Ministerie van Buitenlandse Zaken

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag Directie Sociale en Institutionele Ontwikkeling Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag Nederland
Datum 13 augustus 2001 Auteur Brechtje Paardekooper Kenmerk DSI/MY 360/01 Telefoon 070 3486032
Blad /4 Fax 070 3484883
Bijlage(n) 1 E-mail brecht.paardekooper@minbuza.nl Betreft Onderzoeksrapport "Contribution of Dutch Co-financing Organisations to Civil Society Building in Nicaragua".

Zeer geachte Voorzitter,

Zoals U bekend vinden in het kader van de financiering van het Medefinancierings-programma regelmatig evaluaties plaats onder gezamenlijke verantwoordelijkheid van de medefinancieringsorganisaties en mijzelf. Het is mij een genoegen u hierbij de vierde studie aan te bieden: het evaluatie rapport over de door de medefinancieringsorganisaties (MFO's) ondersteunde programma's op het gebied van maatschappijopbouw in Nicaragua.

Dit rapport is het tweede in een reeks van drie studies over maatschappijopbouw. Eerder is u de studie over MFO-activiteiten op het gebied van maatschappijopbouw in India toegegaan. In het najaar zal de studie over maatschappijopbouw in Mali volgen; de reeks zal worden afgesloten met een synthesestudie.

In algemene zin kan ik de bevindingen van de studie onderschrijven. De conclusies zijn helder en het rapport biedt voldoende aanknopingspunten voor verdere beleidsontwikkeling. De onderzoekers oordelen positief over zowel de relevantie als de effecten van activiteiten op het gebied van maatschappijopbouw in Nicaragua, zoals die door de medefinancieringsorganisaties (MFO's) ondersteund worden. De kanttekeningen die zij plaatsen, hebben voornamelijk betrekking op de specifieke situatie waarin de Nicaraguaanse civil society zich bevindt.

De evaluatoren concluderen dat de partnernetwerken van de MFO's zeker relevant zijn voor de Nicaraguaanse context. De MFO's behoren met hun uitgebreide programma's en partnernetwerken tot de grote donoren in Nicaragua. Hivos en Novib en in later stadium Cordaid en ICCO hebben hun partnernetwerken de afgelopen jaren grotendeels herzien en deze omvatten nu partnerorganisaties die vaak een sleutelrol spelen in het maatschappelijk middenveld van Nicaragua.

De evaluatoren schetsen een zorgelijk beeld van de situatie waarin het Nicaraguaanse maatschappelijk middenveld verkeert. De slagkracht van maatschappelijke organisaties wordt gehinderd door een aantal contextuele factoren: zwakke staatsinstellingen, een gebrek aan politieke kanalen om belangen te verdedigen, een cultuur van corruptie, het terugbrengen van sociale voorzieningen door de staat en zeer wijd verspreidde armoede. De evaluatoren signaleren dat partnerorganisaties in toenemende mate compenseren voor de verantwoordelijkheden die de staat op sociaal terrein laat liggen, en zelf bepaalde diensten gaan aanbieden. Zij ontwikkelen zich dus in de richting van dienstverlenende organisaties. Dit verzwakt de staat weer verder, en kan op de lange termijn ontwikkeling van een autonome civil society in de weg staan. De evaluatoren pleiten er dan ook voor dat de partnerorganisaties en de MFO's een lange termijn strategie uitwerken met een duidelijker visie op de rol van de staat. Met name het openen van nieuwe politieke kanalen is hierbij belangrijk.

De evaluatoren beoordelen de doelgerichtheid van de interventies als positief tot zeer positief, al tekenen ze hierbij aan dat veel effecten pas op langere termijn zichtbaar kunnen worden. De beste resultaten worden geboekt op het gebied van organisatieversterking en netwerken. Als voorbeeld noemen de onderzoekers de oprichting van het nationale netwerk CCER na de orkaan Mitch dat nu ongeveer 300 maatschappelijke organisaties bundelt. De resultaten van activiteiten op het gebied van lobby- en belangenbehartiging zijn wisselend. Een kwart van de partnerorganisaties ontplooide activiteiten op het gebied van beleidsbeïnvloeding en belangenbehartiging. Daarvan kon in de helft van de gevallen duidelijke effecten worden vastgesteld. Zo slaagden organisaties er bijvoorbeeld in wetgeving aangenomen te krijgen op het gebied van kinderrechten en van controle op mijnbouw- en houtbedrijven. Wel bleven de lobby-activiteiten -vooral in de richting van de overheid- achter bij de verwachtingen van de onderzoekers. Tenslotte beoordeelden de evaluatoren de effecten van PO's op burgerschap als veelbelovend. Partnerorganisaties droegen bijvoorbeeld bij aan het opbouwen van een dialoog tussen voormalige contras en gedemobiliseerde soldaten.

Het oordeel met betrekking tot de doelmatigheid van de partnerorganisaties is kritischer. Ongeveer één derde van de organisaties werd beoordeeld als efficiënt. Deze behaalden goede resultaten op het gebied van maatschappijopbouw tegen relatief lage kosten, en hadden een professioneel management. Eén derde werkte redelijk efficiënt, maar toonde tekortkomingen zoals hoge overhead, slechte planning of minder professionele staf. Eén derde tenslotte werd als onvoldoende of slecht beoordeeld. Dat wil niet zeggen dat er sprake was van misbruik van fondsen, maar wel dat de organisatie verbetering behoefde op zowel overhead als planning als ook het professionele niveau van de staf.

De onderzoekers stellen dat de noodzaak om efficiënt te werken door partnerorganisaties minder acuut wordt ervaren door de overvloedige aanwezigheid van donoren in Nicaragua, met name sinds de orkaan Mitch. Gemiddeld hadden de partnerorganisaties in deze studie 18 verschillende donoren. Een hoge mate van afhankelijkheid van buitenlandse donoren kan in op lange termijn contraproductief zijn voor een sterke autonome civil society, en vormt een gevaar voor de duurzaamheid van de resultaten van de organisaties.

Naast de donorafhankelijkheid noemen de evaluatoren nog enkele punten die aandacht behoeven. Zij signaleren bij de partnerorganisaties maar ook bij de MFO's een gebrek aan uitgewerkte en onderbouwde visie op maatschappijopbouw. Als gevolg daarvan ontbreekt het ook aan uitgewerkte strategieën met betrekking tot maatschappijopbouw. Daarnaast signaleren de onderzoekers een gebrek aan consensus tussen partnerorganisaties maar ook bij medefinancieringsorganisaties over wat de samenhang tussen maatschappijopbouw en armoedebestrijding precies behelst en hoe deze samenhang in praktijk benaderd moet worden. Zo is er bijvoorbeeld geen duidelijke antwoord op de vraag hoe maatschappijopbouw kan worden verbonden met het versterken van de staat, of met het verbeteren van de toegang van armen tot de markt. De Nicaraguaanse context zoals hierboven beschreven geeft aanleiding tot het stellen van de vraag wat deze samenhang precies behelst.

De evaluatoren concluderen dat de planning, monitoring- en evaluatiesystemen van de partnerorganisaties nog voor verbetering vatbaar zijn. Recentelijk zijn bij partnerorganisaties op aandringen van de MFO's planning- monitoring- en evaluatiesystemen ingevoerd, wat al een belangrijks stap in de goede richting is. Deze systemen worden echter door de partnerorganisaties meer gezien als middel om verantwoording af te leggen aan donoren dan om als organisatie van te leren. Daarnaast is er nog weinig aandacht voor effecten van activiteiten voor de doelgroep. De evaluatoren bepleiten een nieuwe benadering van monitoring en evaluatiesystemen, met meer ownership van de partnerorganisaties en duidelijker aandacht voor leren van deze evaluaties, voor transparantie, en voor participatie van de doelgroepen.

De evaluatoren oordelen tenslotte negatief over de afstemming met het Nederlandse bilaterale beleid. Er is weinig sprake van uitwisseling van informatie, en al helemaal niet van coördinatie. Dat is deels te wijten aan gebrek aan staf bij de post, maar ook aan een zeker gebrek aan vertrouwen tussen ambassade en MFO's.

De Stuurgroep Evaluatie Medefinancieringsorganisaties acht de gekozen benadering -een combinatie van desk-studies en check-lists met 13 case-studies van partnerorganisaties- zowel conceptueel als methodologisch adequaat. De kwaliteit van de verschillende deelstudies is over het algemeen bevredigend maar vertoont onderlinge verschillen. De Stuurgroep stelt dat een strakkere en scherpere evaluatie pas mogelijk is op basis van meer specifieke doelstellingen van het MFP. Het beleid van de MFO's is nu nog zeer algemeen geformuleerd, stelt ze, en een duidelijk beleidskader voor landenbeleid en partnerselectie, waaraan evaluatiecriteria zijn te ontlenen, ontbreekt. Die kritiek geldt alle vier de onderzochte MFO's, maar daarbij geldt dat NOVIB en HIVOS meer uitgesproken en explicieter zijn in de ontwikkeling van hun visie en de toepassing van een specifieker maatschappijopbouw perspectief.

Het Gemeenschappelijk Overleg Medefinancieringsorganisaties (GOM) oordeelt positief over de studie. De studie lijkt met grote zorgvuldigheid en diepgang te zijn uitgevoerd. De onderzoekers zijn erin geslaagd een werkzaam methodologisch kader te ontwikkelen dat hen in staat stelt uitspraken te doen over output, effecten en impact op verschillende terreinen van interventie die onder maatschappijopbouw kunnen worden gerangschikt.

De MFO's onderschrijven de aanbeveling dat de conceptualisering van maatschappijopbouw meer aandacht verdient. Daaronder valt ook het expliciteren van assumpties over de relatie tussen maatschappijopbouw en structurele armoedebestrijding. De kanttekeningen van de evaluatoren met betrekking tot lobby naar de staat, en het feit dat mede ten gevolge van zwakke overheidsinstanties sommige partnerorganisaties rollen hebben opgepakt die feitelijk de staat toebehoren, zijn ook voor de MFO's punten van zorg. Dit geldt eveneens voor het punt van de donorafhankelijkheid en het gevaar voor gebrek aan duurzaamheid. In het najaar heeft het GOM een seminar gepland in Nicaragua met partnerorganisaties, waar deze thema's onderwerp van discussie kunnen zijn.

De MFO's delen de zorg van de onderzoekers over het gebrek aan afstemming met de ambassade en zien voor zichzelf een rol in het gezamenlijk met hun partners vorm geven aan de rol van het maatschappelijk middenveld in het nieuwe bilaterale sectorprogramma. In dit verband is het verheugend te constateren, aldus het GOM, dat begin juni een eerste afstemmende bijeenkomst tussen de MFO's en de ambassadestaf in Managua heeft plaatsgevonden. Ook zal de ambassade aanwezig zijn op het door het GOM in september in Nicaragua geplande seminar over de onderhavige studie.

de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking

Eveline Herfkens