Actueel
Gemeente Sneek moet (indien medisch noodzakelijk) een rolstoel
verstrekken aan verzoeker,die in een inrichting woont
Bron: Rechtbank Leeuwarden
Datum actualiteit: 31-07-2001
Betrokkene is een meervoudig gehandicapte man, die woont in een
voormalige kantoorruimte op het terrein van een
zwakzinnigeninrichting. Het was de bedoeling dat betrokkene samen met
zes andere verstandelijk gehandicapten in een 'gewoon' huis zou gaan
wonen, maar dit project kon niet door gaan. Daarom is voor hem deze
'noodwoning' op het terrein gezocht.
Uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) blijkt dat
reguliere bewoners van (onder meer) zwakzinnigeninrichtingen, omdat
zij daar verblijven, rechtstreeks recht hebben op zorg en verstrekking
van allerlei voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een rolstoel.
Betrokkene heeft er echter voor gekozen om zelf zijn zorg te 'kopen'
door middel van een Persoonsgebonden budget (PGB). De AWBZ heeft
bepaald dat personen die gebruik maken van een PGB, niet langer in
aanmerking komen voor verstrekking van voorziening op grond van deze
wet. Het PGB is echter onvoldoende om een rolstoel van te betalen.
Betrokkene heeft daarom een beroep op de Wet voorzieningen
gehandicapten (Wvg) gedaan. Deze wet bepaalt dat gemeenten zorg moeten
dragen voor onder meer rolstoelen voor gehandicapten die wonen in de
desbetreffende gemeente en niet verblijven in (bijvoorbeeld) een
zwakzinnigeninrichting.
De gemeente voert aan dat betrokkene dat woord 'verblijven' moet
worden uitgelegd als 'zich ophouden' dan wel 'een woonplaats hebben'.
Met name op grond hiervan komt de gemeente tot de conclusie dat
betrokkene in een zwakzinnigeninrichting verblijft en dat daarom geen
rolstoel voor betrokkene hoeft te worden betaald.
Volgens de president is moet het woord 'verblijven' niet letterlijk
worden uitgelegd. Van 'verblijven' is pas sprake van als het gaat om
een persoon die een plaats heeft in een inrichting en op grond daarvan
ook in aanmerking komt voor diverse voorzieningen op grond van de
AWBZ. De president komt tot het oordeel dat betrokkene woont in een
niet-officiële woning en op een niet aangewezen plaats. Bovendien
staat zijn PGB er aan in de weg dat hij in aanmerking komt voor
voorzieningen op grond van de AWBZ. Naar het oordeel van de president
heeft de gemeente de wet onjuist uitgelegd en is daarom sprake van een
gemeentelijke zorgplicht.