Informatie aan ouders van minderjarige patiënten
26 juli 2001
Bijna dagelijks wordt de Artseninfolijn van de KNMG gebeld over de
vraag of en, zo ja, wanneer een arts informatie kan of moet
verstrekken aan ouders van minderjarige patiënten. De regels in de Wet
inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) daarover zijn
nogal ingewikkeld. Nog moeilijker lijkt het te worden als ouders
gescheiden zijn en slechts een van hen het ouderlijk gezag heeft
behouden. De andere, niet-gezagdragende ouder heeft niet meer dezelfde
rechten en bevoegdheden als de gezagdragende ouder, maar heeft wel een
zeker recht op informatie. Tot hoever reikt dat recht?
Hieronder een beknopte samenvatting van het recht op informatie van ouders van minderjarige patiënten en enkele richtlijnen voor artsen.
Recht op informatie
Ouders hebben in beginsel recht op informatie over de
gezondheidstoestand en de behandeling van hun minderjarige kind. Dit
hangt vooral samen met het feit dat zij toestemming moeten geven voor
de behandeling van dat kind. Hiervoor is nu eenmaal relevante
informatie nodig. De WGBO onderscheidt echter een aantal situaties
waarin voor de behandeling van een minderjarig kind géén toestemming
van ouders is vereist:
a. spoedgevallen;
b. als het kind de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt en wilsbekwaam
wordt geacht;
c. als het kind tussen de 12 en 16 jaar is en niet-behandelen
kennelijk ernstig nadeel voor het kind zou opleveren en/of het kind de
behandeling, ondanks de weigering van de ouders, weloverwogen wenst.
Bij een spoedgeval worden ouders achteraf geïnformeerd. In de andere
twee gevallen valt de basis onder het recht op informatie van de
ouders weg en hoeven ouders dus niet te worden geïnformeerd. Daarnaast
kan de hulpverlener in uitzonderingsgevallen afzien van
informatieverstrekking aan ouders op grond van 'goed
hulpverlenerschap', bijvoorbeeld als het kind daar uitdrukkelijk om
vraagt, of als het informeren van de ouders duidelijk in strijd is met
het belang van het kind. Gedacht kan ook worden aan de situatie dat de
behandeling van het kind verband houdt met de problematische relatie
met de ouders, bijvoorbeeld in het geval van een psychiatrische
behandeling, en informatieverstrekking aan de ouders een goede
behandelrelatie in de weg zou staan.
Echtscheiding
Na echtscheiding behouden als hoofdregel beide ouders het ouderlijk
gezag (co-ouderschap). Beiden blijven dan de rol van wettelijk
vertegenwoordiger vervullen en beiden beslissen dus ook over de
behandeling van het kind. In zo?n geval hebben dus ook beide ouders
evenveel recht op informatie over de behandeling en de
gezondheidstoestand van het kind.
Alleen wanneer na echtscheiding het gezag aan één ouder is toegewezen,
waartoe de rechter op verzoek van een van beide ouders kan besluiten,
heeft dit consequenties voor de rechten en bevoegdheden van de andere,
niet-gezagdragende, ouder ten opzichte van de arts.
Allereerst is natuurlijk de vraag of een arts in geval van een
echtscheiding gehouden is na te gaan of een ouder gezagdragend is of
niet en, zo ja, hoe dan. Als daartoe geen aanleiding bestaat, behoeft
de arts dat niet te doen. Gezamenlijk gezag is immers na echtscheiding
de hoofdregel. Bij gerede twijfel is het echter raadzaam wél na te
gaan wie het gezag heeft of hebben over een minderjarig kind. Dit kan
bij het voogdijregister worden nagegaan. Dit register bevindt zich bij
het kantongerecht dat het dichtst is gelegen bij de plaats van
geboorte van het kind. Het verdient voorts aanbeveling om in het
dossier van het kind aantekening te maken van de gezagsverhoudingen.
Blijkt dat slechts een van beide ouders gezagdragend is, dan treedt de
andere ouder niet meer op als wettelijk vertegenwoordiger. Deze ouder
beslist dientengevolge niet meer mee over de behandeling en heeft ook
niet meer de aan dat beslissingsrecht gekoppelde rechten en
bevoegdheden.
De niet-gezagdragende ouder
Wel is in het Burgerlijk Wetboek voorzien in een recht voor de
niet-gezagdragende ouder om op verzoek belangrijke informatie
aangaande de verzorging en opvoeding van het kind te kunnen
verkrijgen. Dit recht geldt ten opzichte van derden die beroepsmatig
over die informatie beschikken, zoals leerkrachten, maatschappelijk
werkers en artsen. Op die manier moet de niet-gezagdragende ouder
zich, onafhankelijk van de gezagdragende ouder, een beeld kunnen
vormen van de verzorging en opvoeding van het kind. Krijgt een arts
dus een verzoek om informatie van een niet-gezagdragende ouder, dan
hoeft hij voor het verstrekken daarvan geen toestemming te vragen aan
de gezagdragende ouder.
Het recht op informatie van de niet-gezagdragende ouder omvat geen
inzagerecht. Ook kan de arts zich beperken tot globale, feitelijke en
belangrijke informatie (doelgericht). Een vraag als: 'Vindt u het ook
niet toevallig dat mijn kind, sinds ze minder contact met mij heeft,
veel vaker in bed plast?' hoeft derhalve niet te worden beantwoord.
Ook de vraag: 'Is mijn kind gisteren op het spreekuur geweest en
wanneer komt het weer?' hoeft niet te worden beantwoord. De arts is
geen intermediair tussen ex-echtelieden in geval van conflicten over
de naleving van een omgangsregeling.
Maar vragen als: 'Heeft mijn kind de afgelopen tijd
gezondheidsproblemen gehad en, zo ja, welke?' dienen wel degelijk te
worden beantwoord. Dit soort informatie kan een niet-gezagdragende
ouder alleen worden geweigerd als het informatie betreft die ook niet
aan de gezagdragende ouder zou worden gegeven en/of het belang van het
kind zich tegen informatieverstrekking verzet.
Een en ander betekent dat het recht op informatie van de
niet-gezagdragende ouder weliswaar een andere omvang en grondslag
heeft dan het recht op informatie van een gezagdragende ouder, maar
dat op dit recht in wezen dezelfde uitzonderingen kunnen worden
gemaakt als op het recht op informatie van de wel-gezagdragende ouder.
Dus: of een ouder nu gezagdragend is of niet, het privacy- en/of het
gezondheidsbelang van het kind kan meebrengen dat de arts een ouder
informatie weigert.
Ouders en procespartijen
Het komt regelmatig voor dat ouders de arts om informatie over hun
kind vragen met het directe oogmerk deze te gebruiken in een
juridische procedure over (een wijziging in) de gezags- en/of
omgangsregeling met het kind. Dit enkele feit betekent nog niet dat de
arts informatie moet/mag weigeren. Het is de taak van de kinderrechter
- en niet van de arts - om te bepalen welke omgangs- en/of
gezagsregeling in het belang van het kind is. Wel kunnen andere,
bijkomende omstandigheden maken dat informatieverstrekking in het
belang van het kind in deze situatie achterwege moet blijven.
Ten slotte kan ook in dit verband niet vaak genoeg worden benadrukt dat een behandelend arts geen waardeoordeel moet geven over de vraag wie van beide ouders bijvoorbeeld het best in staat is de verzorging van het kind op zich te nemen. Een behandelend arts dient zich te allen tijde te beperken tot het verstrekken van feitelijke informatie.
Voor meer informatie kunt u terecht bij:
* mw. R.P. de Roode, beleidsmedewerker Gezondheidsrecht.
e-mail: r.de.roode@fed.knmg.nl
* Artseninfolijn, tel. 030-2823322.
e-mail: artseninfolijn@fed.knmg.nl
Ga naar : Nieuwspagina van de KNMG
Volgend artikel : Aanmelding voor de driejarige huisartsopleiding
2002-2005
© copyright KNMG 2001 home . index . email/adres . Artsennet