Modernisering AWBZ en vereenvoudiging PGB
24 juli 2001
Modernisering AWBZ en vereenvoudiging PGB (persoonsgebonden budget)
Standpunt Federatie van Ouderverenigingen
Dit standpunt is in beraad met alle bij de AWBZ betrokken
lidorganisaties van de NPCF (1) , opgesteld plus het Coördinatieorgaan
Samenwerkende Ouderenorganisaties (CSO), de Vereniging van
budgethouders voor hulp en hulpmiddelen Per Saldo en de
Stichting Landelijk Steunpunt Cliëntenraden Voorzieningscentra
Gehandicapten (LSR).
De Federatie van Ouderverenigingen heeft actief deel genomen aan de
totstandkoming van de gezamenlijke reactie.
Goed op koers
Allereerst willen wij onze waardering uitspreken voor de belangrijke
koerswijziging die is ingezet met de vereenvoudiging van het PGB.
Wij zijn zeer ingenomen met het feit dat er toegewerkt wordt naar één
uniforme AWBZ-brede regeling in plaats van de verschillende sectorale
regelingen van dit moment. Hierdoor wordt het voor de zorgvrager veel
overzichtelijker en zal naar onze inschatting de keuze voor een PGB
meer ingang vinden.
Wij zijn ook verheugd over de omslag in de uitvoering die inhoudt dat
het budget direct aan de budgethouder beschikbaar wordt gesteld. Het
afschaffen van de centrale administratie en het systeem van
trekkingsrechten is een goede stap in de ontvoogding van de AWBZ en
een erkenning van de autonomie en keuzevrijheid van de zorgvrager.
Budgethouders besteden in de nieuwe situatie zelf het op basis van een
indicatie beschikbaar gestelde budget en leggen net als elke
belastingbetalende burger achteraf verantwoording af. Wij hebben vanaf
het begin gepleit voor een reguliere verantwoordingsprocedure en zijn
daarom verheugd over deze nieuwe regeling.
Geen nieuwe bevoogding
Minder positief zijn wij over de mogelijkheid om het budget in de vorm
van een voucher te verstrekken. Het vouchersysteem is in onze ogen te
veel gebaseerd op wantrouwen jegens de budgethouder die misbruik zou
willen maken van het toegekende budget. Door die vrees voor een
incidentele onjuiste besteding worden met het vouchersysteem alle
budgethouders weer 'onder curatele geplaatst'.
In dat geval blijft de huidige uitvoeringsproblematiek van de SVB in
stand en verschuift deze naar het zorgkantoor waar dan de uitbetaling
van hulpverleners moet gaan plaatsvinden. Dit zal in de praktijk niet
leiden tot een wezenlijke verbetering, waardoor budgethouders van de
regen in de drup raken.
Wij hopen dat de bewindslieden de politieke moed zullen hebben om niet
voor deze nieuwe bevoogding te kiezen en verzoeken u bij deze om bij
hen hierop aan te dringen.
Opslag en keuzevrijheid bij werkgeverstaken
Vervolgens willen wij onze bezwaren kenbaar maken bij de
tegenstrijdigheid in de brief m.b.t. de opslag voor overhead (onder
punt 3.4 Waardebepaling PGB) en de aanstelling van een facilitaire
organisatie en het niet opnemen van de kosten van de aan het
werkgeverschap verbonden taken in een opslag. Terecht worden bij de
waardebepaling PGB de loonkosten als vertrekpunt genomen plus een
opslag voor overhead (zoals goed werkgeverschap).
Enkele paginas verder in de brief wordt de aanstelling van een
landelijke facilitaire organisatie voor de uitvoering van
werkgeverstaken opgevoerd en als gevolg daarvan zou het niet nodig
zijn om de kosten daarvan in de vorm van een opslag in het PGB op te
nemen.
Wij houden vast aan de opslag voor overhead inclusief de kosten voor
de uitvoering van werkgeverstaken.
De budgethouder moet zelf kunnen besluiten om die taken in eigen
beheer uit te voeren of onder te brengen bij een administratiekantoor
naar keuze. De overheid kan ertoe besluiten om daarvoor één landelijke
voorziening te treffen, maar in onze ogen is dat onnodig en staat het
op gespannen voet met het beleid van uitvoering dichtbij de burger en
het uitgangspunt van vrije mededinging. De vrije keuze van de
budgethouders op dit punt houdt in dat er wél een opslag voor
administratieve taken in de waardebepaling van het PGB moet worden
opgenomen. Dit komt ook overeen met de gelijkwaardigheid van het PGB
en zorg in natura waarover wij verderop nog komen te spreken. Bij
zorgaanbieders is dit immers ook in hun tarieven meegenomen en zij
worden ook niet verplicht om bij één administratiekantoor zaken te
doen.
Behoud van wettelijke aanspraken
De voorstellen voor modernisering van de AWBZ gaan uit van functioneel
omschreven aanspraken. Daarbij wordt opgemerkt dat het geenszins de
bedoeling is om het huidige pakket en aanspraken te verruimen of te
beperken. Wij vragen ons af of de beschreven 7 zorgfuncties dekkend
zijn voor de huidige AWBZ-aanspraken. We denken hierbij aan zaken als
vervoer, hulpmiddelen, voeding, geneesmiddelen en (para)medische en
gedragswetenschappelijke behandeling die thans onderdeel uitmaken van
AWBZ-zorg in semi- en intramurale voorzieningen. Wij herkennen deze
onderdelen niet in de zorgfuncties en daarmee dreigen zij buiten de
aanspraken te vallen. Dat zou een aanzienlijke inperking van het
AWBZ-pakket impliceren wat volgens de staatssecretaris niet de
bedoeling is.
Wij zien gaarne opheldering op dit essentiële punt van de inhoud en
omvang van de AWBZ-aanspraken, voordat met de zeven zorgfuncties in
zee wordt gegaan.
Ook geldt voor ons dat daarbij de individuele waardebepaling zijn
grondslag moet vinden in wettelijk geformuleerde aanspraken.
Voor de gehandicaptenzorg is het niet bij voorbaat vanzelfsprekend om
de zorgaanspraken niet te omschrijven op productniveau, zoals de
staatssecretaris voorstelt. Het lijkt ons beter de resultaten af te
wachten van het schaduwdraaien met de persoonlijke
bekostigingssystematiek voordat tot een oordeel wordt gekomen.
Inclusief tijdelijk verblijf en behandeling
Voorts wordt er van uit gegaan dat het PGB niet van toepassing is op
de functies behandeling en verblijf.
Wij staan op het standpunt dat de functie behandeling ten principale
in een PGB hoort. Vanwege de complexiteit wordt het op korte termijn
niet mogelijk geacht om tot een verantwoorde PGB-systematiek voor deze
functie te komen. In afwachting daarvan vragen wij om de functie
behandeling in principe in het PGB op te nemen en de effectuering
daarvan te starten als de uitvoeringsregeling daarvoor gereed is. Tot
dat tijdstip blijft het mogelijk om behandeling vanuit de
naturasituatie te verkrijgen.
Het uitsluiten van de functie verblijf kunnen wij onderschrijven ten
aanzien van de vaste woonlasten. Dat geldt echter niet voor
kortdurend, tijdelijk verblijf in een logeerfunctie en voor verblijf
bij dagbesteding. Deze beide vormen van verblijf dienen in onze ogen
met een PGB mogelijk te zijn.
Hierbij merken wij nog op dat zorgvragers vaak geconfronteerd worden
met meerkosten voor wonen, b.v. in de vorm van woningaanpassingen. Wij
zijn van mening dat deze budgethouders in het kader van o.a. de WVG de
garantie moeten hebben dat deze meerkosten vergoed worden of dat zij
anderszins voor deze kosten in het PGB compensatie ontvangen.
Onafhankelijke indicatiestelling voorop
In de brief van de staatssecretaris wordt terecht gewezen op het
belang van de onafhankelijke indicatiestelling voor de toegang tot een
vraaggestuurde AWBZ. Wij realiseren ons echter dat, ondanks o.a. de
ingezette verbetertrajecten voor robuuste RIO' s, de praktijk in veel
gevallen nog ver verwijderd is van het ideaalbeeld. Bij de invoering
van de nieuwe PGB-regeling zal rekening gehouden moeten worden met
uiteenlopende regionale situaties als gevolg van mandatering van
indicatiestelling door RIOs aan zorgaanbieders. Het ontbreekt daarbij
aan de vereiste transparantie m.b.t. taken en verantwoordelijkheden
bij indicatiestelling. De onafhankelijke indicatiestelling is een
belangrijke voorwaarde voor het veilig stellen van de AWBZ-aanspraken
voor de verzekerde en om die reden bepleiten wij een stringent
toezicht op een rechtmatige uitvoering door de verantwoordelijke
organisaties.
In dit kader vraagt de staatssecretaris zich af of zorgaanbieders,
verzekeraars en lokale besturen hun plaats in het RIO-bestuur moeten
behouden. Daarin ligt potentieel een risico van belangenvermenging dat
in onze optiek zoveel mogelijk vermeden moet worden door te kiezen
voor een andere bestuurlijke vormgeving waarin de onafhankelijkheid
gewaarborgd is.
Klassen?
Bij de indicatiestelling wordt in de nieuwe opzet uitgegaan van
functies en de omvang en intensiteit van de benodigde zorg. Na
afweging van de systematiek van uren x tarief en de
budgetcategorieënsystematiek komt de staatssecretaris tot een
tussenvariant; de klassen.
Uit de omschrijving kunnen wij echter niet opmaken wat het verschil is
tussen klassen en (budget)categorieën en vrezen voor een herhaling van
de praktijk met het huidige PGB VG. Het nadeel daarvan is de grote
bandbreedte van de categorieën c.q. het beperkte aantal categorieën,
waardoor budgethouders met een zorgbehoefte boven de middelste waarde
van de categorie onvoldoende budget hebben om de noodzakelijke zorg in
te kopen. Dit is een onvermijdelijk risico bij elke vorm van
categorieën- of klassensystematiek. Om die reden pleiten wij er voor,
om zo veel mogelijk te werken op basis van de werkelijke, individueel
vastgestelde zorgbehoefte gemeten in uren x tarief. Pas op het moment
dat sprake is van een meer complex pakket van zorgvragen zou in onze
ogen een arrangementsregeling toegepast moeten worden.
Gelijkwaardige positie van PGB en zorg in natura
In de plannen van de staatssecretaris is de indicatiestelling het
vertrekpunt en daarop volgt de keuze van de zorgvrager voor PGB of
zorg in natura. Ook in het laatste geval wordt de zorg persoonsvolgend
bekostigd. Dat houdt in dat op basis van de indicatie en de daarin
vastgestelde wettelijke aanspraak een individuele waardebepaling
plaatsvindt die in principe qua hoogte gelijk is voor PGB en zorg in
natura. Dat komt overeen met het uitgangspunt van gelijkwaardigheid
van PGB en zorg in natura dat van meet af aan heeft gegolden.
Het uitgangspunt van gelijkwaardigheid houdt in onze optiek in dat
zorgvragers in alle gevallen in staat worden gesteld, om de benodigde
zorg op individueel niveau in te kopen. Het budget dient te bestaan
uit de optelsom van de reële loonkosten behorende bij de geïndiceerde
functies, vermenigvuldigd met het aantal uren, plus een opslag voor
overhead.
Het aldus opgebouwde budget moet voldoende zijn om de geïndiceerde
zorg te bekostigen, hetzij door de budgethouder door het inkopen van
zorg of door de zorgaanbieder voor de te leveren zorg in natura. Op
deze manier kan een einde worden gemaakt aan de scheve situatie in de
thuiszorg waar PGB-tarieven slechts 75% zijn van de
instellingstarieven. Hierdoor kunnen budgethouders niet het
geïndiceerde aantal uren zorg inkopen, noch op de vrije markt, noch
bij de thuiszorginstelling die veelal het maximale CTG-tarief hanteert
en waarvoor de budgethouder onvoldoende koopkracht heeft.
Solidariteit en kwaliteit van leven
Een individuele vaststelling van de hoogte van het budget kan in een
aantal gevallen leiden tot bijzonder hoge bedragen. In de brief wordt
daarvoor in het kader van een doelmatige besteding van middelen een
omslagpunt geïntroduceerd. Wij zijn voorstander van het bewaken van de
betaalbaarheid van de zorg, om daarmee de solidariteit in het sociale
stelsel te behouden. Maar wij zijn ook voor de optimalisering van de
kwaliteit van leven voor mensen die vanwege hun ziekte of beperking
aangewezen zijn op langdurige en intensieve zorg. Vanuit dat belang
zijn wij zeer terughoudend ten aanzien van strikte normering van een
bovengrens in de vorm van een omslagpunt. Daarmee wordt ernstig
inbreuk gedaan op het principe van de individuele autonomie en
keuzevrijheid van de zorgvrager. Om die reden zijn wij er voor om geen
absolute bovengrens vast te stellen. Conform de huidige PGB-regeling
Verpleging en Verzorging kan er wel een bedrag worden vastgesteld waar
boven een bepaalde procedure gaat gelden. In een dergelijke, te
ontwikkelen procedure kunnen individuele omstandigheden bepalend zijn
voor de vaststelling van het budget. Het voordeel van deze aanpak is
dat daarmee meer recht wordt gedaan aan de persoonlijke situatie van
zorgvragers en dat het recht op zorg een individuele invulling kan
krijgen.
Geen eigen bijdrage
Een eigen bijdrage als remmiddel voor zorggebruik wordt door ons
afgewezen. AWBZ-zorgvragers hebben bij indicatie een recht op zorg
verkregen en daarop is niet af te dingen. Alleen als er sprake is van
besparingen voor de verzekerde kan een eigen bijdrage aan de orde
zijn. In het geval van PGB, waarin geen langdurig verblijf is
opgenomen, kan in onze ogen geen sprake zijn van een eigen bijdrage.
Informatie en ondersteuning
Een goede informatievoorziening voor zorgvragers is voorwaarde voor
het goed functioneren van het PGB. Het gaat hier onder andere om
informatie over de mogelijkheden en consequenties van de keuze voor
het PGB, werkgeverschapszaken en de kwaliteit en kosten van het
zorgaanbod. Deze informatievoorziening moet worden afgestemd op de
cliënt en in de gehele keten beschikbaar zijn; van (hulp)vraag tot en
met de periode waarin men zorg krijgt. Op dit moment nemen diverse
cliënten- en consumentenorganisaties initiatieven voor de functie van
informatieverschaffing en cliëntondersteuning. Hiervoor moeten de
patiënten- en consumentenorganisaties gefaciliteerd worden om deze
functies structureel vorm en inhoud te geven.
Zorgaanbieders en keuzevrijheid
Tot slot willen wij nog ingaan op de passages in de brief waar
gesproken wordt over de uitbreiding van het aantal zorgaanbieders. Wij
onderschrijven het belang van een ruim aanbod van verschillende
zorgaanbieders die een breed pakket van zorgverlening kennen. Maar
tegelijk zien we in de praktijk dat het gedrag van zorgaanbieders een
andere richting aanwijst. Zorgaanbieders gaan en masse fuseren tot
grote, regiodekkende organisaties, waardoor in een aantal sectoren
zorgmonopolies ontstaan. Deze regionale en soms al boven-regionale
monopolies en marktconcentraties staan de keuzevrijheid van
zorgvragers in de weg. Voor organisaties van zorgvragers wordt het
steeds lastiger om hier nog invloed op uit te oefenen.
Verruiming van het toelatingsbeleid voor nieuwe zorgaanbieders zal in
deze situatie geen oplossing brengen. Ten behoeve van de keuzevrijheid
zijn maatregelen vereist die er voor zorgen dat in een regio voor elke
zorgvorm tenminste twee zorgaanbieders zijn. Het is dringend gewenst
dat overheidsbeleid dit proces van monopolievorming tegengaat.
(1) Chronisch Zieken en Gehandicaptenraad (CG-Raad) Cliëntenbond in de Geestelijke Gezondheidszorg
Federatie van Ouderverenigingen (FvO)
Landelijke Organisatie Cliëntenraden (LOC)
Landelijke Organisatie Regionale Patiënten Consumenten Platforms (LOREP)
Stichting Landelijke Patiënten en bewonersraden in de GGZ (LPR)