Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=420948


---

Nigeria/ augustus 2001

situatie in verband met asielprocedures

Directie Personenverkeer, Migratie en Consulaire Zaken

Afdeling Asiel- en Migratiezaken

Den Haag

(070) 348 45 17

9 augustus 2001

3.4.7 Bakassi 26

3.4.8 Geheime genootschappen 27

Bijlagen:

II Landkaart:Nigeria


1 Inleiding


In dit algemene ambtsbericht wordt de situatie in Nigeria beschreven, voorzover van belang voor de beoordeling van asielaanvragen van Nigeriaanse staatsburgers en de besluitvorming over terugkeer van afgewezen Nigeriaanse asielzoekers. Dit bericht beslaat de periode van april 2000 tot aan juli 2001, uitlopend in een beschrijving van de situatie aan het eind van deze periode. Hierbij wordt de volgende indeling aangehouden.

In hoofdstuk 2 wordt de historische, staatsrechtelijke en economische context geschetst en wordt ingegaan op de veiligheidssituatie en politieke ontwikkelingen sinds het vorige ambtsbericht van 7 april 2000. In hoofdstuk 3 wordt de mensenrechtensituatie voorzover van belang voor de beoordeling van asielaanvragen beschreven. Hierbij wordt aandacht besteed aan een aantal klassieke grondrechten, alsmede aan de positie van bijzondere groepen. De positie van vluchtelingen en ontheemden, inclusief het beleid daaromtrent van de ons omringende landen en van UNHCR, wordt behandeld in het voorlaatste hoofdstuk . Het ambtsbericht wordt afgesloten met een samenvatting.

Bij de opstelling van dit ambtsbericht is onder meer gebruik gemaakt van informatie afkomstig uit openbare bronnen, vergeleken en aangevuld met vertrouwelijke gegevens afkomstig van de Nederlandse Ambassade ter plaatse en van de EU-lidstaten . Voor een overzicht van de gebruikte openbare bronnen zij verwezen naar bijlage I van dit ambtsbericht.


2 Landeninformatie


2.1 Basisgegevens

2.1.1 Land en volk

Nigeria grenst aan de westkant aan Benin, aan de noordkant aan Niger en Tsjaad, en in het oosten aan Kameroen. Het land heeft het hoogste bevolkingsaantal in Afrika, een geschatte 123 miljoen , verdeeld over circa 250 bevolkingsgroepen. Hiervan zijn de belangrijkste: Hausa en Fulani (vooral in het noorden), Yoruba (in het westen), Ibo (in het oosten), Kanuri, Tiv (Benue Plateau), Edo, Nupe, Ibibio en Ijaw (in het zuiden), die samen bijna 80% van de totale bevolking uitmaken. Er is sprake van een hoge mate van verdeeldheid tussen de verschillende bevolkingsgroepen, met name tussen - grofweg - de noordelijke (overwegend moslim) en zuidelijke (overwegend christelijk). Circa 50% van de bevolking is moslim, 40% is christen . Een landkaart is opgenomen in bijlage II.

2.1.2 Geschiedenis

Nigeria werd op 1 oktober 1960 volledig onafhankelijk van het Verenigd Koninkrijk. In de grondwet van oktober 1963 werd de huidige naam, Federale Republiek Nigeria, opgenomen. Staatshoofd werd dr. Nnamdi Azikiwe. De eerste parlementsverkiezingen in 1964 leidden tot een patstelling tussen twee partijen, die beiden het recht opeisten om een regering te vormen. Dit leidde tot ernstige gewelddadigheden, waarna het leger in januari 1966 de macht greep.

Hierop volgde een periode van elkaar afwisselende militaire regimes, die, met uitzondering van een korte periode van burgerbestuur tussen 1979 en 1983, tot 1999 duurde. De autoritaire regimes rechtvaardigden zichzelf door te wijzen op de noodzaak om de interne cohesie in het land te verzekeren: het leger als de bindende factor in een land dat anders uit elkaar zou vallen. Hét voorbeeld hiervan was de burgeroorlog om Biafra. Toen de Ibo in de oostelijke regio zich in 1967 wilde afscheiden van Nigeria, greep het leger in. Pas drie jaar later werd de strijd beëindigd. Gedurende de periode van de respectievelijke militaire regimes werd de overgang naar een burgerregering verschillende malen aangekondigd, maar de datum waarop dit zou plaatsvinden, werd even vaak verschoven.

Op 1 oktober 1992 werd een nieuwe Grondwet van kracht, waarmee het verbod op politieke partijen werd opgeheven. De toenmalige junta, onder leiding van generaal Babangida, stond evenwel slechts twee politieke partijen toe uit de lijst van de door de nationale verkiezingscommissie voorgedragen politieke bewegingen, te weten de Social Democratic Party (SDP) en de National Republic Convention (NRC). In november 1992 werden presidentsverkiezingen aangekondigd voor juni 1993 en de overgang naar een burgerbestuur voor augustus 1993. De verkiezingen vonden weliswaar plaats op de geplande datum, maar de resultaten ervan werden door de junta ongeldig verklaard. Als reden werd gegeven dat sprake was geweest van corruptie en andere onregelmatigheden. Volgens internationale waarnemers waren de verkiezingen correct verlopen.

In november 1993 werd, onder druk van hoge officieren, de macht aan generaal Sani Abacha overgedragen. Deze hief onmiddellijk de twee toegestane politieke partijen alsook de Senaat en het Huis van Afgevaardigden op en verving de gouverneurs van de deelstaten en de gekozen gemeentebesturen door militairen. Ook werden de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting sterk beperkt. Evenals zijn voorgangers beloofde Abacha dat de militairen te zijner tijd het bestuur zouden overdragen aan een gekozen burgerregering.

Algemeen toenemende scepsis over de uiteindelijke bedoelingen van de machthebbers leidde opnieuw tot politieke onrust en stakingen. Een nieuwe uitdaging voor Abacha op het binnenlands politieke front werd gevormd door de National Democratic Coalition (NADECO), waarin ondanks het verbod op politieke activiteiten een tiental democratische bewegingen samenwerkten. Op 11 juni 1994 riep de veronderstelde, maar nimmer als zodanig erkende winnaar van de presidentsverkiezingen van 12 juni 1993, Moshood Abiola zichzelf uit tot president van Nigeria. Direct daarna dook hij onder. Op 23 juni 1994 werd Abiola vervolgens gearresteerd en gevangen gezet, in afwachting van een aanklacht op grond van hoogverraad. Tevens werd een groot aantal voor democratie ijverende politici zonder formele aanklacht door de veiligheidsdienst opgepakt.

Het hoogste beluitvormingsorgaan van Nigeria, de Provisional Ruling Council (PRC), dat deels uit burgers, deels uit militairen bestond, werd eind 1994 geheel gemilitariseerd. Het aantal burgers in de uitvoerende Federal Executive Council werd verminderd. De PRC, voorgezeten door generaal Abacha, regeerde per decreet en beheerste alle beslissingen inzake staatsveiligheid en democratisering. Beknotting van mensenrechten duurde voort, hetgeen leidde tot een toenemend internationaal isolement.

Ondanks wereldwijde protesten werd op 10 november 1995 de vermaarde activist dr. Ken Saro-Wiwa ter dood gebracht, na een proces dat door waarnemers als oneerlijk werd bestempeld. Dr. Saro-Wiwa, voorzitter van de Movement for the Survival of the Ogoni People (MOSOP), was samen met 16 anderen gearresteerd op verdenking van betrokkenheid bij de moord op vier traditionele Ogoni-chiefs in mei 1994. Mede in reactie op Saro-Wiwa's executie werd Nigeria's lidmaatschap van het Gemenebest opgeschort en werd een aantal internationale sancties afgekondigd.

Ondanks officiële beloftes om de macht te zijner tijd over te dragen aan een burgerbestuur, bleef de macht stevig in handen van Abacha. Diens plotselinge (natuurlijke) dood, op 8 juni 1998, bleek evenwel een keerpunt. Generaal Abdulsalami Abubakar, die het voorzitterschap van de PRC overnam, kondigde een overgangsprogramma aan dat zou leiden tot lokale, deelstaat-, parlements- en presidentsverkiezingen. De officieuze winnaar van de verkiezingen van juni 1993, Abiola, maakte hier geen deel meer van uit: een maand na Abacha overleed hij in detentie, aan de vooravond van zijn vrijlating.

Het regime van Abubakar stond uiteindelijk negen partijen toe om aan de lokale verkiezingen deel te nemen. De gestelde criteria voor deelname hadden met name betrekking op organisatorische capaciteit van de partijen en niet op politieke signatuur. De drie partijen die hierbij de meeste stemmen haalden, werd toegestaan mee te doen aan de overige verkiezingen. Dit betrof de Alliance for Democracy (AD), de All People's Party (APP) en de People's Democratic Party (PDP). De parlementsverkiezingen resulteerden in een (ruime) meerderheid voor de PDP in beide kamers van het parlement.

In de race om het presidentschap moest de gezamenlijke kandidaat van AD en APP het afleggen tegen de PDP-kandidaat, voormalig staatshoofd, generaal buiten dienst en politiek gevangene onder Abacha, Olesegun Obasanjo. Een waarnemingsmissie van de Europese Unie verklaarde dat de uitkomst, ondanks meldingen van onregelmatigheden, 'de wil van het Nigeriaanse volk' weerspiegelde; een waarnemingsmissie onder leiding van Jimmy Carter verklaarde dat het wegens de onregelmatigheden niet mogelijk was een nauwkeurig oordeel te geven over de uitkomst . Hoe dan ook, de nieuwe burgerpresident werd op 29 mei 1999 geïnaugureerd in de hoofdstad Abuja.

Na zijn aantreden kondigde president Obasanjo de instelling aan van diverse commissies om de problemen van het land aan te pakken, onder meer op het gebied van corruptie, mensenrechtenschendingen, en de ontwikkeling van de Niger-delta. Nigeria keerde terug in het Gemenebest en de internationale sancties werden opgeheven. Ten tijde van het vorige ambtsbericht (april 2000) was het proces van verankering van de democratische rechtsstaat nog in volle gang. Hoe ver Nigeria hiermee sindsdien is gevorderd, wordt beschreven in de volgende paragraaf.

2.2 Politieke ontwikkelingen

Na aanvankelijk veel kritiek te hebben gekregen, oogstte Obasanjo in de loop van het jaar 2000 steeds meer waardering. Een aantal positieve ontwikkelingen kan hier worden genoemd. In de eerste plaats is serieus werk gemaakt van het bestrijden van corruptie. Straffeloosheid van corruptie is bepaald geen vanzelfsprekendheid meer. Zo werd in juni 2000 een nieuwe anti-corruptiewet van kracht en werd in september 2000 een anti-corruptie commissie, de Independent Corrupt Practices and Other Related Offences Commission, geïnstalleerd. Deze commissie heeft brede bevoegdheden voor het onderzoeken van individuen en organisaties die van corruptie worden verdacht. In augustus 2000 werden Senaatsvoorzitter Okadigbo en twee andere hooggeplaatste functionarissen gedwongen te vertrekken. Laatstelijk werd in april 2001 nog een zevental senatoren wegens corruptie verboden een leidende functie binnen de Senaat te bekleden. Dat uitroeiing van corruptie evenwel niet op korte termijn verwacht moet worden, blijkt onder meer uit het feit dat Nigeria op een corruptie-index van de organisatie Transparency International naar de laatste plaats zakte (dat wil zeggen: het als meest corrupt geziene land).

De spanning tussen regering en parlement die Obasanjo's eerste jaar kenmerkte, bestaat nog altijd, maar heeft de aanvaarding van de begroting voor 2001 en van de controversiële wet inzake de Niger Delta Development Commission niet in de weg gestaan. Ook is de regering erin geslaagd de economie enigszins te stabiliseren. Hoewel het land nog immer grote economische problemen kent (zie onder 2.5), heeft men de inflatie kunnen terugbrengen tot minder dan 10% en gaan de hervormingen gestaag door. De regering heeft voorts veel werk gemaakt van verbetering van de buitenlandse betrekkingen, mede met het oog op verlichting van de schuldenlast. De verbeterde relatie met de VS resulteerde onder meer in het bezoek van de (toenmalige) Amerikaanse president Clinton eind augustus 2000.

Tegenover deze positieve ontwikkelingen staat een aantal zorgelijke tendensen, die volgens sommigen zelfs het voortbestaan van Nigeria als staat bedreigen. In de eerste plaats is er de toenemende islamisering van Noord-Nigeria, in het bijzonder de instelling van het strafrecht van de shari'a in een aantal deelstaten. Het eind februari 2000 gesloten akkoord tussen de federale en deelstaatregeringen om de toepassing van de shari'a op te schorten, bleek al snel een dode letter. De deelstaat Zamfara, waar de shari'a-strafwet als eerste van kracht werd, hervatte reeds in maart 2000 de toepassing van lijfstraffen. In de maanden erna volgden negen deelstaten dit voorbeeld, met inbegrip van de dichtstbevolkte noordelijke deelstaat Kano. Ondanks de spanning tussen shari'a en de grondwet heeft de federale regering tot op de dag van vandaag niet dwingend ingegrepen, internationale protesten ten spijt. Obasanjo lijkt niet te willen riskeren dat ingrijpen de religieuze tegenstellingen tussen moslims en christenen verder zal doen escaleren. Ook wil (de uit het zuiden afkomstige) Obasanjo niet het risico lopen om gezien te worden als spreekbuis van zuidelijke belangen en zich zo te vervreemden van steun uit het noorden (meer over de instelling van de shari'a in 3.3.3 en 3.3.5).

Naast de religieuze tegenstellingen bleven diverse etnische conflicten de kop opsteken, waarbij meerdere geweldsuitbarstingen plaatsvonden. De opkomst van nieuwe etnische bewegingen met jonge en militante aanhang, die in het vorige ambtsbericht werd gesignaleerd, zette zich voort. Gewelddadigheden tussen een van deze bewegingen, de Odua People's Congress, en de politie in Lagos leidde in oktober 2000 tot een verbod van deze organisaties (zie verder 3.3.2). De opkomst van deze bewegingen heeft de roep om herziening van de grondwet, in het bijzonder met betrekking tot de federale structuur c.q. de autonomie van de deelstaten van Nigeria (en daarmee de verdeling van de nationale inkomsten), versterkt. Naar verwachting zal een dergelijke herziening in elk geval niet voor de parlements- en presidents-verkiezingen van 2003 plaats hebben. President Obasanjo lijkt vooralsnog niet veel te voelen voor (formalisering van) een grotere autonomie van de deelstaten.

2.3 Veiligheidssituatie

Van tijd tot tijd laaien etnische spanningen hoog op. Niet alleen in de Niger-delta maar ook in het noorden, midden en zuid-westen van het land vinden regelmatig schermutselingen plaats, waarbij doden vallen. In bepaalde gebieden wordt het leger ingezet teneinde de orde te herstellen, hetgeen soms met harde hand plaats vindt. Ook in Lagos vinden met enige regelmaat interetnische confrontaties plaats. Hierbij is van belang dat de overheid niet alleen met harde hand (zo niet excessief) optreedt, maar ook bescherming biedt aan slachtoffers. Zo vonden in oktober 2000 circa 2000 mensen een veilig heenkomen in legerbarakken, nadat zij als gevolg van onlusten in Lagos dakloos waren geworden.

Naast etnische spanningen bestaan er in Nigeria religieuze tegenstellingen die regelmatig tot gewelddadige uitingen leiden. Dit is in de verslagperiode diverse malen voorgevallen, mede naar aanleiding van de introductie van de shari'a in een aantal noordelijke deelstaten (zie 2.2 en 3.3.5) . De onlusten waren echter minder intens dan in februari 2000, toen in enkele dagen honderden doden vielen bij rellen in de stad Kaduna.

De criminaliteit is sinds het vorige ambtsbericht niet significant afgenomen. Met name in grote steden als Lagos zijn straatgeweld en gewapende overvallen nog immer aan de orde van de dag. Op het platteland en in kleinere steden speelt dit minder. De politie is niet in staat om hier effectief tegen op te treden. Integendeel, het brute optreden van bepaalde politie-functionarissen komt de veiligheid niet ten goede. Speciale eenheden die zijn opgericht om de zware criminaliteit te bestrijden, zijn beschuldigd van excessief geweld. Daarnaast zijn op tal van plaatsen burgerwachten ingesteld, die de rol van de politie (en van de rechter) overnemen. Hoewel populair bij de lokale bevolking, die ze als effectiever dan de politie beschouwt, kunnen deze burgerwachten verantwoordelijk worden gehouden voor talrijke buitengerechtelijke executies dan wel moorden (zie 3.3.9).

Ondanks deze ernstige handhavingsproblemen van de politie kan worden gesteld dat de autoriteiten voortdurend pogingen ondernemen om misdaad tegen te gaan. In juli 2000 werd melding gemaakt van een pakket van maatregelen dienaangaande. In november 2000 werd bekend dat het leger de politie in Lagos zou gaan assisteren bij het handhaven van de orde. De deelstaatautoriteiten van Lagos verzochten zelfs toestemming aan de federale overheid om een eigen politiemacht op te zetten, in de plaats van de federale politie. In juni 2001 kondigde de politiechef van Lagos aan dat overvallers die op heterdaad betrapt worden, ter plekke dienen te worden neergeschoten. Nog niet duidelijk is of dit letterlijk wordt genomen.

2.4 Staatsinrichting

Nigeria is een federale republiek, bestaande uit 36 deelstaten en de Federal Capital Territory (Abuja, sinds 1991 de hoofdstad). De huidige Grondwet, van kracht sinds 31 mei 1999, stipuleert de scheiding der machten als volgt:


- De wetgevende macht ligt bij de Nationale Vergadering (National Assembly), bestaande uit een Senaat met 109 leden en een Huis van Afgevaardigden met 360 leden. Leden van beide huizen worden direct gekozen voor een termijn van vijf jaar. Daarnaast kent elke deelstaat een House of Assembly, waarvan de leden ook direct worden gekozen.


- De uitvoerende macht ligt bij de president en de uit meer dan 40 ministers bestaande Federale Uitvoerende Raad (Federal Executive Council). De president wordt direct gekozen voor een termijn van vier jaar. Ministers worden benoemd door de president. Naast de federale regering in Abuja spelen de regeringen op deelstaat-niveau een belangrijke rol. De gouverneurs van de deelstaten worden direct gekozen. Deze benoemen dan de Commissioners of the State Government, de ministers op deelstaatniveau.


- De rechterlijke macht, ten slotte, wordt gevormd door een pluriform stelsel van rechtbanken, met op federaal niveau een Supreme Court, een Court of Appeal en een Federal High Court. Op deelstaat-niveau zijn daar nog de High Courts, Sharia Courts en de Customary Courts of Appeal. Behalve binnen deze formele structuur wordt er op lokaal niveau ten aanzien van bepaalde facetten recht gesproken door (onder meer) traditionele hoofden en bepaalde religieuze functionarissen.

2.5 Economische situatie

De Nigeriaanse economie is sterk onderontwikkeld als gevolg van jaren van politieke instabiliteit, corruptie en het gevoerde macro-economische beleid. De respectievelijke militaire regeringen waren er niet in geslaagd de economie te diversifiëren en de afhankelijkheid van olie-opbrengsten te verminderen. Op de internationale ranglijst voor sociale ontwikkeling, de Human Development Index, staat Nigeria op de 136 plaats (van de 162 landen) . De buitenlandse schuld is met ruim 30 miljard dollar nog immer enorm. De koopkracht van de gemiddelde Nigeriaan is laag, ook vergeleken met andere landen in Sub-Sahara Afrika , inkomensverschillen zijn zeer groot en de gezondheidszorg en het onderwijs zijn vrijwel ingestort. Tweederde van de bevolking leeft beneden de armoedegrens. Vele Nigerianen hebben meerdere banen of drijven handel, om zo het hoofd boven water te houden.

Ondanks deze misère zijn de macro-economische prognoses redelijk positief. De hoge olieprijzen hebben hierin een belangrijk aandeel. De inflatie is, zoals gesteld, onder controle en de verwachte groei van het bruto nationaal product voor 2001 bedraagt 3,5%. De nieuwe regering voert een ambitieus pakket hervormingen uit, dat een combinatie te zien geeft van enerzijds liberalisering en privatisering en anderzijds een actieve rol voor de publieke sector. Gelet op de bevolkingsgroei van 2-3% en het feit dat groei slechts in bepaalde sectoren (energie, overheid) plaats heeft, zullen concrete resultaten van deze hervormingen voor de gewone man naar verwachting pas op langere termijn zichtbaar worden .


3 Mensenrechten

3.1 Inleiding

De verbetering van de mensenrechtensituatie sinds het eind van de militaire dictatuur heeft zich in de verslagperiode bestendigd. Tegelijkertijd zijn er nieuwe spanningen aan de oppervlakte gekomen, die de mensenrechtensituatie negatief beïnvloeden. In het nu volgende hoofdstuk wordt een aantal aspecten van de mensenrechtensituatie beschreven, te weten wettelijke waarborgen en toezicht (3.2), de naleving dan wel schending van een aantal grondrechten (3.3) en de mensenrechtensituatie van een aantal specifieke groepen (3.4).

3.2 Waarborgen en toezicht

Nigeria is partij bij de belangrijkste mensenrechtenverdragen , inclusief het Verdrag inzake de Burger- en Politieke Rechten. Er zijn nog geen rapporten van de diverse verdragscomités over de periode van de nieuwe burgerregering verschenen. Binnen de internationale gemeenschap prevaleert steun aan de verbeteringen die onder de burgerregering tot stand zijn gekomen. Naar aanleiding van toepassing van een lijfstraf die werd toegepast op een 17-jarig meisje in de deelstaat Zamfara in januari 2001, protesteerden Canada en de EU bij de federale regering, wegens schending van haar mensenrechtelijke verplichtingen (zie ook 3.3.5).

Op nationaal niveau is een groot aantal waarborgen opgenomen in de grondwet. De rechterlijke macht ziet toe op naleving hiervan. In de praktijk heeft dit beperkingen (zie 3.3.5). Daarnaast wordt toezicht op naleving van de mensenrechten gehouden door de (gouvernementele) National Human Rights Commission. Ook van deze commissie is de onafhankelijkheid niet geheel boven twijfel verheven. Daarnaast bestaat toezicht door een aantal non-gouvernementele organisaties, waaronder de Constitutional Rights Project, de Civil Liberties Organisation en de Centre for Law Enforcement Education. Zij worden door de huidige regering niet gehinderd in hun werk. Tot slot wordt verwezen naar de door president Obasanjo ingestelde Human Rights Violations Investigations Commission. Deze commissie onderzoekt, naar het voorbeeld van de Zuid-Afrikaanse Truth and Reconciliation Commission,mensenrechtenschendingen, gepleegd in de periode 1966 tot 29 mei 1999. De commissie begon haar hoorzittingen in oktober 2000 (zie verder 3.4.5).

3.3 Naleving en schendingen

Hieronder volgt een beschrijving van de naleving dan wel schending in Nigeria van een aantal klassieke grondrechten.

3.3.1 Vrijheid van meningsuiting

In het verleden gedetineerde journalisten zijn inmiddels vrijgelaten, waaronder Niran Malaolus, hoofdredacteur van het kritische dagblad Diet die in maart 1999 gratie kreeg. De prominente dissident, schrijver en Nobelprijswinnaar Wole Soyinka bezocht Lagos in oktober 1998, na vier jaar ballingschap in het buitenland. In kranten en andere media wordt gretig gebruik gemaakt van de relatief grote persvrijheid. Sinds het aantreden van Obasanjo is niettemin een klein aantal gevallen bekend van journalisten die problemen van de autoriteiten hebben ondervonden, in de vorm van bedreigingen, huiszoekingen, en korte detentie. Met name van de zijde van deelstaat-autoriteiten zou de persvrijheid om politieke redenen zijn beknot . Hierbij kunnen commune delicten zoals smaad ten laste worden gelegd. Zo werd begin juni 2001 nog melding gemaakt van de arrestatie van een uitgever van een weekblad in Lagos, dat in een artikel de vermeende exorbitante vergoedingen van de president voor diens reizen aan de kaak stelde. Hij zou na zijn arrestatie onder zware politiebewaking naar Abuja zijn overgebracht.

3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering

Na de dood van generaal Abacha (in juni 1998) werden politieke gevangenen vrijgelaten, onder wie het huidige staatshoofd Obasanjo. Beperkingen op partijvorming werden opgeheven. Op technische gronden werden uiteindelijk drie partijen toegestaan aan de verkiezingen deel te nemen ( zie 2.1.2). Dit wil evenwel niet zeggen dat politieke activiteiten voor andere partijen tot vervolging zouden leiden. Er worden voortdurend nieuwe partijen opgericht, maar of die aan (komende) verkiezingen zullen mogen meedoen is nog de vraag. De regels met betrekking tot registratie van partijen worden thans herzien.

Naast politieke partijen kent Nigeria een rijke schakering aan verenigingen en non-gouvernementele organisaties, die over het algemeen niet gehinderd worden. Er zijn geen aanwijzingen dat de overheid politieke activiteit op systematische wijze beperkt. Wel zijn er in de verslagperiode berichten verschenen van specifieke beperkingen door de federale dan wel deelstaat-autoriteiten. Deze komen hieronder aan de orde.

In het vorige ambtsbericht werd melding gemaakt van de opkomst van militante, op etnische basis georganiseerde bewegingen, zoals de Odua People's Congress, de Movement for the Actualisation of the Sovereign State of Biafra, de Arewa People's Congress, de Ijaw Youth Council, de Bakassi Boys, en de Egbesu Boys of Africa, die elk voortkomen uit diverse etnische groepen. Wat ze gemeen hebben is hun boodschap van etnisch bewustzijn en hun militante bestrijding van misdaad en 'morele teloorgang'. De opkomst van deze bewegingen weerspiegelt de roep om een lossere federatie en sterkere regionale overheden. Naar aanleiding van gewapende confrontaties tussen leden van het Odua's People's Congress (OPC) met politie en leger (zie hieronder) zijn de OPC en soortgelijke bewegingen in oktober 2000 door de federale autoriteiten verboden verklaard. Aan dit 'verbod' is evenwel geen juridisch gevolg gegeven en het wordt ook niet streng gehandhaafd door middel van een actief opsporings- en vervolgingsbeleid, tenzij men in verband wordt gebracht met gewelddadigheden.

De OPC werd in 1994 opgericht door Frederick Fasehun om 'de belangen te beschermen' van de circa 20 miljoen Yoruba in Nigeria. De doelstelling is zelfbeschikking van de Yoruba, hetzij in de vorm van een verregaande vorm van autonomie van het zuid-westen van Nigeria binnen de federale republiek, hetzij door afscheiding van dit deel van Nigeria. De Yoruba zouden in het huidige Nigeria economisch, sociaal en cultureel gediscrimineerd c.q. bedreigd worden door de noordelijke Hausa; 'onorthodoxe middelen' zouden nodig zijn om de Yoruba hiertegen te beschermen, aldus de secretaris-generaal . Dergelijke discriminatie van Yoruba kan dezerzijds overigens niet bevestigd worden.

De OPC geeft lidmaatschapskaarten uit en vraagt contributie van haar leden. Het leiderschap wordt gevormd door de "Wijze Zeven", voorgezeten door Fasehun en geadviseerd door een groep van 16 oudsten. Verder kent de OPC een nationale conventie (National Convention) en een nationale uitvoerende raad (National Executive Council), alsmede een gewapende tak, de Esho genaamd.

Eind 1999 ontstonden er scheuren in de OPC. Een factie onder leiding van Ganiyu Adams beschuldigde Fasehun van uitverkoop van de separatistische idealen en begon een militant offensief. Adams zelf wordt sinds januari 2000 door de politie gezocht wegens moord, brandstichting en mishandeling van twee politie-agenten. Er is een groot aantal incidenten bekend van (vermoedelijk) door OPC-leden gepleegde gewelddadigheden en van botsingen tussen OPC-leden en de politie . De politie trad hierbij hard op, hierin gesteund door het mandaat om zonodig vuurwapens gericht te gebruiken ('shoot-on-sight') . Dit wil evenwel niet zeggen dat er een actief opsporingsbeleid werd gevoerd, laat staan dat het enkele lidmaatschap het risico van standrechtelijke executie met zich mee bracht.

In oktober 2000 kwam het weer tot een treffen tussen militante Yoruba's en Hausa's. Na vier dagen van rellen in Lagos, waarbij circa honderd doden vielen, kondigden de autoriteiten aan de OPC te verbieden en de leiders te arresteren. De voorzitter, Fasehun, werd direct gearresteerd, maar later op borgtocht vrijgelaten. Er loopt in deelstaat Kano nog een aanklacht tegen hem wegens moord; de uitkomst is nog niet bekend. Andere leiders zoals secretaris-generaal Ogundamisi en hogergenoemde factieleider Adams, zijn nog voortvluchtig. De politie deed een groot aantal invallen in huizen van vermeende OPC-leden, waarbij vernielingen en mishandelingen zouden hebben plaatsgehad . Van de honderden verdachten die toen gearresteerd werden, zat volgens OPC-bronnen in juni 2001 nog 60% vast, waarvan de meeste in afwachting van een formele tenlastelegging. Eind juli 2001 werd een honderdtal OPC-leden vrijgelaten . Hieruit kan worden afgeleid dat er minimaal nog enkele tientallen worden vastgehouden.

Er is een onafhankelijke commissie opgericht die de rellen van oktober 2000 moet onderzoeken. Deze commissie is nog niet tot een uitspraak gekomen. Het is mogelijk dat de commissie tot een lijst komt met OPC-leiders die gezocht zullen worden wegens hun deelname aan de onlusten. Tegelijkertijd zijn er van de kant van de deelstaatautoriteiten van Lagos stemmen opgegaan om de OPC een rol te geven in het bestrijden van de misdaad, om de overbelasting van de politie te verminderen en effectiever tegen misdaad op te kunnen treden. De federale autoriteiten zijn hier echter zeer op tegen. Dit onderstreept de dubbelzinnige houding van 'de overheid' ten aanzien van de OPC

De OPC moet onderscheiden worden van de Afinefere, eveneens een Yoruba beweging, die in tegenstelling tot de OPC geen geweld hanteert (en niet verboden is). Leider is senator Abraham Adesanya.

Een ander voorbeeld van een organisatie die in de verslagperiode van zich deed spreken is de Movement for the Actualisation of the Sovereign State of Biafra (MASSOB). Deze organisatie stelt de Ibo-bevolkingsgroep te vertegenwoordigen en streeft naar een onafhankelijke staat in zuid-oost Nigeria. De leider, Ralph Uwazurike, werd in maart 2000 korte tijd vastgehouden. In mei 2000 zouden twee aanhangers gedood en 54 aanhangers door de politie gearresteerd zijn, na het planten van de vlag van Biafra in de plaats Aba in de deelstaat Abia. De arrestanten werd verraad en 'onwettige vergadering' ten laste gelegd. De rechter op deelstaatniveau schrapte de aanklacht voor wat verraad betreft, omdat hij zich niet bevoegd achtte om een federaal delict te beoordelen. Op grond van de resterende aanklacht werden de arrestanten op borgtocht vrijgelaten. In de naburige deelstaat Imo en in Lagos zou de politie excessief geweld hebben gebruikt tegen MASSOB-aanhangers, tijdens protesten tegen de detentie van mede-aanhangers . In februari 2001 werd bericht dat de politie het hoofdkwartier van MASSOB in de plaats Okigwe had vernietigd en de leider en negen aanhangers had gearresteerd. Zij zouden zijn beschuldigd van 'verstoring van de openbare orde, aanzetten tot en gebruik van vuurwapens en een poging om een illegale republiek op te zetten' .

Eveneens in het Zuid-Oosten deed een andere militante groepering, de Bakassi Boys, van zich spreken. In maart 2001 werd de leider, Gilbert Okoye, gearresteerd in de plaats Onitsha, op verdenking van moord op een bekende lokale politicus. Grote delen van de bevolking, inclusief een aantal politici, zien de Bakassi Boys - anders dan de politie - als een effectieve en betrouwbaar misdaadbestrijder . In de deelstaat Anambra zouden de autoriteiten de Bakassi Boys zelfs betalen .

De situatie in de Niger-delta, in het bijzonder in Ogoniland, is sinds de komst van het burgerbewind verbeterd, maar nog immer gespannen. In september 1998 waren de resterende Ogoni politieke gevangenen vrijgelaten, die sinds 1994 vastzaten op verdenking van betrokkenheid bij de moord op vier Ogoni chiefs (zie 2.1). De voorzitter van de MOSOP, Ledum Mitee, keerde in oktober 1998 terug uit ballingschap. Sinds de komst van het burgerbewind is geen sprake meer van (stelselmatige) vervolging van (actieve) leden van MOSOP dan wel van de jongerenafdeling National Youth Council of the Ogoni People (NYCOP). Dit laat echter onverlet dat spanningen tussen de overheid en de Ogoni-beweging, alsook spanningen binnen deze beweging, soms hoog oplopen als gevolg van conflicten over de verdeling van hulpbronnen (waaronder de olieopbrengsten). In april 2000 deden zich onlusten voor in Ogoniland als gevolg van onenigheid binnen de Ogoni-gemeenschap over een wegenbouw-project. De onenigheid escaleerde toen de politie zich in het conflict mengde. Er vielen vijf doden en negen politie-agenten raakten gewond. Een aantal mensen, waaronder MOSOP-leider Mitee, werd vervolgens gearresteerd op beschuldiging van brandstichting en vernieling. Na vijf dagen werd hij vrijgelaten, op voorwaarde dat hij zich ter beschikking zou houden van justitie. Ook alle andere arrestanten werden binnen drie weken op borgtocht vrijgelaten. Het is (nog) niet tot een proces gekomen. Mitee treedt regelmatig in het openbaar op en wordt niet door de overheid gehinderd.

In een aantal deelstaten zijn berichten gemeld van arrestatie en detentie van politici die op deelstaatniveau tot de oppositie behoorden. Zij werden beschuldigd van commune delicten, maar volgens sommigen lagen politieke motieven ten grondslag aan de beschuldigingen. Amnesty International heeft de bezorgdheid geuit dat het strafrecht door de autoriteiten misbruikt zou worden om de vrijheid van meningsuiting en van vereniging te beperken . Hier staat tegenover dat de rechterlijke macht tot dusverre blijk heeft gegeven van een redelijk onafhankelijk oordeel.

3.3.3 Vrijheid van godsdienst

In het noorden van Nigeria zijn moslims veruit in de meerderheid, in het zuiden christenen. Het middengedeelte, de zogenaamde Middle Belt, is gemengd. Om de hieruit voortvloeiende spanning te beteugelen, werd reeds in de eerste Grondwet opgenomen dat Nigeria een seculiere staat zou zijn, zonder staatsgodsdienst.

Het regime van Abacha werd met een opkomend shi'itisch fundamentalisme geconfronteerd. Een aantal shi'itische moslims die ijverden voor een islamitische staat werd in 1996 gearresteerd, waaronder de leider van de Muslim Brotherhood in Nigeria, Ibrahim El-Zakzaky. Deze werd uiteindelijk onder het bewind van Abubakar in december 1998 vrijgelaten. Gedurende het afgelopen jaar werden ook de resterende aanhangers van de Muslim Brotherhood in detentie vrijgelaten .

Ook in de huidige Grondwet (van mei 1999) wordt de vrijheid van godsdienst gegarandeerd, hetgeen in principe gerespecteerd wordt. Er is geen sprake van vervolging van de zijde van de overheid op religieuze gronden. Christenen en moslims leven in het dagelijks leven meestal vreedzaam naast elkaar. Deze situatie is gedurende de verslagperiode evenwel in toenemende mate onder druk komen te staan als gevolg van de invoering van de islamitische wetgeving (shari'a) in een aantal noordelijke deelstaten (zie 3.3.5). De shari'a is niet van toepassing op het christelijke volksdeel . Wel worden christenen in de deelstaten waar de shari'a wordt toegepast op bepaalde vlakken in hun doen en laten beperkt, bijvoorbeeld door de scheiding van de seksen in het openbaar vervoer en door het verbod op alcohol en prostitutie . Ook is in een aantal noordelijke deelstaten een algeheel verbod afgekondigd op bekeringsactiviteiten, om de interreligieuze spanningen niet verder te laten escaleren. De Speciale Rapporteur van de VN inzake Religieuze Intolerantie heeft de Nigeriaanse regering verzocht om een uitnodiging. Dit kan worden gezien als een signaal van bezorgdheid van de kant van de VN.

De achtergrond van de radicalisering ligt voor een deel in de ontevredenheid bij de (overwegend islamitische) bevolking over de geldende wet- en regelgeving. In de ogen van velen biedt de 'koloniale' wetgeving geen bescherming tegen zedenverval en corruptie; alleen islamitische wetgeving zou deze problemen kunnen oplossen. Daarnaast spelen ook politieke beweegredenen een rol. Onder diegenen die ijveren voor de shari'a zijn veel politici die zich verzetten tegen toenemende invloed vanuit de hoofdstad Abuja op het lokale bestuur. Hierbij speelt ook de door president Obasanjo gevoerde strijd tegen corruptie een rol. De shari'a biedt aan lokale politici de mogelijkheid het centraal gezag op afstand te houden. Dit, alsmede een grotere mate van vrijheid, zouden kunnen verklaren waarom deze tendens van roep om de shari'a juist sinds het aantreden van de nieuwe regering van zich doet spreken. Overigens lijkt de bevolking in het noorden de shari'a niet als probleem te zien. De kritiek erop komt met name uit het zuiden.

3.3.4 Bewegingsvrijheid

Er wordt van overheidswege geen beperking gesteld aan de bewegingsvrijheid binnen Nigeria. Er bestaat geen identificatieplicht. Er wordt (reeds jaren) gewerkt aan een nationale identiteitskaart. De vrijheid om buiten Nigeria te reizen is wettelijk geregeld in de paspoortwet van november 1998. Sinds deze datum wordt een nieuw model paspoort afgegeven. Meer informatie over documentkwesties is te vinden in een binnenkort uit te brengen ambtsbericht 'legalisatie en verificatie met betrekking tot Nigeria'.

Er bestaan directe lijnvluchten naar Europa vanuit Abuja, Lagos, Port Harcourt en Kano.

3.3.5 Rechtsgang

Nigeria kent een complex rechtssysteem dat tot op zekere hoogte functioneert. De snelheid van de rechtsgang is echter een probleem, mede gelet op de erbarmelijke situatie in veel gevangenissen. Veel verdachten wachten al jaren in detentie op hun proces. Sommige lokale overheden beginnen dit probleem aan te pakken, bijvoorbeeld door verdachten te laten horen in de gevangenis zelf, of door het bouwen van rechtszalen bij de gevangenis. Niettemin blijft de capaciteit van de rechterlijke macht zowel qua mankracht als qua faciliteiten ontoereikend . Daarnaast wordt de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht in Nigeria beperkt door corruptie. Leden van met name de lagere rechtbanken kunnen gevoelig zijn voor omkoping. Op het niveau van de Court of Appeal en de Supreme Court is de kans op (succesvolle) omkoping echter vrijwel nihil .

Het Nigeriaanse strafrecht kent twee stelsels die naast elkaar bestaan. In het zuiden geldt de Criminal Code, in het Noorden de (strengere) Penal Code. Dit verschil komt voort uit de traditionele verdeling tussen het islamitische noorden en het christelijke zuiden. De federale politie is eraan gehouden om verdachten over te brengen naar de plaats waar het delict gepleegd is. Op andere rechtsgebieden geldt wel een voor geheel Nigeria uniform systeem.

Op 27 oktober 1999 kondigde de gouverneur van de noordelijke deelstaat Zamfara, Ahmed Sani, de invoering van het strafrecht van de islamitische wetgeving (shari'a) aan, kennelijk met brede steun van de overwegend islamitische bevolking. De shari'a werd er formeel van kracht op 27 januari 2000. Er werden drie shari'a rechtbanken geïnstalleerd, die -naast gebruikelijke civiele kwesties- ook (straf)zaken zoals alcoholgebruik en seks voor het huwelijk behandelen.

Invoering van het strafrecht van de shari'a staat op gespannen voet met de Grondwet, die het bereik van islamitische wetgeving beperkt tot het civiele recht. De mogelijke invoering van de shari'a in andere delen van Nigeria leidde tot grote maatschappelijke onrust. In reactie op de massale onlusten in Kaduna in februari 2000 sprak president Obasanjo zich er op 27 februari 2000 voor het eerst over uit, in die zin dat hij de mogelijkheid van amputatie en steniging veroordeelde. Vervolgens werd na overleg tussen president en de gouverneurs van alle deelstaten op 29 februari 2000 besloten de invoering c.q. handhaving van de strafrechtelijke aspecten van de shari'a voor onbepaalde duur op te schorten. Dit akkoord bleek geen lang leven beschoren. In maart 2000 werd in Zamfara een handamputatie uitgevoerd bij een man veroordeeld wegens diefstal van een koe. De gouverneur verklaarde vervolgens enkele weken later dat toepassing van de shari'a onontkoombaar was. Sindsdien is een beperkt aantal lijfstraffen uitgevoerd, waaronder een straf van honderd stokslagen aan een 17-jarig meisje, dat veroordeeld was wegens seks voor het huwelijk, in januari 2001, en een handamputatie wegens fietsendiefstal, in mei 2001.

Negen andere deelstaten volgden het voorbeeld van Zamfara en kondigden invoering van de shari'a aan: achtereenvolgens Sokoto (mei 2000), Yobe en Borno (augustus 2000), Katsina (september 2000) en Jigawa, Kano en Kebbi (november 2000) en Bauchi (juni 2001). In Kaduna nam het parlement in februari 2001 een afgezwakte vorm aan, waarin alleen de lagere rechtbanken de shari'a zullen toepassen . De wetgeving dienaangaande zal naar verwachting in november 2001 van kracht worden. In de deelstaat Gombe is wetgeving in voorbereiding. In de deelstaat Niger werd de wetgeving geïntroduceerd, maar vervolgens onder druk van de federale regering weer teruggetrokken. Wel werd de verkoop van alcohol er aan banden gelegd. Deelstaten met een islamitische meerderheid als Adamawa, Nassarawa, Kogi en Kwara hebben geen plannen richting shari'a kenbaar gemaakt.

Handhaving van de shari'a verschilt per deelstaat. Zo riep in april 2001 de National Council of Ulamas (het college van de hoogste islamitische geestelijken in het land) de desbetreffende deelstaten op om handhaving serieus ter hand te nemen. Volgens deze raad was Zamfara de enige deelstaat waar de shari'a adequaat werd toegepast . Naast Zamfara lijken ook Kano en Katsina handhaving redelijk serieus te nemen. De meeste shari'a deelstaten hebben een separaat handhavingsorgaan in het leven geroepen (in de deelstaat Kano de Kano State Independent Hisba geheten, in de deelstaat Zamfara bekend onder de naam Yan'Agaji). De federale politie ziet niet toe op handhaving van de shari'a. De wetgeving, opsporing en vervolging geldt alleen in de desbetreffende deelstaat. Men kan zich dus aan de shari'a onttrekken door zich elders in Nigeria te vestigen.

De vraag of de invoering van het strafrecht van de shari'a ongrondwettelijk is, is nog immer niet gezaghebbend beantwoord. NGO's die vorig jaar rechtzaken aanspanden tegen de shari'a, werden niet ontvankelijk verklaard. Verwacht wordt dat nieuwe zaken zullen worden aangespannen. De kans dat de federale regering dwingend zal ingrijpen tegen de desbetreffende deelstaten wordt klein geacht.

3.3.6 Arrestaties en detenties

Decreten met betrekking tot arrestatie en detentie die zijn uitgevaardigd door de voormalige militaire regimes zijn ingetrokken of worden, voorzover bekend, niet meer toegepast. Met name wordt in dit verband verwezen naar het State Security (Detention of Persons) Decree No.2 (1984), dat onbeperkte detentie zonder aanklacht toestond. Met het van kracht worden van de nieuwe Grondwet in mei 1999 werden alle decreten die daarmee in strijd waren, nietig verklaard. In artikel 35 van de Grondwet worden de omstandigheden waarin een individu van zijn vrijheid mag worden beroofd, uitvoerig beschreven. Dit wordt in de praktijk evenwel niet altijd gerespecteerd. Er is een aantal gevallen bekend van detentie zonder aanklacht (onder meer de in 3.3.2 genoemde OPC-leden) of gevallen waarin toegang tot rechtsbijstand of familie en de mogelijkheid van borgtocht willekeurig werden geweigerd .

3.3.7 Mishandeling en foltering

Excessief politiegeweld, onder meer tijdens demonstraties, is door het nieuwe regime als probleem onderkend en er worden inspanningen verricht om dit aan te pakken. In september 1998 bijvoorbeeld besloot generaal Abubakar om 10 hoge politie-functionarissen wegens wangedrag met pensioen te sturen. Anderen werden om dezelfde reden met pensioen gestuurd op advies van een disciplinaire commissie. Ook wordt er geïnvesteerd in betere training van politie-personeel. Niettemin blijft het vermogen van de politie om overeenkomstig internationale maatstaven de wet te handhaven een punt van zorg. Dit geldt overigens evenzeer voor het leger, dat met name in de Niger-delta willekeurig geweld heeft gebruikt in pogingen om de orde te herstellen (zie ook 3.4.3).

De situatie in gevangenissen is nog steeds zorgelijk, onder meer wegens gebrek aan drinkwater, voldoende voedsel en sanitaire en medische voorzieningen en wegens een hoge mate van overbezetting. Het probleem wordt thans onderkend. De regering tracht de situatie te verbeteren door een hervormingsprogramma (de Prisons Reform Special Rehabiliation Programme), waarvoor een bedrag van ruim 24 miljoen dollar is toegekend (en waarvan in juni 2001 reeds 21 miljoen dollar was uitgegeven). Ook zijn in de verslagperiode diverse malen enkele honderden gevangenen vrijgelaten.

3.3.8 Doodstraf

Het Nigeriaanse strafrecht laat de mogelijkheid van de doodstraf open wegens moord, gewapende overval, illegaal wapenbezit, hoogverraad en desertie in oorlogstijd. Tijdens het overgangsregime van Abubakar hebben speciale militaire tribunalen nog de doodstraf opgelegd. Deze tribunalen zijn inmiddels ontbonden. Aangezien executies in de beslotenheid van gevangenissen worden uitgevoerd is niet duidelijk of sinds het aantreden van de burgerregering nog executies hebben plaatsgevonden. Advocaten schatten dat er in 1999 circa 40 personen ter dood zijn veroordeeld, maar officiële cijfers zijn niet voorhanden. Er zijn geen berichten bekend dat de doodstraf is uitgevoerd. President Obasanjo heeft te kennen gegeven tegen de doodstraf te zijn en heeft in januari 2000 ten aanzien van een aantal ter dood veroordeelden (gedeeltelijke) amnestie verleend .

3.3.9 Buitengerechtelijke executies en moorden

Tijdens pogingen om de orde te herstellen heeft de overheid in voorkomende gevallen excessief geweld gebruikt, waarbij ook doden zijn gevallen. Onder meer uit de Niger-delta zijn berichten gekomen van grof politiegeweld ter bescherming van (personeel van) olie-installaties. Zo werden in oktober 2000 negen (gewapende) jongeren gedood bij hun aanval op een olieplatform in de deelstaat Bayelsa, toen politie en marinepersoneel zonder waarschuwing het vuur openden. Dit voorbeeld illustreert dat overheidsgeweld niet zonder reden wordt gebruikt, maar wel disproportionele vormen kan aannemen.

Er zijn gevallen bekend van standrechtelijke executies door politie en leger, zowel tijdens etnische onlusten als tijdens de arrestatie van criminelen. Ook leden van onofficiële, gewapende burgerwachten zouden zich schuldig hebben gemaakt aan buitengerechtelijke executies van verdachten. Dergelijke burgerwachten zijn georganiseerd door (de in 3.3.2 genoemde) militante etnische bewegingen, maar ook door associaties van handelaren, die zo hun zaken proberen te beschermen. Zo zou de burgerwacht van de Onitsha Traders Organisation bij een operatie in januari 2000 niet minder dan 70 vermeende overvallers hebben gedood . Daarnaast zijn er tal van berichten van straatgeweld, waarbij vermeende criminelen werden gedood door een menigte. De politie staat dit niet toe maar is niet altijd in staat dit te voorkomen.

3.4 Positie van specifieke groepen

Hieronder wordt een beschrijving gegeven van de mensenrechtensituatie van een aantal specifieke groepen, achtereenvolgens: vrouwen, minderjarigen, etnische groepen en minderheden, Abacha-aanhangers, en dienstweigeraars en deserteurs, voorzover relevant in verband met dit bericht. Ook wordt ingegaan op een drietal specifieke onderwerpen, te weten: mensensmokkel en prostitutie vanuit Nigeria; de situatie in het door Nigeria en Kameroen betwiste Bakassi; en de positie van geheime genootschappen, zoals de Ogboni.

3.4.1 Vrouwen

De positie van vrouwen in Nigeria is, zoals in veel ontwikkelingslanden, niet rooskleurig te noemen. Nigeria is partij bij de Conventie voor de Uitbanning van alle vormen van Discriminatie van Vrouwen en het verbod op discriminatie is in de Grondwet opgenomen. Vrouwen kunnen de bescherming van de autoriteiten inroepen tegen geweld of discriminatie. Die mogelijkheid wordt in de praktijk vaak begrensd door traditionele normen van wat als toelaatbaar wordt gezien, alsook door de kosten van een gang naar de rechter.

De overheid heeft zich uitgesproken tegen een aantal 'schadelijke traditionele praktijken', waaronder vrouwenbesnijdenis (female genital mutilation, FGM), en steunt, samen met non-gouvernementele organisaties, bewustwordingsprojecten over de gevaren van FGM. Deze praktijk is nog altijd wijdverbreid in (delen van) Nigeria maar zeker niet universeel . Hierbij zijn met name regionale verschillen van belang. Het percentage vrouwen dat FGM heeft ondergaan in de noordelijke deelstaat Yobe wordt geschat op 0,6% tegen 98,7% in de zuidelijke deelstaat Osun . Ook is er een grote geografische variatie in het type FGM dat wordt toegepast. In bijna 90% van de gevallen gaat het om FGM van het Type I en II, het verwijderen van de clitoris en geheel of gedeeltelijk de kleine schaamlippen. De nog meer ingrijpende Types III en IV komen volgens dezelfde bron voor in 10,4% respectievelijk 1,9% van de gevallen. Ook de leeftijd waarop FGM wordt toegepast varieert, van een week oud tot het moment waarop een vrouw haar eerste kind baart. Moeders kunnen hun jonge dochter aan deze praktijk onttrekken als zij dit wensen, met name in de grotere steden (zij het dat het per geval zal verschillen in hoeverre men een nieuw bestaan kan opbouwen). In de deelstaten Bayelsa, Cross River, Delta, Edo, Ogun, Osun en Rivers is FGM strafrechtelijk verboden. Ook op federaal niveau is een wetsvoorstel ingediend dat tot doel heeft FGM tegen te gaan; dit voorstel is nog niet door het parlement aanvaard. Overigens valt te betwijfelen of een wettelijk verbod, althans op korte termijn, een einde zal maken aan dit soort traditionele gebruiken (zie de deelstaten waar al een verbod geldt).

3.4.2 Minderjarigen

De wettelijke meerderjarigheidsleeftijd is in beginsel 18. Voor bepaalde rechtshandelingen moet men 21 jaar zijn. De opvang van minderjarigen is, evenals in andere delen van Afrika, traditioneel een aangelegenheid voor de 'extended family'. Het wordt over het algemeen als normaal beschouwd dat andere familieleden dan de ouders zonodig de zorg voor een kind op zich nemen. Het is onwaarschijnlijk dat niemand zich over een minderjarig familielid zou kunnen of willen ontfermen. Daar komt bij dat jongeren vaak voor hun wettelijke meerderjarigheidsleeftijd op eigen benen zullen staan, uiteraard afhankelijk van het milieu waaruit men afkomstig is. Bij meisjes wordt deze sociale meerderjarigheid afgemeten aan factoren als gehuwde staat en moederschap. Er bestaan in Nigeria overigens wel weeshuizen, maar die zijn, voor zover bekend, met name bedoeld voor zeer jonge kinderen. Voor alleenstaande meisjes en jonge vrouwen is in beperkte mate opvang aanwezig (zie ook 3.4.3).

3.4.3 Mensensmokkel en prostitutie

Het komt voor dat Nigeriaanse meisjes en vrouwen door criminele organisaties worden geworven, met name in de deelstaat Edo, om in Europa in de prostitutie te werken. In deze deelstaat is prostitutie maatschappelijk meer aanvaard dan elders, hoewel het nooit als zodanig wordt benoemd. Sommige families besluiten (een van) hun dochters naar Europa te sturen om daar geld te verdienen. Hoewel men in het algemeen beseft dat de meisjes in de prostitutie terecht komen, zijn de verwachtingen over de Europese omstandigheden vaak onjuist . Het verschijnsel is niettemin bekend, er wordt voorlichting over gegeven en de pers publiceert erover. Nigeriaanse schattingen gaan ervan uit dat duizenden meisjes in het buitenland verblijven en ongeveer honderd meisjes per week vertrekken (overigens niet alleen naar Europa).

De overheid is zich (op alle betrokken niveaus) terdege bewust van het probleem van smokkel van jeugdige prostituees en overtuigd van het belang om hier tegen een beleid te voeren. Invloedrijke, hooggeplaatste personen hebben reeds een aantal initiatieven genomen om dit beleid vorm te geven. De betrokken overheden volgen in dit voetspoor.

Zo heeft de regering van de deelstaat Edo een intensieve voorlichtingscampagne opgezet en een wet opgesteld, die het probleem effectiever moet aanpakken. Deze Criminal Code (Amendment) Law 2000 stipuleert strenge straffen voor de smokkelaars en maakt ook prostitutie een misdrijf. Ook in de deelstaten Katsina en Jigawa is prostitutie recentelijk verboden. Het lijkt dat de overheid daadwerkelijk meer werk maakt van strafrechtelijke vervolging van mensensmokkel. Zo werd in juni 2001 in Lagos nog een in hogere kringen bekende Nigeriaanse gearresteerd op verdenking van kindersmokkel.

Ook op federaal niveau zijn stappen gezet. Zo werd het afgelopen jaar de VN Conventie tegen Transnationale Georganiseerde Misdaad (2000) en bijbehorende Protocollen ondertekend, die ertoe strekken om mensenhandel te voorkomen, te bestrijden en te bestraffen. Voorts sloot de Nigeriaanse regering vorig jaar een terug- en overname-overeenkomst af met Italië, mede om een halt toe te roepen aan de toevloed van Nigeriaanse meisjes in Italië. Italië doneerde 2,5 miljoen dollar ten behoeve van preventie en rehabilitatieprojecten. Door verschillen van inzicht over de besteding heeft deze donatie nog niet tot concrete projecten geleid.

Een aantal gouvernementele en non-gouvernementele organisaties is reeds betrokken bij opvang en rehabilitatie van slachtoffers van vrouwensmokkel. Een (niet-uitputtend) overzicht van dezerzijds bekende initiatieven:


- een centrum voor beroepsopleiding en training van meisjes en vrouwen in Benin City, genaamd Skill Acquisition Centre, geïnitieerd door de overheid van de deelstaat Edo;


- een centrum voor beroepsopleiding en training van vrouwen, geïnitieerd door de overheid van Lagos in Pen Cinema, Agege;


- een voorlichtingscampagne genaamd 'Restoration of Human Dignity' door een NGO Idia Renaissance Group, opgericht door de vrouw van de gouverneur van de deelstaat Edo;


- een project in Benin City van het Committee for the support of the dignity of women. Dit comité is opgericht door een organisatie van Nigeriaanse zusterorden en houdt zich bezig met opvang, begeleiding en training van teruggekeerde meisjes en vrouwen (voormalige prostituees). De trainingen duren in de regel zes maanden, waarna de meisjes worden geholpen een eigen zaak op te zetten.


- een project genaamd 'My Sister's Place' in Benin City, gerund door de Christian Women Fellowship International, dat verlaten vrouwen en kinderen onderdak en training biedt. Ook andere kerkelijke instanties doen soortgelijk werk (met name de katholieke zusters in Lagos en Benin City);


- een programma op scholen genaamd 'Halting the Traffic in School Population', dat gericht is op bewustwording en begeleiding.

Door de publiciteitscampagnes van de laatste tijd wordt het voor smokkelaars steeds moeilijker om in Benin City meisjes te vinden. Naar verluidt hebben zij hun werkterrein verlegd naar de omringende dorpen, waar men zich minder bewust is van de negatieve kanten van 'werken in Europa'. Overigens blijft de sociale druk van de zijde van families groot. Het is in Benin City gebruikelijk dat tenminste een familielid in het buitenland werkzaam is.

Bij mensensmokkel spelen grote financiële belangen mee, gelet op de omvang van de ermee gemoeide investering (de reis, de tussenpersoon, etc). Voodoo kan een manier zijn om die belangen te dienen. Voodoo wordt daarbij vooral ingezet om de onderneming te beschermen (bijvoorbeeld door verstrekking van beschermende amuletten). Uit onafhankelijk onderzoek blijkt dat deze praktijk in de Nigeriaanse cultuur niet als intimidatie-middel geldt, maar wel als zodanig misbruikt kan worden . Voor hun vertrek uit Nigeria ondergaan de meisjes rituele handelingen die niet zijn gericht op intimidatie maar als beschermingsritueel gebruikelijk zijn en algemeen geaccepteerd. Voorzover voodoo in Nederland door handelaren of madams is toegepast om de meisjes onder druk te zetten, spreekt het onderzoek (noot 37) van een 'pervertering' of verbastering van de praktijken die bij traditionele Nigeriaanse heiligdommen plaatsvinden en daar een geheel andere betekenis en bedoeling hebben. Culturele voorstellingen worden misbruikt op een manier die in Nigeria als volstrekt illegitiem zou worden aangemerkt . Ander onderzoek suggereert dat veel betrokkenen meegaan in de onderneming niet zozeer uit angst voor deze rituelen, als wel vanwege de problemen (bijvoorbeeld bedreiging) die familieleden in Nigeria zouden kunnen ondervinden bij weigering. Sommigen geloven daarentegen wel degelijk dat de voodoo-rituelen serieuze negatieve gevolgen kunnen hebben, zoals waanzin, ziekte of dood . Het zal dan ook per persoon verschillen in hoeverre van dwingende manipulatie dan wel vrijwilligheid sprake is, afhankelijk van de kennis van deze praktijken en de mate van weerbaarheid.

Er zijn in Nigeria geen gedocumenteerde berichten bekend over gevallen waarin dreigementen ten aanzien van meisjes die zich aan de prostitutie hebben onttrokken, ook zijn uitgevoerd. Hierbij moet worden bedacht dat westerse landen, waaronder België, Italië en Duitsland, in de afgelopen jaren honderden Nigeriaanse prostituees hebben teruggestuurd. Voorzover het voodoo-argument in verblijfsrechtelijke procedures is gehanteerd, zagen de autoriteiten van deze landen daarin geen aanleiding om niet tot uitzetting over te gaan. Wel wordt aangenomen dat veel teruggekeerde meisjes die in Europa in de prostitutie hebben gewerkt, zullen trachten om opnieuw naar Europa te reizen, teneinde de eerder gemaakte schulden te kunnen afbetalen.

3.4.4 Etnische groepen en minderheden

Met meer dan 250 verschillende groepen blijft de etnische factor een potentiële bron van onrust binnen de Nigeriaanse maatschappij. Ook de huidige regering is er niet in geslaagd om (incidentele) geweldsuitbarstingen te voorkomen. Sterker nog, volgens sommigen zullen etnische spanningen toenemen nu een zuidelijke president (Obasanjo) is gekozen na jarenlange dominantie door de overwegend noordelijke traditionele politieke elite. Ook merken waarnemers op dat de eenheid van het land door de nieuw verworven vrijheid onder druk is gezet. De oorzaken van de diverse, al dan niet latente conflicten zijn vaak complex en gaan soms ver terug in de geschiedenis. Het huidige etnisch geweld is niet nieuw, maar is door de opkomst van etnisch georganiseerde, militante bewegingen wel grimmiger geworden .

De federale regering tracht bij het toekennen van sleutelposities de etnische diversiteit zoveel mogelijk te respecteren. Zo is president Obasanjo zelf een Yoruba uit het Zuid-Westen, de vice-president afkomstig uit het Noorden en is de voorzitter van de Senaat een Ibo uit het Zuid-Oosten. Ook binnen de politieke partijen heerst dit streven naar etnisch evenwicht. Maatschappelijke discriminatie op grond van etnische afkomst is wijdverbreid; vervolging van overheidswege op basis van etnische achtergrond komt evenwel niet voor. Wel worden politieke groeperingen die zich louter op etnische basis organiseren met argusogen gevolgd; een aantal van deze bewegingen is wegens (vermeende) geweldpleging verboden verklaard (zie ook 3.2.2).

Wellicht de belangrijkste etnische tegenstelling in Nigeria is die tussen de Yoruba in het zuid-westen en de Hausa en Fulani in het noorden van het land. Ook in deze verslagperiode vonden verschillende confrontaties tussen deze groepen plaats. Het in het vorige ambtsbericht gesignaleerde patroon dat gevechten in het noorden worden gevolgd door repercussies in het zuiden, en vice-versa, bleef zich voordoen.

In de Niger-delta, in het zuid-oosten van het land, spelen weer andere etnische tegenstellingen een rol. Een aantal etnische minderheden in dit gebied heeft in het verleden hun onvrede geuit met de exploitatie en verwoesting van het milieu, alsmede de gebrekkige sociale en economische infrastructuur in dit gebied. De onrust concentreerde zich lange tijd met name in Ogoniland, een gebied in de deelstaat Rivers, ten oosten van Port Harcourt. Mede als gevolg van intensieve oliewinning is dit gebied een van de meest vervuilde van Nigeria. Sinds het aantreden van Abubakar is de situatie in Ogoniland verbeterd, mede dankzij verschillende maatregelen: politieke gevangenen werden vrijgelaten (zie 3.3.2) en de speciaal gestationeerde troepen, de Rivers State Internal Security Task Force, zijn inmiddels teruggetrokken. Niettemin bleef de situatie ook in de verslagperiode gespannen.

Ook elders in de Niger-delta is het in de verslagperiode weer tot onlusten gekomen, zowel tussen etnische groepen onderling (met name Ijaw, Itsekeri en Urhobo) als tussen (vaak gewapende) Ijaw jongeren en de veiligheidstroepen. Olie-installaties in dit gebied bleven incidenteel doelwit van criminaliteit. Oorzaken van dit geweld zijn dikwijls conflicten om land- en waterrechten en compensatie voor geleden schade. In december 1998 kwamen meer dan 5000 Ijaw jongeren bijeen in de plaats Kaiama en richtten de Ijaw Youth Council op, om "de strijd om zelfbeschikking en rechtvaardigheid voor de Ijaw volkeren te coördineren" . Hoewel de organisatie geen geweld nastreeft, zijn bepaalde Ijaw jongeren overgegaan tot criminele acties, zoals ontvoering en moord. Het leger is met harde hand opgetreden om de orde te herstellen, waarbij in een aantal gevallen willekeurig geweld is gebruikt. Naar verluidt in een poging om de verdachten van de moord op een aantal politie-agenten te arresteren, werd in november 1999 een heel dorp (Odi) met de grond gelijk gemaakt, waarbij tientallen doden vielen. Deze actie werd overigens binnen Nigeria scherp veroordeeld. Er werd een onderzoek ingesteld door de inspecteur-generaal van de politie, alsook door een delegatie van het parlement. De regering heeft een speciale commissie ingesteld om de problemen in de Niger-delta aan te pakken (de Niger Delta Development Commission). Na lang touwtrekken tussen regering en parlement werd de commissie in januari 2001 geïnstalleerd. Tot op heden is er over de werkzaamheden nog weinig naar buiten gekomen.

Een conflict dat hoog oplaaide in de verslagperiode was dat tussen Tiv en Azeri (een Hausa sprekende stam) in centraal Nigeria. Aanleiding was de moord op een traditionele Azeri-leider in juni 2001; oorzaken moeten eerder gezocht worden in langslepende conflicten over hulpbronnen. Als gevolg van de onlusten zochten tienduizenden burgers een veilig heenkomen in de omringende deelstaten, waar zij werden opgevangen in kampen van het Nigeriaanse Rode Kruis.

3.4.5 Abacha-aanhangers

Er is geen sprake van (groeps)vervolging van aanhangers van het voormalige bewind. Veel voormalige aanhangers van Abacha vonden in 1999 politiek onderdak bij de All People's Party (APP, in de volksmond ook wel Abacha People's Party genoemd ). Over Babangida wordt gespeculeerd dat hij zal deelnemen aan de presidentsverkiezingen in 2003. Wel worden bepaalde ex-functionarissen van de regimes van Abacha en Babangida strafrechtelijk vervolgd, op verdenking van moord, ernstige mensenrechtenschendingen en corruptie. Op 14 oktober 1999 begon het proces tegen een aantal sleutelfiguren, waaronder de zoon van wijlen Generaal Abacha en diens chauffeur, die verdacht worden van moord op de vrouw van wijlenAbiola, alsook de voormalige veiligheidschef van Abacha, verdacht van de moord op een politieke tegenstander van Abacha, Musa Yar'dua. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachten discriminatoir worden behandeld, op grond van hun associatie met het voormalige regime c.q. hun (vermeende) politieke overtuiging . In april 2001 verwees het Abuja High Court de corruptiezaak van Abacha jr. naar het Appeal Court, zonder dat er uitspraak was gedaan.

De door President Obasanjo ingestelde Human Rights Violations Investigations Commission heeft een ruim mandaat gekregen. Deze commissie, doorgaans het Oputa Panel genoemd (naar de voorzitter, de rechter Oputa), moet oorzaken, aard en omvang van mensenrechtenschendingen die tussen 1966 en 1999 gepleegd zijn, onderzoeken. Dit omvat, voor de goede orde, dus meer dan alleen de periode onder Abacha. De commissie kan niet rechtspreken; ze kan slechts aanbevelingen doen aan de overheid, inclusief aan de rechterlijke macht . De hoorzittingen van deze commissie begonnen in oktober 2000. Uit de meer dan 10.000 petities die de commissie ontving heeft men 150 zaken samengesteld. In januari 2001 werd voor de eerste maal een arrestatie aanbevolen, in casu van drie politiemensen en een gevangenisfunctionaris in Port Harcourt in de deelstaat Rivers, waar de commissie op dat moment zitting hield . De huidige stand van zaken hieromtrent is niet bekend.

3.4.6 Dienstplicht en desertie

Nigeria kent een beroepsleger en er bestaat derhalve geen dienstplicht. Toetreding tot het leger gebeurt slechts op vrijwillige basis. Desertie valt onder het militaire recht. Er zijn geen gevallen bekend van discriminatoire dan wel disproportionele bestraffing van desertie om redenen gerelateerd aan de vervolgingsgronden in het Vluchtelingenverdrag. Wel veroordeelde een militaire rechtbank in november 2000 25 Nigeriaanse ECOMOG- soldaten tot gevangenisstraf wegens 'muiterij en insubordinatie', waaronder een aantal levenslang. Zij hadden publiekelijk geprotesteerd tegen de gang van zaken rondom de betaling van soldij tijdens hun medische behandeling. Een bekende mensenrechtenadvocaat in Nigeria heeft tegen deze veroordelingen beroep aangetekend. Eind juni 2001 werd bekend dat de gevangenisstraffen waren gereduceerd tot minimaal een tot maximaal vijf jaar.

3.4.7 Bakassi

Bakassi is een schiereiland op de grens tussen Kameroen en Nigeria, waarvan het bezit door beide landen betwist wordt, mede vanwege de aanwezigheid van olie aldaar. Het dispuut is in behandeling bij het Internationale Gerechtshof in Den Haag. Sinds 1994 hebben zich regelmatig botsingen voorgedaan tussen troepen van beide landen, maar hiervan is in de verslagperiode geen melding gemaakt. Wel zijn er onbevestigde berichten over geweld van de zijde van Kameroen . Wat Nigeria betreft is Bakassi volkomen Nigeriaans en onderdeel van de deelstaat Cross Rivers. Als zodanig is het gebied ook opgenomen in de bestuurlijke indeling van Nigeria. Het lokale bestuur is in handen van Bakassi Local Government, met als hoofdplaats Abana. In de praktijk loopt er een kunstmatige grens dwars door het schiereiland, waarvan de ene kant wordt bemand door Nigeriaanse grensbewaking en de andere kant door Kameroense gendarmes. De inwoners van dit gebied zullen door de Nigeriaanse overheid in principe worden aangemerkt als Nigerianen, gezien haar claim op dit gebied. Staatloosheid is niet aan de orde.

3.4.8 Geheime genootschappen

Er bestaan in Nigeria talloze zogeheten 'geheime genootschappen', met name aan de universiteiten en in het zakenleven. Het is per definitie niet mogelijk hiervan een uitputtend overzicht te geven. Wel kan in het algemeen worden opgemerkt dat aan sommige van deze organisaties weinig 'geheim' is en dat er geen gespannen verhouding bestaat tussen deze organisaties en de autoriteiten. Een voorbeeld hiervan is de Reformed Ogboni Society (ROF). De ROF is een genootschap gebaseerd op het geloof in God; de statuten van de ROF vermelden als één van de doelstellingen gehoorzaamheid aan de grondwet en wetten van Nigeria (alsook van elk ander land waar men verblijft). Er zijn geen gevallen bekend van personen die namens de ROF met de dood of met mishandeling zijn bedreigd vanwege 'het openbaren van geheimen'. De ROF telt, verspreid door heel Nigeria, thans ruim 700 afdelingen, Iledi's genaamd. De ROF treedt naar buiten, bijvoorbeeld door contacten met lokale bestuurders en de media of door openlijke betrokkenheid bij liefdadige instellingen. Daarnaast zijn er ceremoniële bijeenkomsten, die slechts toegankelijk zijn voor leden van de ROF. De gebruiken in deze bijeenkomsten zijn dus niet openbaar en alleen leden hebben daarvan kennis. Sommige leden van dit genootschap bekleden hoge maatschappelijke functies. Dat wil echter niet zeggen dat uitsluitend invloedrijke en machtige personen uit de Nigeriaanse samenleving lid zijn van de ROF.


4 Vluchtelingen en ontheemden

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de situatie van ontheemden en vluchtelingen. Achtereenvolgens komen aan de orde de binnenlandse vestigingsvrijheid, het toelatings- en verwijderingsbeleid ten aanzien van Nigeriaanse asielzoekers van een aantal ons omringende landen, en ten slotte de activiteiten van UNHCR in Nigeria.

4.2 Binnenlandse vestigingsvrijheid

Bij vervolging door derden, bijvoorbeeld in geval van maatschappelijke discriminatie en etnische of religieuze conflicten, kan men zich zonodig elders in Nigeria vestigen. Hierbij is de (bevolkings-)omvang van Nigeria van belang en het feit dat dergelijke conflicten relatief beperkt zijn in tijd en plaats. Etnische en religieuze groepen zijn geografisch zodanig verspreid dat in de meeste delen van Nigeria zonodig aansluiting gevonden kan worden bij leden van dezelfde groep.

Bij vervolging door de staat is in beginsel geen binnenlands vluchtalternatief voorhanden. In geval van vervolging ingevolge de shari'a door de autoriteiten van de desbetreffende deelstaten bestaat wel een binnenlands vluchtalternatief, te weten in het gebied buiten die deelstaten. De federale politie werkt immers niet mee aan handhaving van deze strafwetgeving. De jurisdictie en handhavingsinstrumenten van de betrokken deelstaten reiken niet tot buiten het eigen grondgebied.

4.3 Beleid andere landen

Alle ons omringende landen gaan in principe over tot gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde afgewezen Nigeriaanse asielzoekers. In bepaalde landen wordt de feitelijke terugkeer bemoeilijkt door het ontbreken van (vervangende) reisdocumenten. Dit verklaart waarom de aantallen gerepatrieerde Nigerianen in bepaalde landen aan de lage kant zijn. Niet is gebleken dat terugkerende afgewezen asielzoekers problemen hebben ondervonden, enkel omdat zij in het buitenland asiel hadden aangevraagd.

4.4 UNHCR

De Hoge Commissaris voor Vluchtelingen van de VN (UNHCR) heeft in een document d.d. januari 2000 de verbetering van de mensenrechtensituatie onderkend. Vervolging wegens politieke overtuiging is onwaarschijnlijk; volgens UNHCR is er evenmin sprake van discriminatie van overheidswege van enige etnische groep, zolang de desbetreffende groep geen afscheiding nastreeft . De verbetering laat echter onverlet dat onder de nieuwe regering het etnische en religieuze geweld in Nigeria niet is afgenomen. Ook in de analyse van UNHCR zijn politie en veiligheidstroepen, tijdens pogingen de orde te herstellen, in bepaalde gevallen over de grens van het toelaatbare gegaan. Niettemin wordt erkend dat de nieuwe regering inspanningen (heeft) verricht om een en ander te verbeteren .

UNHCR heeft geen principiële bezwaren tegen gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers, mits hun relaas op zorgvuldige wijze is beoordeeld. Er zijn de UNHCR geen gevallen bekend waarin een terugkerende asielzoeker is lastig gevallen wegens zijn asielverzoek in het buitenland.


5 Samenvatting

De verbetering van de politieke en mensenrechtensituatie in Nigeria, die in het vorige ambtsbericht werd geconstateerd, heeft zich sindsdien bestendigd. Het proces van democratisering en verankering van de rechtstaat is nog in volle gang. Er zijn geen aanwijzingen dat de burgerregering, zoals eerder in de moderne Nigeriaanse geschiedenis, binnen afzienbare tijd plaats zal moeten maken voor een militair regime. Mede dankzij de hoge olieprijs is de regering erin geslaagd de economie enigszins te stabiliseren, ofschoon dit voor de gewone man nog nauwelijks voelbaar is. De straffeloosheid uit het verleden ten aanzien van corruptie lijkt niet langer vanzelfsprekend.

Het democratiseringsproces wordt bedreigd door diverse centrifugale krachten, van politieke, religieuze en etnische aard. In het bijzonder wordt hier verwezen naar de toenemende islamisering in het noorden van Nigeria, hetgeen in de verslagperiode in tien deelstaten heeft geleid tot invoering van het strafrecht van de shari'a. In dit kader zijn in meerdere gevallen lijfstraffen daadwerkelijk uitgevoerd bij moslims, wegens 'delicten' als alcoholverkoop, seks voor het huwelijk en diefstal. Van belang is dat de shari'a in andere deelstaten niet wordt gehandhaafd. Er is voorts geen sprake van vervolging van christenen; wel kunnen zij hinder ondervinden van de strengere leefregels. In de aanloop naar invoering van de shari'a en ook daarna is het op diverse plaatsen gekomen tot gewelddadigheden tussen moslims en christenen. De bevolking kan hiertegen elders in Nigeria zonodig bescherming vinden.

Daarnaast blijft de etnische situatie een punt van zorg, in die zin dat het regelmatig komt tot confrontaties tussen verschillende etnische groepen. Confrontaties worden verergerd doordat met name jongeren zich in militante, gewapende bewegingen verenigen. De politie treedt hier hard tegen op; er is een aantal gevallen bekend van excessief politiegeweld. Deze confrontaties zijn evenwel in tijd en plaats beperkt. Men kan zonodig elders in Nigeria een veilig heenkomen vinden. Vervolging door de overheid enkel op grond van religie of etnische afkomst komt niet voor. Wel kunnen leden van bepaalde etnisch geïnspireerde bewegingen strafrechtelijk worden vervolgd als zij zich hebben gemanifesteerd tijdens gewelddadige acties. Sinds oktober 2000 is een aantal militante bewegingen verboden. Aan dit verbod is geen juridisch gevolg gegeven; evenmin wordt het consequent gehandhaafd. Wel is een aantal leidende figuren gearresteerd, op verdenking van commune delicten.

In andere Europese landen en bij UNHCR bestaan geen beleidsmatige bezwaren tegen uitzetting van afgewezen asielzoekers naar Nigeria. Er zijn geen berichten bekend dat teruggekeerde uitgeprocedeerde afgewezen asielzoekers problemen van de zijde van de overheid zouden hebben ondervonden wegens hun asielaanvraag.

I Literatuurlijst

Afrika Studiecentrum: Een Schijn van Voodoo, december 1999

Amnesty International: Nigeria - Releases of Political Prisoners, 31 maart 1999

Idem: Nigeria - Time for Justice and Accountability, december 2000

CIA: The World Factbook 2000 - Nigeria

Economist Intelligence Unit: Country Reports Nigeria, 2000/2001

Europa Publications: Africa South of the Sahara 2000 - Nigeria

Federal Republic of Nigeria Official Gazette: Constitution of the Federal Republic of Nigeria (Promulgation) Decree 1999, 5 mei 1999

Human Rights Watch: Nigeria - Crackdown in the Niger Delta, mei 1999

Idem: Nigeria- Human Rights Developments, World Report 2000

Idem: Clinton trip to Nigeria, augustus 2000

Idem: Update on Human Rights Violations in the Niger delta, 14 december 2000

Immigration and Nationality Directorate, UK Home Office: Nigeria Country Assessment, oktober 2000

Immigration and Refugee Board of Canada: Nigeria: Selected Issues related to Corruption, januari 1999

Maier, Karl: This House has fallen - Nigeria in Crisis, Londen 2000

United Nations Commission on Human Rights Resolution 1999/11 on the Situation of Human Rights in Nigeria, 23 april 1999 (E/CN.4/1999/l11/add.1)

United Nations General Assembly Resolution 53/161 on the Situation of Human Rights in Nigeria, 25 februari 1999 (A/RES/53/161)

United Nations High Commissioner for Refugees: Background Paper on Refugees and Asylum Seekers from Nigeria, januari 2000

United States Department of State: Country Report on Human Rights in 2000, Nigeria, februari 2001

United States Department of State: 2000 Annual Report on International Religious Freedom: Nigeria; 5 september 2000

Women Consortium of Nigeria: Research on Trafficking of Women in Nigeria, november 2000

Verscheidene nieuwsberichten (BBC, IRIN, Reuters, e.a.)

II Landkaart: deelstaten


1 Waaronder: Auswärtiges Amt: Bericht über die asyl- und abschiebungsrelevante Lage in Nigeria, 11 maart 2001


2 The World Fact Book 2000: Nigeria, Central Intelligence Agency, 2000

3 Ibidem


4 Te weten: People's Democratic Party, All People's Party, Alliance for Democracy, Democratic Advance Movement, Movement for Democracy and Justice, People's Redemption Party, National Solidarity Movement, United Democratic Party, United People's party.


5 AD werd gevormd door een aantal politici die voorheen deel uitmaakten van NADECO


6 Immigration and Nationality Directorate: Nigeria Country Assessment, oktober 2000, par 4.50


7 Gemiddeld 6,9% over 2000, vlg. EIU, Country Report, april 2001
Inclusief ministers zonder portefeuille

9 zie ook onder 3.3.5.

10 UNDP, Human Development Report, 2001

11 Bruto Nationaal Product per capita was USD 300 in 1998, tegen USD 480 gemiddeld in Afrika ten zuiden van de Sahara (bron: Wereldbank)

EIU, Country Report, april 2001, p. 4

13 Met uitzondering van de Convention against Torture and other Cruel, Inhuman or Degrading Treatment or Punishment, die Nigeria wel heeft getekend maar nog niet heeft geratificeerd.

US Department of State: Country Report 2001, p. 9

15 Het OPC-leiderschap zelf spreekt over 40 miljoen Yoruba

16 interview redacteur ambtsbericht met Kayode Ogundamisi, 11 februari 2000

17 Zie onder meer: Reuters 1 en 16 december 1999, 18 juli 2000, 19 oktober 2000.

18 Oduduwa's Children, in: Africa Confidential, Vol 41, no 21, 27 oktober 2000

19 100 OPC members regain freedom, Punch, 25.7.01; OPC members released, IRIN, 25.7.01

20 Amnesty International: Time for Justice and Accountability, p. 10-11; AFP 27 augustus 2000

21 IRIN, Police crack down on separatist group, 9 februari 2001

BBC News: Nigeria seizes vigilante chief, 6 maart 2001

US Department of State, Country Report, 2001, p. 3

Amnesty International, Time for Justice and Accountability, p.12

25 US Department of State, Country Report 2001, p. 12

26 Tenzij een individu er zich vrijwillig aan wenst te onderwerpen (Zie bijv. AFP, Islamic court orders flogging of christian in Northern Nigeria, 7 febr. 2001)

27 Prostitutie is overigens niet alleen in de shari'a-deelstaten verboden, zie 3.4.3

28 Situation of Human Rights in Nigeria, Report submitted by the Special Rapporteur of the Commission on Human Rights, 14 januari 1999

29 par 4.1, Nigeria: Selected Issues related to Corruption: Immigration and Refugee Board of Canada, januari 1999

BBC News: Kaduna introduces sharia, 8-2-01

AFP, 1 juni 2001

Reuters, Nigerian Muslims demand stricter sharia enforcement, 22 april 2001

33 US Department of State: Country Report on Human Rights Practices; Nigeria, 2001, p. 6

34 Amnesty International: Time for Justice and Accountability, p. 13

35 O. Nwanguma, The Rise of Ethnic Militias in: Liberty, vol 12 no 8, september 2000

36 Volgens informatie van het regionaal kantoor van UNIFEM in Lagos vindt FGM plaats in 32,9 % van de huishoudens. In de eerder geciteerde Country Assessment van het Britse Home Office wordt het percentage vrouwen dat FGM heeft ondergaan geschat op 50-90%.

37 Bron: UNIFEM regionaal kantoor, Lagos

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hanteert hierbij een schaal van I tot IV, van minst tot meest ingrijpend.

Een Schijn van Voodoo, Afrika Studiecentrum, Leiden, 1999, p. 18

40 Vanuit antropologisch oogpunt is deze term niet juist, maar wordt omwille van de leesbaarheid gebruikt. Een correcte frase zou zijn "traditionele Afrikaanse religieuze praktijken".

41 Zie noot 39, p. 21 e.v.

42 ibidem, p. 47

43 WOCON: Research on Trafficking in Women in Nigeria, p. 25

44 zie onder meer UNHCR, januari 2000, p.5/6

45 Kaiama Declaration, geciteerd in Focus on conflict in the Niger delta, IRIN, 7 februari 2000

46 Karl Maier, This House has Fallen, p19, 187

47 Human Rights Watch spreekt van welkome 'prosecution', Clinton trip to Nigeria, 22 augustus 2000, p. 2. Men tekent hierbij aan dat slechts een selectief deel van de voormalige machthebbers strafrechtelijk vervolgd wordt.

48 Chairman's opening remarks, Public Forum van de Human Rights Violations Investigations Commission, Abuja, 29 november 1999

IRIN: Rights commission wants prisons boss arrested, 19.01.01

IRIN, Cameroonian gendarmes attack villages - state government says, 24.10.00; Vanguard, Sporadic Gunfire at bakassi Peninsula, 5.7.01

51 Background Paper on Refugees and Asylum Seekers from Nigeria, UNHCR, januari 2000, p. 2

52 ibidem, pp. 11, 12

===