De regeling gaat in per 23 augustus.
Als gevolg van de BSE- en MKZ-crisis ondervond met name Nederland
grote nadelen. De BSE-crisis zorgde voor een forse terugval in de
vraag en leidde tot lagere prijzen op de Europese markt. De beperkende
maatregelen die uit de MKZ-crisis voortvloeiden, leidden weer tot
krapte in het aanbod en hogere prijzen. Door het exportverbod dat voor
Nederland van kracht was, kon Nederland daar evenwel niet van
profiteren.
Momenteel is er een overschot van kalfsvlees op de markt, waardoor de
prijzen zakken. In het late najaar wordt echter weer een tekort
verwacht. De opslagregeling zal het aanbod op de markt gelijkmatiger
maken. De prijzen voor de consument en producent zullen als gevolg van
de PO voor kalfsvlees minder fluctueren.
Presentatie van het programma van het Belgisch Voorzitterschap
De Voorzitter, mevrouw Neyts, presenteerde het programma van het
Belgische Voorzitterschap. Zij stelde dat de afgelopen tijd de
landbouw geteisterd werd door verschillende rampen en crises. Het
imago van de landbouw heeft aanzienlijke schade opgelopen, consumenten
hebben het vertrouwen verloren in de veiligheid van het voedsel
waardoor producenten hun markten zagen instorten. Om dit te herstellen
is het programma van het Voorzitterschap op een vijftal elementen
gericht:
* herstellen van het consumentenvertrouwen;
* producenten zekerheid bieden voor de toekomst;
* dierenwelzijn;
* impuls geven aan nieuwe technologieën;
* vooruitgang boeken op de macro-dossiers.
Het Voorzitterschap wil het herstel van het vertrouwen van de
consument een impuls geven door op een aantal dossiers vooruitgang te
boeken. Er wordt gestreefd naar de definitieve installatie van de
Europese Voedsel Autoriteit (EVA). De oprichting van de EVA dient
gepaard te gaan met een versterking van de controle op de hele keten
door middel van het COSUM-programma ('Contaminent Surveillance
System', het Belgische programma dat de voedselketen bewaakt).
Aanvullend wordt gewerkt aan het opstellen van een positieve lijst
inzake de samenstelling van diervoeders en verbeteringsvoorstellen ten
aanzien van levensmiddelenhygiëne en etikettering. Tevens wordt een
begin gemaakt met de behandeling van de Novel Feed richtlijn.
Het perspectief voor de producenten voor de toekomst wil het
Voorzitterschap veilig stellen door continuïteit in de marktordeningen
te garanderen. Hieruit mag niet geconcludeerd worden dat het
Voorzitterschap niet hervormingsgezind zou zijn. Het tegendeel is
waar, maar wel volgens de lijnen zoals overeengekomen in Agenda 2000,
zo betoogde de Voorzitter. Marktordeningen die het komende half jaar
de revue zullen passeren zijn die voor: schapen en geiten; groenten en
fruit; aardappelzetmeel; ethyl alcohol en rijst. Mevrouw Neyts gaf aan
dat ook de discussie over het rapport over de behoefte aan plantaardig
eiwit als gevolg van het diermeelverbod nog vervolg krijgt. In
december volgt de conferentie over MKZ, hieruit worden lessen voor de
toekomst getrokken.
Voor wat betreft dierenwelzijn zal het dossier inzake transport van
dieren verder ter hand genomen worden, zo vervolgde de Voorzitter.
De Informele Landbouwraad in september staat in het teken van nieuwe
technologieën. Er zal gediscussieerd worden over de voordelen van
nieuwe technologieën, de bedreigingen, beperkingen en limieten.
Tijdens de informele Landbouwraad zal tevens een discussie gewijd
worden aan energie uit biomassa.
Mevrouw Neyts deelde voorts mee dat een aantal onderwerpen tijdens het
Voorzitterschap op de agenda zullen staan. Het betreft de onderwerpen:
uitbreiding van de EU met de kandidaat-lidstaten (KLS);
WTO-onderhandelingen; de voorbereiding van de FAO-conferentie en de
verduurzaming van het GLB.
Wijziging van de marktordening voor schapen en geiten
Tijdens Raad vond een oriënterend debat plaats over de wijziging van de marktordening voor schapen en geiten. Het voorstel van de Commissie is gebaseerd op een evaluatierapport van de huidige regeling. Dit rapport werd in 2000 door de Commissie opgesteld.
Belangrijkste instrument uit de marktordening schapen en geiten is de
ooipremie. Deze premie is in het leven geroepen om producenten van een
gegarandeerd inkomen te voorzien. In het oude regeling leidde de
vaststelling en uitkering van de ooipremie tot een complex systeem. In
het nieuwe voorstel introduceert de Commissie één vaste ooipremie per
dier van 21 Euro.
In grote delen van het platteland van Europa waar weinig alternatieven
voor handen zijn om een redelijk inkomen te generen is de
schapensector van groot belang. De schapenhouderij vervult hier een
belangrijke functie bij het in stand houden van de leefbaarheid van
het platteland. In het voorstel van de Commissie is gekozen voor een
koppeling van de ooipremie aan benadeelde gebieden door daar een
aanvullende premie van 7 Euro voor te verstrekken. Het grootste deel
van Nederland komt niet in aanmerking voor de aanvullende premie.
Van Nederlandse zijde is betoogd dat de algemene lijn van het voorstel
acceptabel is, maar dat het voorstel ambitieuzer had gemogen waar het
aankomt op daadwerkelijke hervorming van de marktordening en om te
komen tot verdere vereenvoudiging in beheer. Nederland heeft voorts
gepleit om de wijziging van de marktordening te gebruiken om een
koppeling aan te brengen tussen een deel van de premie en deelname aan
het I&R-systeem. Op die manier is het mogelijk de traceerbaarheid van
schapen te verbeteren. Verder heeft Nederland ingebracht dat de
marktordening betrokken moet worden in de mid-term review. Voor wat
betreft de hoogte van de ooipremie hoeft deze zeker niet verhoogd te
worden, ten algemene streeft Nederland naar budgetneutraliteit bij
hervormingsvoorstellen.
De meningen van de meeste lidstaten waren weinig verrassend. De
lidstaten met een aanzienlijk contingent schapen en geiten, kortom met
grote belangen in deze marktordening, pleitten voor een hoger bedrag
voor de vaste ooipremie en voor de aanvullende premie. Als bedrag voor
de vaste ooipremie werd 24 Euro voorgesteld. De meeste andere
delegaties waren van mening dat de hoogte van de ooipremie zoals
voorgesteld door de Commissie, voldoende was. De Nederlandse suggestie
over een koppeling tussen deelname aan het I&R-systeem en de ooipremie
om de traceerbaarheid van schapen en geiten te verbeteren ondervond
van verschillende lidstaten bijval. Tevens werd gepleit voor de opname
van de wijziging van de marktordening in de mid-term review.
Commissaris Fischler deelde mee dat het advies van het Europees
Parlement weliswaar nog beschikbaar moet komen, maar hij was van
mening dat tijdens de Raad van oktober een besluit over deze
marktordening genomen moet kunnen worden. In antwoord op de inbrengen
van de lidstaten over de hoogte van de ooipremie liet de heer Fischler
weten dat het voorgestelde bedrag van 21 Euro budgetneutraliteit van
de marktordening waarborgt. Op de vraag van Nederland over de
koppeling van de premie met het I&R-systeem, antwoordde de Commissaris
dat momenteel een pilot-project over een dergelijke link in de
afrondingsfase zit. Eind 2001 zal het evaluatierapport daarvan
beschikbaar zijn. Het betrekken van de gewijzigde marktordening
schapen en geiten bij de mid-term review achtte de heer Fischler
weinig zinvol. Bij een voorspoedige afwikkeling van dit dossier treedt
de nieuwe regeling per 1 januari 2002 in werking. Als de mid-term
review van start gaat is dus nog nauwelijks ervaring met de nieuwe
regeling opgedaan zodat het niet veel zin heeft de regeling dan al te
evalueren.
De Voorzitter concludeerde dat een interessante discussie heeft
plaatsgevonden. Er is veel duidelijkheid geschapen over de posities
van de lidstaten. Nadat het advies van het EP beschikbaar komt, zal
het Voorzitterschap tezamen met de Commissie met een aangepast
voorstel komen zodat tijdens de Raad van oktober overeenstemming
haalbaar moet zijn. De regeling kan dan per 1 januari 2002 in werking
treden, zo besloot mevrouw Neyts.
Regeling dopvruchten
De regeling voor dopvruchten heeft een looptijd tot 2006. Het
beschikbare budget tot 2006 is 250 miljoen Euro. Een aantal
verbeteringsprogramma's in de regeling zou in 2000 aflopen. Bij de
prijsafspraken van juli 2000 is besloten dat deze
verbeteringsprogramma's met nog één jaar verlengd zouden worden tot en
met 2001. Hiermee was een bedrag van 24 miljoen Euro gemoeid. Door het
aflopen van een aantal verbeteringsprogramma's eind 2001 verwacht
Spanje veel problemen in deze sector.
De Spaanse minister betoogde dat de regeling altijd heel belangrijk is
geweest. Dankzij de regeling is veel vooruitgang geboekt, echter niet
voldoende om de continuïteit van de sector te garanderen zonder hulp
van een ondersteunende regeling. De sector zou het wellicht niet
redden zonder een structureel kader, zo deelde minister Arias Cañete
mee. Door de zeer lage communautaire bescherming werken de
marktmechanismen onvoldoende om de levensvatbaarheid van deze
extensieve sector te garanderen. Om deze redenen verzocht de heer
Arias Cañete de Commissie een studie naar deze problematiek te
verrichten. Deze studie dient ertoe te leiden dat goede voorstellen
ter zake gedaan kunnen worden, zodat een permanente steunregeling in
het leven geroepen kan worden, opdat de sector perspectief blijft
behouden. De Spaanse minister herinnerde de Commissie eraan dat het EP
reeds een resolutie hierover heeft aangenomen.
De Italiaanse minister van Landbouw sloot zich aan bij het pleidooi
van de heer Arias Cañete.
De heer Fischler antwoordde dat de Commissie de situatie ten aanzien
van de dopvruchtensector serieus neemt. Hij deelde de mening dat de
verbeteringsprogramma's die 10 jaar geleden in het leven geroepen
zijn, uiteindelijk niet het beoogde effect hebben gehad. De sector
heeft niet een voldoende niveau gehaald om concurrerend te zijn. De
Commissaris was zich er ook van bewust dat voor producenten weinig
mogelijkheden bestaan om over te schakelen op een alternatieve teelt.
Kortom, zo vatte de Commissaris samen, het is een complexe materie. De
heer Fischler zegde toe met een grondige analyse te komen waarbij deze
aspecten betrokken worden. De resultaten van de analyse worden aan de
Raad voorgelegd.
De Voorzitter legde aan de Raad ontwerp-conclusies voor om het verzoek
van de Spaanse en Italiaanse delegatie kracht bij te zetten. In de
ontwerp-conclusie wordt de Commissie opgeroepen om, op zo kort
mogelijke termijn met passende voorstellen te komen indien uit de
analyse van de Commissie blijkt dat daar aanleiding voor bestaat.
Alle lidstaten gingen akkoord met de conclusies van het
Voorzitterschap.
Bovine Spongiforme Encefalopathie (BSE)
Commissaris Byrne stelde dat het noodzakelijk is om te blijven
voortbouwen op de genomen maatregelen om BSE uit de EU te bannen. Het
onderwerp BSE wordt minder prominent in de media gebracht, maar dat
betekent niet dat een soepelere houding aangenomen kan worden.
Inspectiebezoeken bij de lidstaten hebben aangetoond dat in alle
lidstaten op onderdelen verbeteringen aangebracht kunnen worden. De
controles kunnen beter, zo vervolgde de heer Byrne. De aanbevelingen
die de Commissie gedaan heeft, dienen opgevolgd te worden aangezien de
risico's verbonden met BSE groot zijn. Omdat niet alle maatregelen
strikt worden nageleefd, was de Commissie niet zeker of nu al ingegaan
kan worden op het verzoek van de Raad om derogatie van vismeel toe te
staan. Het al dan niet toestaan van vismeel bij de vervaardiging van
veevoeders wordt op een later tijdstip bezien.
Van januari tot eind juni zijn in totaal 3,2 miljoen snelle tests
uitgevoerd. De Commissaris duidde er nog eens op dat het verwijderen
van de SRM's de beste garantie biedt voor de veiligheid van vlees. Het
blijkt dat de BSE-incidentie onder de 'fallen stock' aanzienlijke
verschillen vertoont per lidstaat. De Commissaris weet dit aan een
gebrek aan monitoring aan de kant van de lidstaten. De Commissie zal
betreffende lidstaten hierover aanschrijven. Voor wat betreft de grote
voorraden diermeel die ontstaan als gevolg van het diermeelverbod zal
de Commissie de ontwikkelingen in de lidstaten op de voet volgen.
Inmiddels komt de export van rundvlees naar derde landen weer langzaam op gang. In de intensieve contacten met derde landen wordt telkenmale uitgelegd welke maatregelen er in de EU genomen worden om te garanderen dat EU-vlees veilig is. De heer Byrne was van mening dat deze inspanningen nu vruchten beginnen af te werpen. In de KLS wordt ook aangevangen met het testen op BSE voorzover deze landen al niet begonnen zijn met testen. De Commissaris riep de delegaties op solidair te zijn met de KLS en waar mogelijk steun te bieden.
Nederland heeft van de gelegenheid gebruik gemaakt de aandacht
andermaal te vestigen op de ongelijkheid binnen de EU in de hoogte en
de vergoedingen van de BSE-testkosten en de wijze waarop deze tot
uitdrukking komen in de runderprijzen. Bij alle waardering voor de
oproep van de Commissie om nationale maatregelen te elimineren, meent
Nederland dat er aanleiding is voor concrete voorstellen van de
Commissie. Niet alleen verschillen de kosten van het testen per
lidstaat, ook de mate waarin compensatie plaatsvindt door de nationale
overheden loopt sterk uiteen. De concurrentieverschillen die daardoor
op de EU-interne markt ontstaan zijn onwenselijk, zo heeft Nederland
ingebracht. Daarenboven leiden deze verschillen in kostenstructuur tot
extra veetransporten van lidstaten waar de producenten niet
gecompenseerd worden naar buurlanden waar producenten wel
tegemoetgekomen wordt. Deze toename in diertransport is uit veterinair
oogpunt en uit dierenwelzijnsoptiek ongewenst. Nederland heeft de
Commissie gevraagd wanneer zij voornemens is voorstellen te
presenteren met als doel de testkosten te harmoniseren, aangezien de
Commissie in een eerder stadium had laten weten met een inventarisatie
van de testkosten bezig te zijn.
Verschillende lidstaten ondersteunden de inbreng van Nederland om te
komen tot een harmonisatie van kosten en vergoedingen.
Commissaris Byrne antwoordde dat de primaire bezorgdheid van de
Commissie het voedselveiligheidsaspect is. De Commissaris vergoedt 15
Euro per test, de lidstaten zelf zijn verantwoordelijk voor de manier
waarop kosten doorberekend worden en of aanvullende compensaties
gegeven worden.
Commissaris Fischler gaf nog een korte toelichting over de
marktsituatie van rundvlees. Na aanvankelijk licht herstel begin dit
jaar liep de vraag naar rundvlees in de lente weer scherp terug.
Gaandeweg was het herstel gelukkig weer ingezet, echter door het
recente BSE-geval in Griekenland is dat initiële lichte herstel weer
volledig teniet gedaan. In tegenstelling tot de situatie op de interne
markt komt de export naar derde landen weer op gang. Voor wat betreft
de nabije toekomst was de Commissaris niet optimistisch.
De heer Fischler deelde de mening van Nederland dat de verschillen in kosten van de BSE-tests tussen lidstaten grote gevolgen met zich mee brengen. Op korte termijn zal het toegezegde evaluatierapport gepresenteerd worden. Op ambtelijk niveau zal dan besproken worden welke opties er bestaan om meer eenheid in het EU-beleid te brengen. In één van de volgende Raden kan dan over het rapport en de opties een debat gehouden worden, zo sloot de heer Fischler af.
De Voorzitter concludeerde dat de Commissie een zeer volledige
toelichting had gegeven. Met belangstelling wordt het evaluatierapport
afgewacht.
Diversen
a. Toepassing van de nieuwe comitologieregels wat betreft de
verordening inzake biologische landbouw (verzoek Denemarken)
Denemarken vroeg aandacht voor het gebrek aan uitvoering van het
nieuwe comitologiebesluit. Doordat bij de verordening over
biologische landbouw de comitologieprocedure nog niet is aangepast
aan het nieuwe comitologiebesluit is het moeilijker voor de Raad
om een voorstel van de Commissie tot wijziging van één van de
bijlagen te verwerpen. De bijlage bevat de stoffen die in de
biologische landbouw zijn toegestaan.
Denemarken bracht dit punt naar voren naar aanleiding van een
voorstel dat de Commissie gepresenteerd heeft om bepaalde stoffen
toe te staan voor gebruik in de biologische landbouw. Het voorstel
van de Commissie bevat een te lange lijst met toegestane stoffen
die tot inflatie leidt van het begrip biologische producten, zo
vreest Denemarken.
Commissaris Fischler bevestigde dat het voorstel tot wijziging van
de oude comitologieprocedure er nog niet is. De reden hiervoor is
dat de Commissie de voorkeur geeft aan een horizontale regeling
waarmee tegelijkertijd 400 verordeningen aangepast kunnen worden.
De Commissie is niet van zins voor iedere verordening apart met
een regeling te komen. In het najaar wordt het voorstel van de
Commissie gepresenteerd, de heer Fischler stelde voor om dan de
discussie te voeren.
De Voorzitter ondersteunde de suggestie van de Commissaris.
b. Harmonisatie van de interne markt voor landbouw productiemethoden
(verzoek Oostenrijk)
Oostenrijk, daarin gesteund door Luxemburg, bracht in bezorgd te
zijn over het ontbreken van Europese harmonisatie op een aantal
onderwerpen. De heer Molterer duidde op de verschillende regels
die van kracht zijn in de 15 lidstaten. Deze kloof neemt alleen
maar toe als de Unie verder uitbreidt. De behoefte om te
harmoniseren neemt dus toe, zo betoogde de heer Molterer. Op een
viertal onderwerpen is het ontbreken van harmonisatie het meest
merkbaar:
+ gewasbeschermingsmiddelen en parallel importen daarvan;
+ genetisch gemodificeerde organismen (GGO's) in zaaizaden;
+ diergeneesmiddelen;
+ landbouwtrekkers.
Oostenrijk verzocht de Commissie onderzoek te doen naar de
behoefte aan harmonisatie waarbij vastgesteld dient te worden voor
welke onderwerpen en op welke wijze dat moet gebeuren. De heer
Molterer deed de suggestie om te werken aan een systeem van
basisvergunningen dat geldig is in alle lidstaten.
Commissaris Byrne ging in zijn beantwoording in op de voortgang
van de harmonisatie van het toelatingsbeleid
gewasbeschermingsmiddelen. Binnenkort zal over dit onderwerp een
verslag worden gepubliceerd, zo deelde de Commissaris mee. De
Commissaris zei voorts dat dit onderwerp binnen de Commissie nog
steeds de hoogste prioriteit heeft.
Over het onderwerp parallel import van gewasbeschermingsmiddelen
liet de Commissie weten dat het Guidance Document dat hierover
gepresenteerd wordt, binnenkort beschikbaar is.
c. Mond- en klauwzeer: stand van zaken (verzoek Verenigd Koninkrijk
(VK))
De Britse minister informeerde de Raad dat er in haar land
gemiddeld nog 3 à 4 uitbraken van MKZ per dag zijn. Deze doen zich
gelukkig allemaal voor in gecontroleerde gebieden en niet in
andere delen van het land. Inmiddels is een aantal gebieden in het
VK vrijgegeven. Mevrouw Beckett was van mening dat de situatie
zich snel verbetert.
Commissaris Byrne bracht de Raad op de hoogte van de stand van
zaken ten aanzien van MKZ in de gemeenschap. Hij deelde mee dat in
de rest van de EU geen beperkende maatregelen meer gelden. De heer
Byrne liet weten dat de Commissie zeer alert blijft met betrekking
tot de situatie in het VK. De Commissaris voegde eraan toe dat nu
ook in Turkije MKZ is geconstateerd. De aandacht mag dus niet
verslappen. Tegelijkertijd gaf hij aan de mogelijkheid onder ogen
te zien dat mettertijd export van varkensvlees uit bepaalde delen
van het VK zou kunnen worden hervat.
De heer Byrne sloot af met het toezeggen van steun van de
Commissie aan de conferentie over MKZ die op 12 en 13 december
plaatsvindt op initiatief van Nederland en het VK onder Belgisch
Voorzitterschap.
De Voorzitter dankte de Commissie. Mevrouw Neyts concludeerde dat
de solidariteit tussen het VK en de lidstaten erg belangrijk is.
Waakzaamheid blijft echter geboden; de aandacht mag niet
verslappen gezien de situatie in het VK, Turkije en andere derde
landen.
d. Organisatie van toekomstige werkzaamheden
De Voorzitter deelde mee dat behoudens onvoorziene ontwikkelingen
de Landbouwraad van 24 september niet door zal gaan.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst