Persberichten
Verslag informatie-avond verwerking BSE-materiaal Rendac Bergum B.V.
1
VOORWOORD
Dit is het verslag van de informatie-avond over de verwerking van BSE-materiaal bij Rendac
Bergum B.V. De avond werd gehouden op 7 juni jl. in Landgoed Glinstra State, te Burgum.
Centraal thema tijdens de avond was de vraag of er bij de verwerking van BSE-materiaal
gezondheidsrisico's voor de omgeving aanwezig zijn. Om antwoord te krijgen op die vraag
wordt er in opdracht van de provincie Fryslân een onderzoek uitgevoerd naar mogelijke
uitstoot van prionen (veroorzakers van BSE). Naar verwachting zijn de resultaten van dit
onderzoek aan het eind van dit jaar bekend. De provincie Fryslân zal dan opnieuw een
informatie-avond organiseren om de onderzoeksresultaten te presenteren.
Tijdens de avond is een deskundige van ID Lelystad ingegaan op de meest actuele kennis
over BSE, de verspreidingsrisico's hiervan en de relatie met de menselijke variant
Creutzfeldt-Jacob.
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM) heeft een presentatie
gegeven over de opzet van het BSE-onderzoek.
De Inspectie Milieuhygiëne Noord (IMH-Noord) heeft een toelichting gegeven op het
zogenaamde contaminantenonderzoek. Dit onderzoek gaat in op de ongewenste uitstoot van
verontreinigingen die bij de verwerking van slachtafval of kadavers kunnen vrijkomen.
De GGD heeft tijdens de avond een toelichting gegeven op een in 1999 gehouden enquête
over Friese gezondheidsaspecten.
Rendac Bergum B.V. heeft een presentatie gegeven over het destructieproces bij Rendac.
Naast de bovengenoemde gastsprekers waren op de avond aanwezig: het ministerie van
VWS, ministerie van LNV, ministerie van VROM, Wetterskip Fryslân, Gemeente
Tytsjerksteradiel en de provincie Fryslân.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de afdeling Miljeubehear van de
provincie Fryslân, 058 - 29 25 532.
Afdeling Miljeubehear
Juli 2001.2
VERSLAG INFORMATIEAVOND GEZONDHEIDSASPECTEN BIJ HET PROCES
BIJ RENDAC d.d. 7 juni 2001
Ynlieding foarsitter deputearre Mulder
Ik wol jimme allegearre fan herte wolkom hite op dizze ynformaasjejûn oer Rendac.
Ik hjit jimme om te begjinnen wolkom yn it Frysk want dat is de taal dy't ik went bin
om te sprekken. Tagelyk sil dit it lêste Frysk wêze wat ik hjir jûn sprek om't de hearen
en dame efter de tafel de taal net machtich binne. Dus we switsje jûn wat hin en wer.
Ik hoopje dat gjin ien him hi ndere fielt yn it brûken fan de taal en dat as minsken it
Frysk brûke wolle oft it Nederlâns, se harren gong mar gean moatte. Ik sit aansten yn
't midden fan 'e tribune en at der dingen binne dy't de hearen en de dame efter de
tafel net dúdlik binne sil ik se dat útlizze.
Een informatieavond over Rendac en met name over het aspect BSE (Bovine
Spongiforme Encephalopathie). Toen wij in december in een klein zaaltje in De
Pleats vergaderden over een vergunningaanvraag voor Restex bleken er een aantal
vragen te leven waar wij, ik in ieder geval, geen antwoord op hadden. De vraag nl.: is
er een risico voor de volksgezondheid als gevolg dat er vandaag de dag BSE koeien
worden verwerkt bij Rendac. Een belangrijke vraag, omdat een stuk ongerustheid uit
die vergadering naar voren kwam en ik denk dat als je het niet weet, je dan gewoon
moet zeggen dat je het niet weet en wij zijn toen uit elkaar gegaan met mijn voorstel
om te zeggen, we beleggen een vergadering en proberen zo goed mogelijk
informatie bij elkaar te krijgen. We zullen kijken of we onderzoek kunnen gaan doen
naar dit aspect.
Vanavond krijgt u geen antwoord op de vragen die toen gesteld zijn, laat ik daar mee
beginnen. Wij hebben opdracht gegeven om een onderzoek te laten verrichten naar
het aspect BSE bij de verwerking door Rendac. Het onderzoek loopt, maar de
resultaten zullen pas dit najaar bekend worden gemaakt. Dan zullen wij een nieuwe
vergadering beleggen waarin die resultaten concreet uiteen worden gezet. Wij
hebben dus vanavond een bijeenkomst met een agenda, die u als het goed is kan
lezen en u heeft hem waarschijnlijk ook in het mapje zitten, waarin wij proberen een
aantal aspecten van volksgezondheid te belichten die verbonden zijn met Rendac.
U krijgt achtereenvolgens een presentatie door dhr. Duijm , milieu-arts GGD en
mevr. Rietdijk , epidemioloog van de GGD, over de resultaten van de Friese
gezondheidsenquête, vervolgens zal dhr. Ackerman, directeur Rendac Bergum B.V.,
aangeven hoe het destructieproces er bij Rendac nu eigenlijk uitziet, wat zij eigenlijk
doen en in de derde plaats zal dhr. Ruessink, groepshoofd afdeling provincies van de
Inspectie Milieuhygiëne Noord, vertellen over de resultaten van het
contaminantenonderzoek: wat komt er eigenlijk uit die pijp en wat kunnen we
daarover zeggen.
Drie informatieve verhalen en dan zitten we op 21.00 uur. Dat is lang genoeg, om
21.00 uur is het tijd voor koffie en schorsen we de vergadering kort.
Na de pauze twee onderdelen die specifiek gaan over BSE. Het eerste verhaal is het
verhaal van BSE-scrapie specialist dhr. Schreuder van ID Lelystad (Instituut voor.3
Dierhouderij en Diergezondheid) over de achtergronden van BSE, over de risico's en
de relatie met de ziekte Creutzfeldt-Jacob, een algemeen verhaal.
Daarna dhr. van der Poel van het RIVM die vertelt over hoe dat onderzoek naar
prionen, BSE, naar dat eiwit, opgezet is, hoe dat onderzoek eruit zal zien, waar we
dus over enkele maanden over zullen rapporteren. Dan is het 22.00 uur en houden
we opnieuw even op en dan kunt u, en ook dat vindt u in de map, vragen formuleren
die wij dan kunnen ordenen zodat de heren achter de tafel daarop in kunnen gaan en
tenslotte hoop ik dat we na die vragenronde af kunnen sluiten.
U heeft inmiddels op uw stoel een informatiepakket aangetroffen, daar zit een
heleboel informatie in dat kunt u meenemen. U heeft ook een pen gevonden om te
gebruiken voor het opschrijven van de vragen. Wij zullen na afloop ruimte plannen
voor vragen van de pers en ik hoop dat we op deze manier gestructureerd een
heleboel informatie kwijt kunnen en dat u de gelegenheid krijgt om daarop
aanvullende vragen te stellen.
Een van de aspecten die ik nog wil aangeven is in feite de vraag die veel wordt
gesteld, namelijk wie is precies waarvoor verantwoordelijk. Dat is een vraag die wij
beantwoorden met behulp van een sheet. U ziet hier in feite de
verantwoordelijkheden aangeduid van de rijksoverheden. Er zijn 3 ministeries bij de
destructie en de inspectie betrokken, dat is het ministerie VWS (Volksgezondheid,
Welzijn en Sport), die in feite vergunninggever is voor de destructiewet. De
destructiewet regelt hoe kadavers verwerkt moeten worden en wat je daar mee moet
gaan doen. En de dienst die de controle uitvoert is de Keuringsdienst van Waren. Dat
is de 1 e dienst en die is hier ook vanavond aanwezig. Zij hebben een aantal taken:
toezicht op de naleving van de destructiewet, en met name dus specifiek
risicomateriaal, waarbij het risico van BSE aanwezig is, opsporingsbevoegdheid in de
destructiewet en additioneel toezicht op de Rijksdienst voor vlees en vee.
Het Ministerie van LNV (Landbouw, Natuurbeheer en Visserij) is het 2 e ministerie. Je
kunt zeggen dat VWS over het aspect gezondheid gaat en het Ministerie van
Landbouw gaat over de dieren, wat gebeurt er met de dieren, hoe gaat het met
slachterijen. LNV heeft ook een aantal taken als: toezicht op naleving van de
destructiewet voor laag risico materiaal, dus het gewone slachtmateriaal, toezicht op
slachterijen, toezicht en verwijdering, opslag en kanalisatie van SRM-materiaal
(Specified Risk Material). De controledienst die daarbij hoort is de AID (Algemene
Inspectie Dienst).
En op de 3 e plaats het Ministerie van VROM, milieu, en dit is bij de rijksinspectie
ondergebracht en heeft het 1 e en 2 e lijns toezicht. Het 1 e lijns toezicht is het toezicht
wat de rijksinspectie zelf doet en het 2 e lijns toezicht is het toezicht dat gaat over
controle van provincies en waterschappen. Dat zijn dus 3 landelijke organisaties, 3
ministeries, die zich bemoeien met het hele verhaal van destructie binnen het bedrijf
Rendac.
Daar hoort een plaatje bij. Dat is een overzicht van de verantwoordelijkheden van de
bedrijven en instellingen die betrokken zijn bij de concrete vergunningen,
milieubeheer vergunningen en vergunningen van het waterschap voor
verontreiniging van het oppervlaktewater. We hebben dus naast de 3 ministeries, 3
andere overheden die betrokken zijn bij het hele proces van vergunningverlening. De.4
provincie is vergunningverlener voor de Wet milieubeheer (Wm) dat betekent dus dat
wij moeten kijken naar stankoverlast, bodemverontreiniging en dat soort aspecten en
dat het waterschap verantwoordelijk is, toezicht houdt en vergunningverlener is voor
het water wat uitgestoten wordt, de afvloeiing op het buitenwater. We hebben een
poosje geleden grote problemen gehad op het Burgumermar, dat soort dingen betreft
dus het Waterschap. In de 3 e plaats de gemeente Tytsjerksteradiel die wettelijk
adviseur ten aanzien van de Wet milieubeheervergunning van de provincie en de
Wvo-vergunning van het Wetterskip Fryslân. Ik moet erbij zeggen dat het
waterschap, de provincie, de gemeente en de rijksinspectie periodiek overleg hebben
met Rendac om lopende zaken te bespreken. Tenslotte van het geheel, dat is de
GGD, die is adviseur van gezondheidsbeleid voor de gemeente. Dan heeft u het
hele scala van organisaties en overheidsinstellingen die betrokken zijn bij het hele
proces van toezicht en vergunningen van Rendac. Het betekent ook dat er vele
petten zijn en ik ben heel blij dat wij vanavond een aantal van deze petten hebben
verzameld achter de tafel. Eén van de redenen waarom het langer geduurd heeft,
afgezien van het feit dat wij de vergadering uitgesteld hebben in verband met mond
en klauwzeer, we hadden het gepland op 17 april, was en is het feit dat er vele
overheden zijn betrokken bij de opzet van zo'n avond en dan moet iedereen kunnen
en dan moet het allemaal ingepland worden. Bij zoveel partijen kost dat meer tijd dan
je had gedacht van tevoren. Maar we zijn er in geslaagd om vanavond een hele
batterij mensen achter de tafel te krijgen. Ik geef nu graag het woord aan de GGD.
Presentatie van mevrouw Rietdijk van de GGD-Fryslân
Goedenavond allemaal, ik ben Annelies Riedijk, epidemiologe bij de GGD-Fryslân. Ik
zal dadelijk even kort uitleggen wat dat inhoudt. Zoals gezegd zou Frans Duijm of ik
een presentatie houden, ik ben het geworden.
Ik zal u vanavond de uitkomsten van een deelrapportage over geur en gezondheid in
Tytsjerksteradiel gaan vertellen. Het zijn deeluitkomsten uit de resultaten van de
gezondheidsenquête van de GGD-Fryslân. Een epidemiologe houdt zich onder
andere bezig met het verrichten van onderzoek naar de gezondheidssituatie van de
Friese bevolking en in het kader daarvan is er 1998 een gezondheidsenquête
gehouden en een deel daarvan zijn de uitkomsten van geur en gezondheid in
Tytsjerksteradiel waarover ik vanavond iets zal vertellen.
Alvorens ik de uitkomsten van geur en gezondheid zal vertellen zal ik eerst iets over
de aanleiding van het onderzoek van de GGD in het algemeen vertellen, over de
methode oftewel de opzet van het onderzoek, de uitkomsten specifiek voor
Tytsjerksteradiel en de conclusies en aanbevelingen.
De aanleiding van het onderzoek van de GGD ligt in het kader van de wet collectieve
preventie ook wel DCPV genoemd. Gemeenten hebben hierin onder andere een taak
om de gezondheid van hun bevolking te bewaken en te bevorderen. De uitvoering
van deze taak ligt voor een deel onder andere ook bij de GGD. Om die taak van
gezondheid van de bevolking goed te kunnen bewaken en te bevorderen is het nodig
om inzicht te hebben in de gezondheidssituatie van de bevolking en door welke
factoren deze gezondheidssituatie wordt beïnvloed. Als we dat inzicht goed hebben
in Fryslân dan kunnen we daarmee beleid maken om die gezondheid te bewaken en
te bevorderen. Om dat inzicht te verkrijgen is het nodig om onderzoek te doen naar
een aantal gegevens onder andere natuurlijk de gezondheidssituatie, hoe hebben.5
mensen aandoeningen, hoe is het met hun psychische gezondheid, hoe is het met
hun lichamelijke gezondheid en hoe ervaren de mensen hun gezondheid zelf.
Behalve dat we vragen naar gezondheidsgegevens is het natuurlijk ook belangrijk
om te weten hoe het met hun leeftijd, geslacht en opleiding is omdat zoals we
misschien allemaal wel weten dat naarmate de bevolking ouder is er ook meer
gezondheidsproblemen in de bevolking zullen voorkomen. Maar ook toegang en
organisatie van zorgaanbod en sociale omgeving zijn factoren die van invloed
kunnen zijn op de gezondheidssituatie van de bevolking. Ook leefgewoonten en
gedrag zoals roken en alcoholgebruik kunnen van invloed zijn op de
gezondheidstoestand en last but not least de fysieke omgeving, milieufactoren, stank
en lawaaioverlast zijn factoren die van invloed kunnen zijn op de gezondheid van de
bevolking.
Deze laatste items zijn mede op verzoek van de provincie op een vragenlijst
opgenomen en ook mede door de provincie gefinancierd. De methode van het
onderzoek: in 1998 is onder de bevolking van Friesland een schriftelijke vragenlijst
afgenomen met de items zoals ik net heb laten zien. Uit de bevolkingsregisters van
alle gemeenten in Friesland (31) is een circa 2% willekeurige steekproef genomen. In
deze presentatie gaan we in op de gegevens van de 25- t/m 64-jarigen en ik zal dat
in het vervolg noemen: de volwassen bevolking. Van de mensen die een vragenlijst
toegestuurd hebben gekregen heeft 65% de vragenlijst ingevuld, we noemen dit ook
wel de respons. Na een aantal correcties op de gegevens zijn ze voldoende
betrouwbaar om voor Friesland een goed beeld te geven van de gezondheidssituatie
zelfs ook op gemeenteniveau. Specifiek voor Tytsjerksteradiel hebben we een aantal
nadere gegevens bewerkt en geanalyseerd en hebben we specifiek nog gekeken
naar stankoverlast van bedrijven en gezondheid. En daar zal ik nu iets over
presenteren.
In de gezondheidsenquête is gevraagd of mensen hinder ervaren van de stank van
bedrijven. We hebben gezien dat in Fryslân 10% van de volwassen bevolking hinder
ondervindt of soms hinder ondervindt van stank van bedrijven. In Tytsjerksteradiel is
dit maar liefst 46%. Ten opzichte van alle 31 gemeenten in Fryslân is dit echt
behoorlijk veel hoger. Van degene die stankoverlast ervaren en die ook een bron
hebben vermeld, geeft 58% van de inwoners van de Friese wouden, waar
Tytsjerksteradiel ook onderdeel van uitmaakt, Rendac aan als bron van
stankoverlast. Naarmate de populatie dichter bij Rendac woont, met name Burgum,
is de overlast het grootst maar het meest hinderlijk is het, het dichtst bij de bron,
maar zelfs in een straal van ruim 5 km en soms zelfs tot aan meer dan 10 km.
Opvallend overigens is dat de woonomgeving van Tytsjerksteradiel door de inwoners
niet lager wordt beoordeeld dan de rest van Fryslân.
We hebben een aantal items van de gezondheidstoestand bekeken, niet alle items,
en dan met name die items waarvan we verwachten dat die een mogelijke relatie met
stankoverlast zouden kunnen hebben. We vinden dat 82% van de Friezen over het
algemeen zijn/haar gezondheidstoestand als goed tot zeer goed beoordeeld. Toch
zien we dat bijna de helft van de Friezen een chronische aandoening heeft, zo'n 30%
psychische klachten heeft of een allergie en 26% aangeeft 4 of meer
gezondheidsklachten te hebben, zoals moeheid, buikpijn of hoofdpijn..6
We hebben gevonden dat de gemeente Tytsjerksteradiel niet afwijkt van het Friese
gemiddelde. We vinden zelfs dat er in Tytsjerksteradiel minder psychische klachten
zijn, vergeleken met het Friese gemiddelde. Verder kunnen we over het algemeen
zeggen dat er bepaalde risicogroepen zijn aan te duiden waarin de gezondheid
minder goed is dan in de andere groepen en dat geldt bijvoorbeeld voor oudere
mensen, vrouwen, mensen die gescheiden of weduwe zijn en voor mensen met een
lagere sociaal economische status zoals lage opleiding, werklozen. Specifiek bij dit
soort mensen zien we over het algemeen meer gezondheidsproblematiek. En ook
hierin verschilt Tytsjerksteradiel niet van het Friese gemiddelde voor wat betreft die
items. We hebben ook gekeken in hoeverre de stankoverlast die men ervaart
samenhangt met de gezondheid. Dat hebben we gedaan voor Friesland als totaal en
behalve dat we hebben gekeken naar stankoverlast van bedrijven hebben we ook de
stankoverlast van veeteelt en open haarden meegenomen. Overigens is in Friesland
die stankoverlast van veeteelt en open haarden vele malen hoger dan de
stankoverlast van bedrijven. Wat we hieruit vinden is dat we wel een samenhang
hebben gevonden tussen mensen die stankoverlast ervaren en gezondheid. We zien
bijv. dat van de mensen met stankoverlast 34% een allergie heeft. Van de mensen
die geen stankoverlast heeft is dit 27%. We kunnen echter uit dit onderzoek niet
halen wat oorzaak en gevolg is. Het zou dus heel goed kunnen zijn dat de
stankoverlast de oorzaak is van de gezondheidsklachten, maar het zou net zo goed
kunnen zijn dat het andersom is, bijv. doordat mensen juist ziek zijn, ze vaker thuis
zijn en daardoor meer overlast van stank ondervinden.
Op basis van deze resultaten kunnen we concluderend samenvatten dat we in
Tytsjerksteradiel beduidend meer stankoverlast van bedrijven vinden dan in de rest
van Fryslân en dat wordt veroorzaakt door de belangrijkste bron: Rendac. We vinden
geen slechtere gezondheid voor wat betreft de onderzochte items in Tytsjerksteradiel
vergeleken met Fryslân, maar we kunnen natuurlijk wel zeggen dat de stankoverlast
heel vervelend is, het is een aantasting in het algemeen van het welbevinden van de
bevolking. We zouden dan ook willen aanbevelen om verdere verspreiding van
stankoverlast proberen zoveel mogelijk verder te beperken. Ook zou het het
overwegen waard zijn om een meldpunt voor klachten in te stellen en dan zodanig
dat als er klachten worden gemeld, als er signalen zijn, dat die ook leiden tot extra
maatregelen. Verder geeft dit onderzoek geen antwoord op de vraag over mogelijke
gezondheidsrisico's van bijvoorbeeld stoffen die mogelijk kunnen vrijkomen, daar zal
de inspectie dadelijk meer over vertellen en dan is het het overwegen waard, mocht
dit zo zijn, dat er bekeken kan worden of er andere informatiebronnen of
onderzoeken zijn om daar een antwoord op te geven.
Ik wil graag nog 1 mededeling doen: als het goed is ligt er aan het eind van de zaal
nog een A4 waarin nog een aantal cijfers zijn gemeld die missen in het pakket dat u
van de provincie heeft gekregen. Dank voor uw aandacht.
Voorzitter gedeputeerde Mulder van de provincie Fryslân:
Dank u wel. Ik denk dat het verhaal helder is, beknopt. Ik wil graag dhr. Ackerman
het woord geven, directeur Rendac, over het destructieproces bij Rendac.
Presentatie van de heer Ackerman,directeur Rendac Bergum B.V.:
Ik ben blij om vanavond hier het woord te mogen voeren als directeur van Rendac
Bergum. Ik heb de hele tijd de zaal in zitten kijken en ik heb heel veel gezichten.7
gezien, onbekende en ook bekende gezichten, dat is aardig om te zien. Het zal mij
zwaar vallen om vanavond kort iets over Rendac te vertellen. Daar kan ik de hele
avond wel over praten. U zult begrijpen dat ik het ik een fantastisch bedrijf vind. Ik zal
vanavond wel een poging doen om in ieder geval iets te vertellen over ons bedrijf,
wat we doen in ons bedrijf. Wat dat betreft zeggen we in onze gemeente ook wel
eens, Rendac is net als het weer: iedereen praat er over. Het is natuurlijk een groot
bedrijf in onze gemeente. Rendac is een verwerkend bedrijf, in die zin wij produceren
geen auto's, maar we krijgen grondstoffen binnen en verwerken deze tot producten.
Ik heb even een opsomming gemaakt, want waar krijgt Rendac nu al die grondstoffen
vandaan. Iedereen is wel bekend met dat het iets te maken heeft met kadavers. Maar
als je dan vertelt dat het naast kadavers in grote lijnen ook slachtafvallen zijn, dat het
ook producten zijn van vleesverwerkende bedrijven, dat er ook producten uit de
detailhandel bij ons binnenkomen, dat er ook gemeenten zijn die bij ons aanleveren,
en uiteraard dat er ook slachterijen zijn die bij ons grondstoffen aanleveren, dan geeft
dat al een heel ander beeld. In totaal zijn dat ongeveer 73.000 verschillende
leveranciers van Rendac in Nederland. Dat is natuurlijk nogal wat. Er zijn 2 bedrijven
van Rendac in Nederland, het 1 e is u allen bekend, het andere staat in Son. Die 2
bedrijven verwerken grondstoffen die afkomstig zijn van die 73.000 leveranciers die
op de vorige sheet staan genoemd. Rendac heeft een aantal zeer belangrijke
aandachtsvelden. Het zal u allemaal niet ontgaan zijn dat milieu bij ons een heel
belangrijk item is. Onze slogan is ook: voor mens en milieu en dat heeft alles te
maken met de rol die wij vervullen namelijk het opruimen van dierlijk restmateriaal.
Maar naast milieu in die zin, hebben wij ook te maken met water, de bodem, met
lucht en met geluid. Allemaal zaken die in relatie kunnen worden gebracht met milieu.
Een ander heel belangrijk aspect van ons bedrijf is hygiëne. U zult, als u op ons
bedrijf bent, zien dat wij op heel veel plaatsen allerlei maatregelen hebben genomen
op het gebied van hygiëne. Op een hele belangrijke kom ik zometeen ook nog terug.
Veiligheid, veiligheid van processen, van de apparatuur en de veiligheid van de
apparatuur voor onze mensen, ook een heel belangrijk item. Een ander belangrijk
item is het verwerken van grondstoffen, daar zijn wij dagelijks mee bezig en om
meerdere redenen. Wij krijgen zoals u bekend dierlijke restmaterialen binnen en voor
ons is één van de belangrijkste items die restmaterialen zo snel mogelijk te
verwerken. Daar hebben wij alle belang bij, daar hebben wij belang bij als het gaat
om de kwaliteit van de lucht die daarbij vrij komt, en eventueel stank die daarbij vrij
kan komen. Om die reden is het belangrijk om snel te verwerken en ook in het kader
van de kwaliteit van onze producten die wij maken. En wetgeving. Ik denk dat dhr.
Mulder wat dat betreft het gras een beetje voor mijn voeten heeft weggemaaid. Ik
denk dat er maar weinig bedrijven zijn die zo intensief worden gecontroleerd als ons
bedrijf. Ik hoef de volgende categorieën denk ik niet meer toe te lichten, want ze zijn
al genoemd in de inleiding van dhr. Mulder, maar dat was één van de zaken toen ik
hier 3 jaar geleden kwam als bedrijfsdirecteur, toen ik werd aangesteld, die mij het
meest opvielen: de enorme controle en toezicht die er plaatsvindt op ons bedrijf.
Verder is een belangrijk kenmerk van ons bedrijf dat het een moderne
procesindustrie is. Voor degene die daar van houden, als je langs ons bedrijf rijdt,
dan zie je prachtig roestvrijstaal, veel pijpen, veel apparatuur. Continu investeren wij
in verdere verbeteringen en optimalisatie van onze processen. Bij een modern
procesbedrijf hoort niet alleen de apparatuur, want dat is een middel, daar horen ook
bij de mensen die bij Rendac werken en het toegewijde personeel dat zorgt dat onze
processen draaien. Naast de apparatuur en de mensen hebben wij ook andere.8
zaken in ons bedrijf om de kwaliteit en veiligheid van onze processen te waarborgen,
de zogenaamde kwaliteitssystemen. Velen van u zullen daarmee bekend zijn,
misschien zijn er onder u ook mensen die daar minder mee bekend zijn. Ik zal mijn
best doen om uit te leggen wat dat precies is. Kwaliteitssystemen zoals een GMP-erkenning
(Good Manufacturing Practice) die je eigenlijk krijgt op basis van de
beschrijving die je maakt van je bedrijf. Een kwaliteitssysteem is eigenlijk niets
anders dan het beschrijven van de processen, en dan bedoel ik niet zo zeer de
processen van de vloeistoffen en de producten die je daarmee maakt, maar de
bedrijfsprocessen in je bedrijf. Dat je beschrijft wie wat doet, wie waar voor
verantwoordelijk is, op welke wijze bepaalde goederenstromen worden afgehandeld,
welke documenten daar bij horen, wie die documenten mag aftekenen enz. Er zijn in
ons land, in de wereld, verschillende kwaliteitssystemen die allemaal een
verschillend doel hebben. Het kwaliteitssysteem dat Rendac sinds jaar en dag heeft
is een GMP-erkenning die er met name op gericht is om je processen en dergelijke
zodanig te beschrijven dat je veilige grondstoffen kan maken voor de
mengvoederindustrie. Daarnaast is Rendac bezig, heeft vorig jaar een proces in
gang gezet, om ook voor Burgum een ISO 9002 certificaat te behalen. Dat is ook een
kwaliteitssysteem in de zin van dat je beschrijft wat je doet en hoe je dat doet en op
welke manier je dat hebt gewaarborgd, meer een algemeen kwaliteitssysteem. Wij
willen dit jaar een ISO 14001 kwaliteitscertificaat halen, dat beschrijft eigenlijk de
wijze waarop je je milieuprocessen, de processen die te maken hebben met het
milieu, het bewaken van emissies, het beheersen van emissies beschrijft. En het
laatste is een HACCP certificaat. Dat zal voor u wat minder bekend zijn, dat is het
Hazard Analysis of Critical Control Point, een engelse kreet, maar wat het eigenlijk
beschrijft is dat je goed nadenkt over je processen en dat je in kaart brengt wat de
kritische controle punten zijn en die kunt beheersen. Dat wil overigens niet zeggen
dat wij daar nu pas over na zijn gaan denken, daar denken wij al sinds jaar en dag
aan alleen wanneer je een certificaat hebt voor dit systeem dan betekent dat dat je
op een bepaalde systematiek die daarin is voorgeschreven hebt voldaan. Een
systematiek die ook in de levensmiddelenindustrie veel wordt toegepast.
Wij zijn hier vanavond bijelkaar om te praten over BSE in relatie tot Rendac. Een
kreet die heel vaak valt is SRM. Vaak wordt gezegd: SRM is BSE materiaal. Dat is
geenszins waar. Ik denk dat ik even moet beschreven wat dat nou precies is SRM
materiaal. Het is wederom een engelse kreet. Het staat voor Specified Risk Material
en als je dat vertaald in het Nederlands dan is dat niet specifiek risico materiaal,
maar gespecificeerd risico materiaal en in de Nederlandse wet staat dan zelfs
gespecificeerd hoog risico materiaal. Wat is dat dan precies, zonder helemaal te
gaan uitleggen wat dat dan precies is, dat zijn gespecificeerde grondstoffen voor
Rendac waarvan de eindproducten niet mogen terugkeren in de voedselketen, dus
aangewezen grondstoffen, beschreven grondstoffen, die niet meer tot veevoeder
grondstoffen mogen worden verwerkt. Hoe is dat dan precies in Nederland gegaan.
Naar aanleiding van het 1 e BSE geval in Nederland heeft staatssecretaris Terpstra
destijds de SRM maatregel ingevoerd en dat wil zeggen dat vanaf 1997 die
specifieke hoog risico materialen gescheiden moet worden verwerkt van de andere
grondstoffen. Want SRM is zoals ik heb gezegd een specificatie, dus het is een
beschrijving, een aanduiding voor een categorie. SRM in die tijd en ik vertaal dat
maar even vrij, het is geen uitputtende definitie, dat waren destijds kadavers van
schapen en geiten en runderen dan specifiek ouder dan 1 jaar en slachtafvallen
zoals koppen van koeien en het ruggenmerg. Rendac verwerkte die grondstoffen in.9
een speciale omgebouwde lijn, dat was voorheen de haarlijn, deze haarverwerking
hebben we omgebouwd tot een separate SRM verwerking. Eind 2000 is er veel in
Europa en Nederland gebeurd, de categorie aanduiding voor SRM is op dat moment
sterk uitgebreid waardoor er dus veel meer materiaal als SRM moest worden
verwerkt bij Rendac. Dat hield in dat, dat alle kadavers waren en aangevuld met
specifieke slachtafvallen. Dat SRM wordt verwerkt in de reeds bestaande SRM lijn,
die omgebouwde haarlijn, en in de destructor die ook wel de hoofdlijn wordt
genoemd. Even naar de toekomst kijkend, toekomst voor een deel verleden reeds,
voor een deel ook nog toekomst. De aanvoerprognose voor Rendac Bergum in 2001,
dan ziet u dat die categorie SRM voorheen, toen we begonnen in 1997 was dat een
hoeveelheid die ergens schommelde tussen de 30 en 35 duizend ton per jaar en dit
jaar ramen we die hoeveelheid door die uitbreiding van die definitie op een
hoeveelheid van 350 duizend ton. We verwerken in Burgum ook bloed, afkomstig
van slachterijen, prognose ongeveer zo'n 70 duizend ton en veren verwerking in een
aparte lijn zo ongeveer 35 duizend ton, haar in een aparte lijn ongeveer 15 duizend
ton, pluimveeslachtafval, specifiek afval van pluimveeslachterijen ongeveer 100
duizend ton in een aparte lijn en Restex de verwerking van putvetten van Rendac
Bergum. Wat voor producten maken we daarvan: als het gaat om SRM maken we
daar meel en vet van, als het gaat om pluimvee slachtafvallen dan maken we daar
meel en vet van. In het geval van Restex is het slib en vet en voor de andere lijnen
bloed, veer en haar is het een meelsoort. Een typisch destructieproces, dat is
eigenlijk die hoofdlijn die kunt u op alle vorige sheets van kracht laten zijn, je hebt te
maken met aanvoer. Je hebt te maken met voorbewerking, verdamping, verhitting.
Het grootste aandeel van onze grondstof is eigenlijk water, dus we moeten het water
eruit halen, evtueel een fysische scheiding op het moment dat je meel en vet wilt
produceren en nabewerking van het product, het malen en zeven, het opslaan en
vervolgens het afvoeren.
Op de volgende sheet is beschreven niet zozeer het proces, maar hoe gaat het dan
met het transporteren van dat SRM. Hier ziet u op de sheet dat we dat met
vrachtwagens ophalen, dat zal u bekend zijn, dat moet worden gewogen en
geregistreerd om meerdere redenen. De wagens worden geparkeerd, vervolgens
worden ze gelost. Als die wagens gelost zijn, dan betekent dat dat iedere wagen na
lossing wordt gereinigd en ontsmet, zodanig dat hij weer op het parkeerterrein kan
worden gezet en de volgende dag gereinigd en ontsmet weer de weg op kan. Hier
herkent u wat ik u zo net vertelde een typisch destructieproces. De leveranciers
waarvan de aanvoer komt, waar de grondstoffen vandaan komen. Bij de leveranciers
vindt al een grondstoffencontrole plaats, veelal door chauffeurs die de grondstoffen
daar verladen, dan komen die grondstoffen naar Burgum toe en bij het lossen vindt
opnieuw een grondstoffen controle plaats, dan worden de grondstoffen gebroken, dat
is de voorbewerking dat vindt plaats in brekers. De volgende stap is
waterverdamping en sterilisatie en u ziet daar in de rode blokjes, dat zijn in het kader
van HCCP eigenlijk control-points, zaken waarin je dingen specifiek controleert, daar
controleren we de sterilisatie volgens een Europese norm en daar controleren we
ook een speciale bacterie die maatgevend is voor het destructieproces. Die moet dus
niet aanwezig zijn om aan te kunnen tonen dat ook het destructieproces goed is
verlopen. Vervolgens wordt in het kader van het destructieproces van SRM het vet
eruit geperst, zodanig dat je meel en vet overhoudt, dan testen we nog een keer op
de bacterie. Dat zijn niet zo zeer bacteriën die nog aanwezig zijn in het
destructieproces, maar die meer te maken hebben met de veiligheid van de.10
producten die we in dat proces maken. Een veiligheid die vooral in het verleden van
belang was, omdat het toen een veevoedergrondstof was. Daar mochten bepaalde
bacteriën niet in zitten, dus er mocht ook geen nabesmetting plaatsvinden in de
silo's, een controle. En vervolgens wordt het eindproduct, het meel, opgeslagen en
verladen en het vet wordt ook opgeslagen en voor een groot deel verladen en een
deel van het vet verbranden we in het ketelhuis om daar stoom uit te produceren.
Milieuvoorzieningen die wij getroffen hebben als Rendac Bergum: een waterzuivering
met een capaciteit van 250 duizend inwonerequivalenten. Eén inwonerequivalent is
de hoeveelheid dat 1 inwoner loost. Dit is de verwerkingscapaciteit, dus dit is niet wat
die loost, maar dit is wat er aan water in kan gaan met een bepaalde vervuilinggraad.
Lucht, afzuiging van lucht. De lucht wordt eerst gewassen en vervolgens
nabehandeld in bio-bedden en een belangrijke milieuvoorziening om stankhinder te
voorkomen is dat de stromingen met de sterkste geurconcentratie worden verbrand
in het ketelhuis, zodanig dat je daar geen last meer van hebt. Als je daarna gaat
meten dan ruik je eigenlijk helemaal niks meer.
Ik laat u toch even een plaatje zien van de waterkwaliteit van ons bedrijf. Het is u
allen bekend dat wij in 1997 een probleem hadden met het functioneren van onze
waterzuivering. In de jaren daarop heeft Rendac omvangrijke voorzieningen getroffen
om de waterkwaliteit te beheersen en u ziet dus ook dat de lozing na die
voorzieningen, na 1997, 1998 al een stuk lager was. Bij 1998 moet u zich
voorstellen dat het in het begin van 1998 nog wat hoger was, maar daarna ziet u een
sterke teruggang van de vervuilingsgraad van het effluent. Effluent is het water wat
uiteindelijk het kanaal ingaat, wat er wordt geloosd, dus niet het water wat de
zuivering in gaat, maar wat de zuivering uitgaat, het kanaal in.
Toch even een plaatje van ons bedrijf. Ik heb helaas niet iets om de zaken aan te
wijzen, maar op dit plaatje kunt u helemaal boven aan de waterzuivering zien, dat zijn
de zogenaamde carrousels. Het midden van het beeld dat zijn de fabrieken en aan
de buitenkant en helemaal beneden tegen de weg aan, de bio-bedden, waar de lucht
wordt nagezuiverd. Een biologisch proces waar bacteriën die op huiden zitten er voor
zorgen dat de vervuilde, stinkende lucht nog wordt afgebroken, zodanig dat er een
schone luchtstroom overblijft die wij kunnen emitteren via de schoorsteen.
Wat brengt de toekomst. Iets wat heel belangrijk is voor ons bedrijf is regelgeving en
wetgeving. Daar hebben wij met al die toezichthoudende instanties nou eenmaal veel
mee te maken. Die regelgeving kan van locaal niveau komen, die kan van nationaal
niveau komen en in toenemende mate komt die ook uit Brussel, omdat er Europese
maatregelen zijn waar wij op in moeten spelen om daar aan te kunnen voldoen of
ons daar naar te richten. Wij hebben ons jarenlang door de historie (we bestaan
sinds 1926) altijd moeten aanpassen aan de nieuwe eisen van de tijd en dat zullen
we ook blijven doen.
Verbeteringen en investeringen waar het gaat om reductie van stankhinder. Mevrouw
Rietdijk heeft het al even aangegeven dat het erg belangrijk is om stank verder terug
te dringen. Wij, als bedrijf zien dat ook zo. Dus we zullen daar de komende jaren
continu aandacht aan blijven besteden en ons verder blijven verbeteren op dat vlak,
zoals wij ook de afgelopen jaren hebben gedaan. Daarover maken we ook afspraken
met de locale overheden en aan die afspraken zullen we ons ook houden..11
De laatste zin ging over water, hetzelfde verhaal, water, dat is alhoewel het nu wat
minder actueel is, 1997 ligt al een bepaalde tijd achter ons, het effluent van het water
is voor ons een erg belangrijk gegeven en we zullen daar de komende tijd
voortdurend in blijven investeren en verbeteren. Bijvoorbeeld, in het beter bedrijven
van de apparatuur die we hebben en investeren in aanvullende apparatuur. Ik wil u
hartelijk bedanken voor u aandacht en ik ben blij dat ik dit verhaal heb mogen
vertellen.
Voorzitter gedeputeerde Mulder van de provincie Fryslân:
Dhr. Ackerman dank u wel. We hadden een overzicht van mevr. Rietdijk over de
gezondheidssituatie in de gemeente Tytsjerksteradiel, de omgeving waar binnen
Rendac functioneert, het verhaal van dhr. Ackerman over het bedrijf Rendac zelf en
dhr. Ruessink zal in gaan op de vraag wat er uit die pijp komt, wat zijn de resultaten
van het contimenantenonderzoek.
Presentatie van de heer Ruessink, Groepshoofd afdeling provincies van de Inspectie
Milieuhygië Noord:
Mijn presentatie vanuit milieu-inspectie gaat over chemische verontreinigingen in het
destructieproces. Ik heb eronder gezet een modelstudie. Het onderzoek is uitgevoerd
in opdracht van de Inspectie Milieuhygiëne. Guido van der Meij, is projectleider
geweest.
Ik zal eerst vertellen waar het onderzoek niet over gaat. Dat is heel belangrijk om
daar toch een notie van te hebben in dit gezelschap. Het gaat niet over BSE, ook niet
over MKZ en ook niet over de normale bedrijfssituatie bij Rendac zoals dhr.
Ackerman die net al heel goed heeft uitgelegd. Dan bent u natuurlijk benieuwd waar
het wel over gaat. Het gaat over chemische verontreiniging die onder zeer bepaalde
omstandigheden in de aanvoer van Rendac kunnen zitten. Het gaat om dat geval, als
er ze er in zouden zitten, door wat voor reden ook, hoe zich die chemische
verontreinigingen zich in dat proces gedragen en waar ze weer naar buiten komen
als emissies op wat voor manier dan ook. Het gaat er om hoe deze vreemde stoffen
zich in het destructieproces gedragen. Normaal komen die dus niet bij Rendac voor,
dat wil ik met nadruk zeggen. Alleen in bijzondere omstandigheden, en een
voorbeeld daarvan is de dioxine crisis in 1999, toen we in dit land geconfronteerd
werden met kippen met een dioxine verontreiniging wat ze opgelopen hadden door
het eten van verkeerd voer.
Wat was het doel van het onderzoek dat we gedaan hebben. Het is vast te stellen
hoe chemische verontreinigingen zich in het destructieproces gedragen en in beeld
te brengen welke emissies daarbij eventueel richting milieu of anderszins mogelijk
zijn. Zoals gezegd, de werkwijze was dat door Inspectie Milieuhygiëne Noord de
opdrachtgever was en de financier van het onderzoek. Het is inhoudelijk heel
nadrukkelijk uitgevoerd door het RIVM in samenwerking met adviesbureau IWACO
en het is begeleid door een adviescommissie waarin provincie, gemeente,
waterschap, de keuringsdienst van waren en Rendac zitting hadden. De uiteindelijke
verantwoordelijkheid van het onderzoek ligt bij de Inspectie.
In de volgende sheet is uitgelegd hoe het onderzoek is uitgevoerd in korte lijnen. Het
is eigenlijk begonnen met een schematische analyse van de bedrijfsprocessen en de.12
productielijnen bij Rendac. Dhr. Ackerman heeft net al het een en ander verteld wat
er zo aan productieprocessen plaatsvindt bij Rendac. Die analyse van die processen
is vervat in een fysisch-chemisch rekenmodel, een heel wetenschappelijk verhaal dat
zal ik u absoluut besparen, maar dat moet u even van mij aannemen. Vervolgens is
gemodelleerd wat er gebeurt als vreemde stoffen in het proces komen (dus
chemische verontreiniging, die onder bepaalde, heel bijzondere, omstandigheden,
zich dus een keer voor kunnen doen in het proces van Rendac). Hoe die stoffen zich
gedragen in dat hele procesmodel en vervolgens is berekend waar die stoffen
blijven. Of ze emitteren of in een ander proces weer naar buiten komen. Als we het
hebben over emissies dan moeten we dat wat ruimer zien. We kunnen de traditionele
emissies daaronder laten vallen, emissies naar lucht, wat komt er uit de pijp. Of de
emissies naar water, wat gaat er richting het kanaal. Maar we moeten ook kijken naar
het zuiveringsslib van de afvalwaterzuivering van het bedrijf en zeker niet in de
laatste plaats naar de producten die het bedrijf maakt en dat zijn in hoofdzaak vet en
meel, dat hebben we zo even al gehoord. Dus dat zijn onderzochte emissieroutes
met het theoretische rekenmodel.
De volgende sheet gaat vervolgens over de bedrijfsprocessen die we beschouwd
hebben. We hebben de bedrijfsprocessen bij Rendac geschematiseerd en we komen
uit op 3 destructie-achtige processen en daarnaast hebben we het proces van de
afvalwaterzuiveringsinstallatie beschouwd. We hebben verschillende meel- en
vetlijnen. Maar die komen allemaal schematisch inhoudelijk op hetzelfde neer in de
beschrijving. We hebben een lijn waarin bloedmeel wordt gemaakt, het bloed, en
tenslotte hebben we de verwerking van putvetten, de Restex-lijn. Dat zijn de 3
hoofdprocessen die we beschouwd hebben, daar zijn allerlei verfijningen in mogelijk,
maar daar komt het toch in grote lijnen op neer. En daarnaast zoals gezegd ook de
afvalwaterzuiveringsinstallatie van het bedrijf.
We zijn uitgegaan in het onderzoek, na goed overleg met alle betrokkenen, van een
Europese lijst gebaseerd op een, geloof ik nog steeds, concept-richtlijn van de
Europese unie. Deze is ook al weer in beeld zoals we net ook al hoorden en die geeft
aan de ongewenste stoffen die onder bepaalde omstandigheden in de zogenaamde
landbouwhuisdieren kunnen worden aangetroffen. We hebben die lijst van een
enkele tientallen stoffen uitgebreid met enkele typische milieuverontreinigde stoffen.
Als je dan kijkt over wat voor een soort stoffen we dan praten, dan kijken we in ieder
geval naar het zware metaal in het proces, naar pesticiden die onder bepaalde
omstandigheden voor kunnen komen en naar PAKS, naar dioxinen en naar PCB's.
Dat zijn in grote lijnen de categorieën stoffen waar we naar gekeken hebben.
Dan wordt het tijd om eens naar de resultaten te kijken van het onderzoek. Dit zijn de
resultaten op hoofdlijnen, de rapportage is in een eind concept versie voor de laatste
keer door de adviescommissie gezien en becommentarieerd. Dat wordt nu verwerkt,
dus dat is, naar ik hoop nog voor de grote zomervakantie beschikbaar. Als ik daar
gebruik van maak, dan komen we tot de volgende resultaten die ik hier wil
presenteren.
Eerst over de meel- en vetlijnen. We kunnen vaststellen dat die verontreinigingen die
ik zo even heb geschetst, voor meer dan 99% in de producten van die lijnen
terechtkomen. Dat zijn namelijk meel en het vet. Dat betekent dat 1%, minder dan
1%, emitteren naar overige emissieroutes en dat zijn eigenlijk lucht en afvalwater. Je.13
kunt eigenlijk vaststellen dat er niet of nauwelijks emissies naar lucht en afvalwater
plaatsvinden. De grote bulk gaat echt naar het meel en het vet wat Rendac
vervolgens afzet, althans tot voor kort kon afzetten, en nu op een andere manier hier
en daar moet zien kwijt te raken. Dan kijken we naar de bloedmeellijn, waar dus uit
bloed bloedmeel wordt gemaakt, uiteindelijk, simpelweg door de verdamping van het
water in het bloed, heel simpel gezegd. Daarvan kun je zeggen dat de
verontreinigingen die er eventueel in zouden zitten, onder omstandigheden, voor
meer dan 86% in het product, in dit geval het bloedmeel, terechtkomt. Dat betekent
dat nog zo'n 14% maximaal emissies naar andere routes plaatsvindt en dat is weer
hoofdzakelijk via andere routes weer naar het afvalwater, wat naar de waterzuivering
gaat van Rendac, daar kom ik zo op. En er wordt eigenlijk niet of nauwelijks naar
lucht geëmitteerd. Lucht is wat dit betreft eigenlijk geen issue ten aanzien van deze
verontreinigingen.
In de volgende sheet tenslotte de Restex-lijn, het 3 e hoofdproces bij Rendac. De
Restex-lijn is iets anders opgezet, daar wordt eigenlijk de inkomende stroom in vet en
slib gescheiden. De emissies van eventueel verontreinigingen gaan voor het
leeuwendeel, tussen de 80 en 93% gezamenlijk naar vet en slib. Dat is sterk
afhankelijk van de stof, soms gaat het wat meer naar vet, soms wat meer naar het
slib, maar als je het optelt vet en slib, gaat daar het bedrag in wat ik daar genoemd
heb. De overige emissies vinden eigenlijk wederom plaats naar het afvalwater, naar
de AWZI (Afvalwater Zuiveringsinstallatie) van Rendac en dat betekent dus dat de
rest van het getal in orde van 7 tot 20% van de mogelijk inkomende chemische
verontreinigingen daar terechtkomt. En weer nauwelijks een aandeel naar lucht.
De waterzuivering tenslotte. Dat is natuurlijk een nageschakelde techniek bij Rendac.
Daar komt dus het afvalwater van de processen in terecht. Ik heb net al aangegeven
dat in het slechtste geval, in het geval van de Restex-lijn, maximaal 20% van de
verontreinigingen op de afvalzuiveringen terechtkomen. Dus we hebben het dan ook
over de verdere behandelingen van die stroom waarin maximaal 20% van die
verontreiniging zit. Als je kijkt hoe die stoffen, als ze uit de zuivering komen, zich
gedragen dan kun je vaststellen dat het merendeel van die stoffen aan het slib van
de zuivering hechten. Niet helemaal verrassend, maar toch ook in het rekenmodel
komt dat heel nadrukkelijk naar voren. Je hebt het dan over typen stoffen als zware
metalen, de PAKS, de dioxinen en ook sommige pesticiden die hechten zich heel
simpel aan het slib. Een ander mechanisme dat van belang is voor de zuivering, is
vervluchtiging, verdamping. Dat is van belang voor enkele andere pesticiden en
sommige PCB's, die kunnen door verdamping alsnog aan de waterzuivering
ontsnappen. Maar nog steeds: het gaat hier over een heel klein deel van de totale
stroom aan inkomende verontreinigingen..., als ze al binnenkomen bij Rendac.
Tenslotte is er ook het mechanisme van de biologische afbraak, uiteraard op de
biologische zuivering. En voor sommige stoffen, bepaalde PAKS en pesticiden is ook
biologische afbraak een belangrijk mechanisme waardoor ze onschadelijk worden
gemaakt.
Het onderzoek was primair bedoeld om te kijken naar de chemische verontreiniging,
maar op de volgende sheet kunnen we zien dat ook biologische verontreinigingen
zijn meegenomen. Dit, op verzoek van de adviescommissie. Het verzoek is
uiteindelijk gehonoreerd, maar wel op beperkte schaal, dat zeg ik er eerlijk bij. Het is
pas later in het onderzoek betrokken. Biologische besmetting van de ruwe grondstof.14
is een volstrekt normaal verschijnsel bij Rendac. Het gaat dan simpelweg om
bacteriën, eventueel parasieten, protozoën en virussen. Die komen normaal bij
Rendac voor. Dat kan de aard van de grondstoffen met zich meebrengen,
bijvoorbeeld omdat je altijd een restant mest in de grondstof hebt zitten. Ook in deze
beschouwing, van biologische verontreinigingen, zijn de prionen weer heel
nadrukkelijk buiten beschouwing gelaten, daar komen we na de pauze hopelijk nog
uitgebreid op terug. Als we het verhaal van de deskundigen van het RIVM
(Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne) op waarde schatten, dan
moet de conclusie van het onderzoek naar de biologische contaminanten zijn, gelet
op de werkwijze en de procesomstandigheden bij Rendac, dat het zeer
onwaarschijnlijk is dat dat soort verontreinigingen door het proces van Rendac heen
komt. Dat geldt ook voor de emissies van biologische contaminanten
(verontreinigingen) naar meel, ook naar het effluent, dus wat er van de
waterzuivering op het oppervlaktewater komt en naar de lucht. Theoretisch is het niet
geheel uit te sluiten, maar dat zou dan nog eens nadrukkelijk moeten worden
onderzocht, dat biologische verontreinigingen in vet meer overlevingskansen
hebben, maar het hangt sterk af van wat er vervolgens met dat vet gebeurt. Als dat
vet verbrand wordt zoals bij Rendac voor een deel gebeurt, dan mag je ook
aannemen dat dat proces er ook voor zorgt dat bij die hoge temperaturen die daarbij
gelden die zaken vernietigd worden. Dus het verhaal van biologische contaminanten
is dat het zeer onwaarschijnlijk is dat zij een risico zullen veroorzaken qua emissies.
Ik kom tot de laatste sheet. De conclusies. We kunnen concluderen dat het
onderzoek, het rekenmodel dat we daarvoor ontwikkeld hebben, aangeeft dat er
eigenlijk geen onbeheersbare emissie van chemische verontreiniging plaatsvindt. Ze
komen voor een bulk van de stoffen in het meel en het vet terecht. Dat meel en vet
volgt een bepaalde route, tegenwoordig is het zo dat het grootste deel ook weer
vernietigd wordt, dus dat komt niet in het milieu op die manier. Van de biologische
verontreiniging heb ik zo even gezegd dat het onwaarschijnlijk is dat die door het
proces van Rendac komen. Ik heb het dan niet over de prionen, daar moeten andere
deskundigen maar wat over zeggen. Wij denken dan ook dat voor aanvullende
procesmaatregelen bij Rendac geen reden is. Wij hebben het tenslotte over
uitzonderlijke situaties en als het dan eens een keer voorkomt dan hebben we
aangetoond dat dat eigenlijk geen groot probleem zal geven. Dus om voor
uitzonderlijke situaties aanvullende procesmaatregelen te nemen lijkt ons niet nodig.
Ik denk dat we veel beter de inspanningen en het geld kunnen spenderen aan het
vroegtijdig signaleren van mogelijke chemische verontreinigingen in grondstoffen in
de keten voor dat die Rendac bereikt, voor het destructieproces bij Rendac een start
heeft. Dat is dus een verantwoordelijkheid die niet primair bij Rendac ligt, denk ik,
maar bij andere instanties die aan de voorkant zouden moeten signaleren en
opsporen. Daar wou ik het bij laten.
Voorzitter gedeputeerde Mulder van de provincie Fryslân:
Hartelijk dank dhr. Ruessink. We leren er steeds meer bij. Wij schorsen deze
vergadering een kwartier. Daarna een verhaal over de BSE.
Ik denk dat het goed is om te noemen dat de gemeente, in de persoon van dhr. van
Wees aanwezig is, Wetterskip Fryslân in persoon van bestuurder mevr. Jager
aanwezig is, het ministerie van VWS, directie gezondheidszorg dhr. Droppers, de.15
keuringsdienst van waren dhr. Verburg, mevr. Arendsen van het ministerie van LNV.
Vragen kunnen aan hen worden gesteld.
Zonet werd genoemd van de kant van de GGD dat er een meldpunt zou moeten
komen, een milieu alarmnummer. Die is er al: 058 - 2122422. Dat nummer staat in
alle telefoongidsen, bij elke gemeente, bij de provincie, het milieu alarmnummer
bestaat. Ik denk dat een heleboel mensen weten dat ze dat nummer kunnen
gebruiken, want het wordt en werd regelmatig gebruikt.
Tenslotte: er staan niet voor niets microfoons in de zaal. Als er dus informatieve
vragen zijn die onmiddellijk aansluiten bij wat iemand heeft gezegd, loop naar de
microfoon en grijp de kans.
Dan wou ik nu graag het woord geven aan dhr. Schreuder over de stand van zaken
rond BSE.
Presentatie van de heer Schreuder, BSE-scrapie specialist van ID Lelystad:
BSE is niet zo'n eenvoudig probleem. Het is nog erger dan zeg maar de procesgang
van Rendac. Toen ik de uitnodiging kreeg voor deze avond, werd mij ook een brief
toegestuurd met wat vragen van omwonenden. Algemene vragen: willen de sprekers
zich voorstellen? Nou, ik ben Bram Schreuder van het ID Lelystad, instituut wat
onder meer is voorgekomen uit het toenmalige CDI, het Centraal Diergeneeskundig
Instituut. Wij onderzoeken vooral zaken op het gebied van diergezondheid, dierlijke
productie en dergelijke Maar de vragen gaan ook verder. Wat is uw relatie met deze
problematiek? Ik hou me al 12 jaar daaromtrent bezig, met BSE en aanverwante
artikelen. Wat is uw relatie met deze gemeente? Ik heb vroeger wel eens in het
Burgumermar gezwommen, dat is eigenlijk ook het enige en ik mag hier vanavond
optreden. Wat is uw relatie met de provincie Fryslân? Ongeveer van gelijke rekking,
ik ben in Ljouwert geboren en dat is ook het enige Friese woord wat ik mij nog kan
herinneren. Maar een heel persoonlijke vraag, waarschijnlijk met een dubbele bodem
is de volgende: wat is uw relatie met de directie van Rendac? Wij kennen elkaar vrij
goed en hebben in het verleden samengewerkt. Dat kan ik beter van tevoren zeggen.
Rendac is als één van de eerste instellingen in Nederland zich bewust geweest van
wat erboven, zeg maar, de veeteelt in Nederland hing. Al in 1988, als ik het goed
heb, was men zich bewust dat er iets ging gebeuren met diermeel. Rendac heeft als
eerste gevraagd van kunnen wij onderzoek doen om de veiligheid van diermeel als
nuttige voedingsbron voor Nederlands en ander vee te garanderen. En wij zijn dus
ook van meet af aan in een samenwerkingsverband met Rendac geweest om
onderzoek te doen naar zeg maar de afdoding van BSE in hun procesgang. Dus wat
dat betreft kunt u zeggen: nou u heeft 2 petten op, dat klopt, ik geldt hier als
onafhankelijk deskundige is me verteld. Maar ik wordt betaald vanuit het ID en
Rendac * ) betaalt alleen een stuk van ons onderzoek mee samen met het ministerie
van VWS, het ministerie van LNV en andere partners. Als u mijn onafhankelijkheid in
twijfel zou willen trekken dan kan minister van Aartsen daar nog wel eens boekje
over open doen. Die vond mij eigenlijk te onafhankelijk in het verleden. Maar goed,
dit is de schets van hier sta ik en ik probeer gewoon naar eer en geweten u iets te
vertellen vanavond over BSE en de mogelijke risico's aan de ene kant voor de
veestapel en aan de andere kant voor de volksgezondheid. Om het probleem toch
een beetje breder neer te zetten heb ik een videoband neergezet die op de tv is.16
vertoond, maar wel 10 jaar geleden. Het is van NOS laat, het hele programma
bestaat niet meer, maar de inhoud van de band is nog steeds actueel.
* ) Rendac betaalt niet mee aan het onderzoek
U moet alleen even alle getallen vergeten, het gaat om het principe en dat is nog
steeds heel waardevol.
TONEN VIDEOBAND.
Vervolg presentatie van de heer Schreuder:
Er zijn alleen maar vragen, maar intussen zijn er ook wel een paar antwoorden
bijgekomen. Dit is uit 1990. Een hoop van die vragen zijn toch nog niet helemaal te
beantwoorden. Om maar even met de laatste te beginnen: wat is nou het echte risico
voor de mens. Om dat klinkklaar te zeggen, dat kan zelfs nu nog niet.
Maar ik zal u vanavond wel een paar achtergrondgegevens proberen te laten zien,
zodat we toch een beetje weten hoe je daar een inschatting over kan maken.
Zoals de film ook al liet zien is er een relatie tussen de ziekte scrapie bij het schaap
en de BSE. Waar is de ziekte ontstaan? Uiteindelijk is die ontstaan bij het eten van
hersenen door deze koe, een plaatje op Texel, dat is een grapje. Maar het principe is
serieuzer, het gaat via het vlees en beendermeel, dat is 1 theorie. Een andere
theorie is dat er eigenlijk toch altijd nog een soort BSE op een heel laag pitje bestond
maar nooit ontdekt is en dat is ook gaan rondzingen via het vlees en beendermeel.
Daar kom ik zo nog op terug.
Dit is ongeveer wat ik hoop door te lopen met u. Iets over het agens, de verwekker
en de verschillende hypotheses, want het is allemaal nog een beetje onduidelijk. Wat
zijn nou eigenlijk prionen. Dat is mij met name gevraagd uit te leggen. Dat is knap
ingewikkeld, maar het is nog redelijk kort na de pauze.
Oorzaak en verloop van de BSE epidemie: dat is voornamelijk Engels, maar toch
ook een stukje Nederlands. Wat zijn nou eigenlijk de risico factoren voor het vee en
wat doe je er tegen? En in dat tweeluik komt de destructie ook al aan bod. En het
laatste punt is dan: hoe verhoudt zich het risico voor de mensen met deze BSE.
Eerst even het moeilijkste stuk, want prionen, dat is een ingewikkeld verhaal. Er is
een groep van aandoeningen die eigenlijk allemaal dezelfde soort kenmerken
hebben en die hele groep noemen ze nu voor het gemak maar prionziektes,
oorspronkelijk heette het met een moeilijk woord: spongieuze encephalopathie,
sponsachtige veranderingen in de hersenen. Wat je dan ziet bij al die ziektes is dat
zeker heel lang over doen om tot uiting te komen en dat is bij dieren al een paar jaar,
maar dat is bij de mens meerdere decennia, dat kan makkelijk 20 jaar zijn. Het
verloop is altijd fataal, er is geen geneesmiddel tegen. De diagnostiek doe je eigenlijk
bijna altijd achteraf, wanneer een dier overlijdt, dan kan pas bij hersenonderzoek de
ziekte worden vastgesteld. Alleen bij schapen zijn we nu wel zo ver en dat is in
Lelystad gelukt, ons toch even op de borst kloppend, we kunnen een stukje van de
amandelen weghalen, daar kijken we in en dan kunnen we al een jaar van tevoren
voorspellen dat zo'n dier ziek wordt of niet. Bijzonder is dat het ook bij de nieuwe
variant bij de mens in Engeland op diezelfde manier kan, dan kunnen mensen dus
eigenlijk bij het ondergaan van de amandelen knippen hun amandelen laten.17
onderzoeken en zeggen van: ben ik de komende 3 jaar nog veilig. Maar niemand
schijnt dat te doen, niemand hoeft dat te weten. Er staat nog 1 kreet bij puntje b van
de sheet: het geeft geen ontstekingsreacties of immunologische reacties, nu zult u
zich afvragen wat moet ik daar nu mee, dat zegt ook iets over het agens, het is geen
vreemde indringer waartegen het lichaam zich verweert. Het is geen vreemde
bacterie of virus. Het is gelijk ook het probleem van dit soort ziektes, je hebt geen test
bijvoorbeeld in het bloed die je kan doen om te zien of een dier zo'n ziekte onder de
leden heeft of niet, want er is geen antistof in het bloed aanwezig. Verder is het dus
een hele grote groep van ziektes, ik zal ze niet allemaal opnoemen, maar er zijn een
aantal ziektes bij de mens en een aantal ziektes bij dieren en die horen allemaal tot
deze familie. De bekendste is de bovenste: Creutzfeldt-Jacob. De ziekte van
Creutzfeldt-Jacob bij de mens. Koeroe staat er iets onder, dat is een verhaal uit
Nieuw Guinee, waarbij dus Papoea stammen kannibalisme bedreven en die eigenlijk
hetzelfde doormaakten als het rund nu. Dat is ook een vorm van kannibalisme, BSE.
Er staan nog meer in, er is zelfs sinds kort een vorm bij de kat in Engeland ontdekt.
Dat is een jaar of 10 nu aan de gang. Allemaal na dat BSE is gevonden, ook bij
dierentuin dieren.
Dan even terug naar het agens. Ik heb net al gezegd het is niet een gewoon virus of
een gewone bacterie. Het agens is heel erg bestand tegen bijvoorbeeld koken. De
meeste bacteriën zijn dan al lang dood. Het is ook niet iets wat je met bestraling kunt
doden, tegenwoordig doen ze ook voedsel doorstalen, dat helpt niet. Gewone
besmettingsmiddelen die voor algemeen gebruik zijn, werken ook niet goed. Het
enige wat eigenlijk goed werkt is ordinair bleekwater uit het keukenkastje of
natronloog maar geen halomiet bijvoorbeeld, echt natronloog en het autoclaveren,
dus het onder druk, onder vochtige omstandigheden verhitten. Dat is eigenlijk wat
Rendac ook doet, dus hij is wel op de goede weg. Er zijn nog steeds verschillende
hypotheses in omloop over deze verwekkers. De prionhypothese heeft het intussen
wel gewonnen, maar er zijn nog steeds groepen in de wereld die druk bezig zijn om
aan te tonen dat het om virussen gaat. Eigenlijk moet je het zo zien, ze hebben
allemaal wel wat gemeen, dat is die gemeenschappelijke theorie, maar de ene vindt
dit belangrijker en de andere dat, nog een andere groep vindt weer iets anders
belangrijk, maar ze hebben allemaal iets gemeen en dat is dat prioneiwit waar ik het
nu over zal hebben.
De prionhypothese heeft het dus wel gewonnen en ik zal toch even uitleggen hoe dat
dan in zijn werk zou moeten gaan volgens die theorie. Prionen zijn aan de ene kant
iets dat van buiten komt, maar aan de andere kant gebruik maken van iets wat het
lichaam zelf al klaar heeft liggen. Iedere gast, zoals die hier zit, heeft een PRP gen
en ook alle zoogdieren, die maken de voorloper van prionen aan. Op het moment dat
je nou zo'n prion binnen krijgt in een gevaarlijke vorm dan grijpt dat in op je eigen
voorloper zeg maar, en dan gaat die dat omturnen tot een pathologische gevaarlijke
vorm. Die vorm die kan het lichaam niet meer afbreken. Het gaat dus ophopen in je
zenuwcellen en die gaat verschijnselen veroorzaken.
Wat je ook aan de zenuwcellen kunt vinden is dat opgestapelde prioneiwit, want we
hebben daar specifieke antistoffen tegen kunnen maken, dat lukt niet in je eigen
lichaam, maar wel als je bijvoorbeeld in een konijn inspuit. Dat maakt dat konijn
tegen dat menselijke of dat schapen prioneiwit wel antistoffen omdat die
lichaamsvreemd zijn en als je dat loslaat op zo'n hersencoupe * ) dan kleurt dat mee,.18
dan hangt er een verklikker aan. Die prioneiwitten hopen zich dus op de membranen
van de zenuwcellen, die blokkeren daar het een en ander en daardoor sterven die
zenuwcellen uiteindelijk af.
* ) Hersencoupe: benaming van stukje hersenweefsel wat je onder bijv. de microscoop kunt bekijken.
De verschijnselen van de ziekte heeft u al op de film gezien en ook in het verleden
wel op de televisie. Waar is het begonnen. We nemen aan dat het of bij schapen is
begonnen in de vorm van scrapi of bij zo'n sporadisch geval van BSE wat men nooit
onderkend heeft. Maar er zijn inderdaad boeren of ook dierenartsen die zeggen:
vroeger heb ik ook wel eens zo'n koe gezien, maar hoe bewijs je dat dat BSE was.
Dat agens van die ziekte overleeft dus het gebruikelijke destructieproces en in ieder
geval het proces in Engeland want dat lag niet op het 133 graden niveau wat
tegenwoordig verplicht is. Het kwam dus in het diermeel terecht en gaf de ziekte bij
het rund, maar wat gaf nu eigenlijk de grootste explosie aan gevallen, dat is dat het
rond ging zingen.
Ook BSE materiaal van runderen zelf kwam weer in het diermeel terecht en omdat
het van rund tot rund ging zonder enige soort barriere ging het heel gemakkelijk en
daardoor kreeg je die enorme uitbraak.
In 1995 had alleen het Verenigd Koninkrijk er goed mee van doen. Inmiddels zijn tal
van andere landen er ook bij gekomen en is het Verenigd Koninkrijk nog steeds goed
aan kop, je ziet Ierland, Frankrijk, Zwitserland en nu bijvoorbeeld ook Portugal. Het
zijn allemaal landen die veel later zijn begonnen met die ellende. Die hebben het
eigenlijk ook allemaal van Verenigd Koninkrijk gekregen, dus die lopen een aantal
jaren achter, maar ze doen behoorlijk hard mee. In Nederland zitten we op dit
moment op 17. We zijn nog redelijk laag als je dat vergelijkt met landen als Frankrijk.
Als je de huidige getallen ziet. Nu men sinds januari ook met het snelle testen
begonnen is. Duitsland zit sinds 1 januari op 65, die hadden er hier eind januari 20,
nu al weer 65, dat vliegt omhoog. Spanje idem dito, dus een aantal landen moeten
nu erkennen dat ze eigenlijk nooit goed hebben gekeken. Nederland is volop aan het
testen, vandaar dat wij er 10x zoveel vinden als in het verleden. Dat is niet best,
maar dat is ten opzichte van een heel aantal andere landen ook niet slecht.
Hier staat het verloop in de tijd even. Bijvoorbeeld Engeland, u kunt zien dat die als
1 e flink begint, daarna krijg je Zwitserland, die hebben direct in het begin al behoorlijk
wat diermeel geïmporteerd en wijten daar de uit braak aan. Portugal weer wat later,
die is begonnen met importeren van levend vee, dus dat zijn eigenlijk ook al de 2
grote risicofactoren en Frankrijk die realiseerden zich eigenlijk pas vorig jaar dat ze
een groot probleem hadden. Dat vorige plaatje waren eigenlijk de gevallen, maar wat
interessant is ook om te weten is in welke leeftijdscategorie zit nou de meeste
besmetting. En dat is dit plaatje, hier kan je zien dat de geboortejaren die hieronder
staan dit soort infectie risico kennen. Als je in het Verenigd Koninkrijk de lichting
1987/1988 rekent, dan zit je op ongeveer 5% van alle koeien die uiteindelijk BSE
bleken te krijgen, binnen hun normale leven. Die kregen het klinisch beeld. Dat wil
zeggen dat nog eens 4, 5 of 6x zoveel dieren die besmetting hadden en dan zit je
dus bijna op de helft. Maar die dieren werden gewoon afgemaakt, verkocht of
opgeruimd. Dit waren piekjaren waarbij mogelijk de helft van die geboortejaren een
besmetting onder de leden heeft gehad. Al die besmetting is in Engeland verwerkt of
zeg maar door de destructoren of door de slachthuizen of door de consument
gewoon geconsumeerd. Als u zich dat realiseert dan praten we niet over 180 duizend.19
gevallen alleen, we praten waarschijnlijk over 1 miljoen besmette dieren die hebben
allemaal hun weg gevonden of naar de ene route of naar de andere en die moet je
afzetten tegen de 100 die we hier hebben. Dat is dus ongeveer in die orde grootte.
Als u mij op dit moment vraagt, waar praat je dan over hier. Als wij geen uitbraken
van BSE rond engelse destructoren vinden, dan moet dat toch heel wat zeggen.
Wat zijn de risicofactoren en wat hebben we eraan gedaan? De 2 belangrijkste heb
ik al genoemd: import van dieren en import van vlees en beendermeel uit het
Verenigd Koninkrijk want daar is duidelijk de ellende begonnen. We hebben naar al
die factoren gekeken en we hebben ze in kaart gebracht en dan komt dat verhaal wat
ik net al zei: de minister was ook niet altijd even blij met die opmerkingen: wij hadden
berekend dat je in Nederland pak weg 40 gevallen van BSE had moeten zien uit die
engelse importrunderen. Die hebben we niet gezien. Dus dan hebben we blijkbaar
ook niet helemaal goed gekeken. Maar dat is iets wat je niet al te vaak moet zeggen.
Het voederen van diermeel op zich is natuurlijk een risicofactor. Dat doen we in
Nederland stukken minder dan in Engeland en dat heeft te maken met de kwaliteit
van gras. In Engeland schijnt het weer anders te zijn, misschien meer regen en dan
zit er minder eiwit in het gras, daarom moeten ze meer dierlijk eiwit als aanvullend
onderdeel van het rantsoen geven. Waar we ook naar hebben gekeken is de
mogelijkheid om binnen Nederland een soort eigen BSE te kweken. Want wij hebben
nl. scrapi en wij hebben ook een destructieproces. Daar hebben we ook naar
gekeken.
In Nederland voeren we dus minder diermeel aan de runderen dan in Engeland. Het
belangrijkste zijn de factoren: import in het begin, zowel diermeel als dieren en wat je
later had dat is die versleping, toen was er een verbod op het voederen van diermeel
aan runderen. Dat is al heel lang van kracht, maar we zijn wel altijd doorgegaan met
het gebruik van diermeel maar dan richting varkens. Dat hebben we in Nederland
ook gedaan en dat was volledig legaal, maar wat je niet moet doen is de ene charge
voor varkens aanmaken en dan direct daarna een charge voer voor runderen of
schapen aanmaken, dan krijg je problemen, want dan gaat er zoveel procent door.
En dat hebben we in de loop der jaren wel aangescherpt, maar eigenlijk pas
anderhalf jaar geleden, in 1999, is die risicofactor uitgesloten.
Schetst nu alle belangrijke maatregelen die zijn getroffen: het stoppen met import,
het stoppen met het voederen van diermeel, aangescherpt de destructieregelgeving
en uiteindelijk in maart 1999 is er een regel van kracht geworden dat er ook absoluut
geen spoortje dierlijk eiwit meer in herkauwvoer mag zitten. Vanaf die leeftijd hoort er
in Nederland geen nieuwe besmetting meer op te treden. Praten we even niet over
de overdracht van koe naar kalf, wat in film ook werd aangestipt. Inmiddels is
gebleken dat dat een heel onbelangrijke besmettingsroute is bij het rund. Niet bij
schapen, daar gaat het goed, maar dat is toch een andere ziekte dan BSE.
Hoe bang moeten we zijn voor BSE als consument? Het is een rotziekte, u kent
misschien de beelden van televisie. Het treft bij de mens, jongere mensen vooral op
dit moment, teenagers rond 28 jaar. Dat komt inderdaad van de BSE bij het rund. Er
zijn nog steeds mensen die zeggen: het is allemaal niet wetenschappelijk bewezen,
niet experimenteel nagebootst, maar het is bij apen aangetoond dat het
overdraagbaar is, het is in verschillende muizen modellen gedaan, er komt exact
weer dezelfde BSE stam uit die proefdieren. Precies hetzelfde beeld bij de mens als.20
bij de apen, ook pathologisch. Voor de onderzoekers is er geen twijfel mogelijk. Er is
een verband tussen BSE en de nieuwe variant zoals die nu in Engeland gezien
wordt. Dat was eigenlijk niet zo'n verrassing. Zelfs voor 1996. In 1996 werd officieel
door de engelse overheid aangegeven dat er een mogelijk verband is tussen BSE en
deze nieuwe variant van Creutzfeldt-Jacob bij de mens. Maar zelfs voor die tijd dacht
meer dan de helft van de onderzoekers dat er een risico voor de mens zou zijn, dat
de mens dus geïnfecteerd zou kunnen worden. De gevallen op dit moment: het rode
lijntje onderin zijn de gevallen van de nieuwe variant, daarboven staat de lijn van de
gewone klassieke vorm. Die is er altijd al geweest en die zal er ook wel blijven, lijkt
het erop. De nieuwe variant is dus in opkomst. Op dit moment zijn er zo'n 99 of 100
gevallen bekend, op 3 na allemaal in het Verenigd Koninkrijk, er zijn 2 in Frankrijk en
1 in Ierland. Die ene in Ierland was 6 maanden in Verenigd Koninkrijk geweest. En 1
van de gevallen in Frankrijk die spoot zichzelf met rundergroeihormonen in, een
bodybuilder. Maar zeg maar het gros van de gevallen is gewoon waarschijnlijk door
het voedsel in Engeland tot die patiëntengroep gekomen. We hebben er nu rond de
100. De hamvraag is natuurlijk: Worden het er 1000 of 10.000 of worden het er
80.000, want zover lopen de schattingen zo'n beetje uiteen. Maar het gaat nog door,
die stijging, het zal hier niet bij blijven. De mensen die nu ziek worden, hebben
allemaal een bepaalde extra gevoeligheid in het PRP-gen. Die zijn allemaal
homozygoot, die hebben een gevoelig genotype. Er komen er nog meer aan, maar
het zijn er minimaal honderden, en waarschijnlijk zelfs een paar duizend. Dat is de
algemene verwachting.
In Nederland dan? Ik weet het niet en ook het RIVM weet het niet. Ik denk dat het
hele forum het niet weet. Je kan ongeveer een vergelijking maken. De aantallen BSE
runderen, dus de hoeveelheid smetstof die in zo'n land zit, dat zou een maat kunnen
zijn voor de besmettingskans van de consument. Maar je hebt een open markt in
Europa, dus wat doen al die voedselstromen. Er zijn niet veel mensen die daar zicht
op hebben. Wel is de eetgewoonte van belang, dat is duidelijk. Stel dat ze in
Engeland altijd gehakt pies eten, liefst nog met hersenen erin verwerkt, dan hebben
zij een extra risico, wat wij misschien niet hebben, afgezien van het verschil in
gevallen.
Er zijn dus best wat argumenten voor de relatie BSE en de nieuwe variant van
Creutzfeldt-Jacob te bedenken en de belangrijkste zijn gewoon dat ze dezelfde stam
van het agens als veroorzaker hebben. Het voorkomen van voornamelijk nu in het
Verenigd Koninkrijk is een goed argument en ook de tijd. Die nieuwe variant gevallen
zijn allemaal van, zeg maar, na 1994 gevonden. Nieuwe gevallen bij katten en bij
dierentuin dieren, is ook iets van de laatste jaren. Dus BSE grijpt breed aan. Er zijn
een heel aantal diersoorten gevoelig.
Waar zit dus het risico voornamelijk in? Met de SRM organen bedoel je de organen
die het meeste risico in het algemeen hebben. Bij een BSE geval zit het voornamelijk
in de hersenen, in het ruggenmerg, achter de ogen, de zenuwknopen. Het zijn
allemaal organen die verband houden met de zenuwen. Het heeft ook te maken met
de route van de besmetting door je lichaam, die gaat van darmen, via zenuwbanen
naar ruggenmerg en hersenen. Op dit moment heeft men het niet in het bloed of
spieren of iets dergelijks gevonden. Bij besmettingsproeven vind je het terug in een
stuk van de darmen, maar daar is het dus ook binnengekomen en binnengebracht,
dus het is niet duidelijk of dat inkomende of nieuw gevormde infectiviteit is. Het zit.21
niet in spieren, niet in melk. Het zit bij koeien ook niet in de placenta, wat in de film
nog wel werd gedacht, maar 12 jaar geleden wisten we eigenlijk alleen maar alles
over scrapi bij schapen en niets van BSE, want dat was volledig nieuw.
Vraag uit de zaal:
Hoe is het dan overdraagbaar op kalveren?
Antwoord BSE-scrapie specialist de heer Schreuder van ID Lelystad:
Als het absoluut niet in bloed, placenta, melk en mest zit, hoe komt het dan bij de
kalveren. Er is een ligt verhoogd risico voor kalveren, dat is in de orde van tussen de
1 en 10%. Men weet niet of daar toch ook nog een genetische factor door heen heeft
gespeeld, die de koe en het kalf gevoeliger maken voor die omstandigheid van een
infectie. Ik kan niet verklaren hoe die infectie bij het kalf komt. We hebben zelf
proeven gedaan met schapen. Als je lammeren per keizersnee weghaalt van de
moeder en direct op melkvervanger zet en apart houdt van andere schapen, dan zijn
ze niet besmet.
Vraag uit de zaal is niet te verstaan.
Antwoord BSE-scrapie specialist de heer Schreuder van ID Lelystad:
De test die nu wordt gedaan, wordt vanaf een leeftijd van 30 maanden gedaan. Dat
heeft men besloten omdat de ziekte pas aantoonbaar is, in het algemeen, boven die
leeftijd. Onder de 30 maanden hebben wij in Nederland en ook in Engeland niet of
nauwelijks gevallen gehad. In Engeland hebben ze misschien van de 180.000 10
gevallen gehad onder de 30 maanden. Voor die 30 maanden zit er natuurlijk ook wat
in zo'n dier. Het komt niet opeens na 30 of 38 maanden uit de lucht vallen. Het is
onderweg in zo'n dier. Het agens komt binnen via de darmen, dit gaat bijna altijd
oraal, via het voer en gaat dan via aansluitpunten van die darmen op het
zenuwstelsel, loopt het helemaal de zenuwbanen af naar het ruggenmerg en via een
zenuwverbinding naar de hersenen. Maar daar doet het agens 2, 3 jaar over. Voor
die tijd vind je het niet. In die dunne zenuwbanen kun je het niet aantonen. Je moet
dus wachten tot het zich voldoende heeft vermeerderd, in de hersenen of in het
ruggenmerg en dan werkt je test ook pas.
Hier staat de verdeling van de infectiviteit in een besmet rund wat je dus positief
vindt, dan vind je 65% van de besmetting terug in de hersenen. En ongeveer 25% zit
in het ruggenmerg en dan heb je nog fracties in de kleinere schakelstations tussen
zenuwen, maar ruim 90% heb je te pakken als je hersenen en ruggenmerg
verwijdert. En daar moet de bestrijding zich denk ik ook op concentreren. De darm
wordt er sinds kort tegenwoordig ook uitgehaald.
Wat is er in Nederland nu in het algemeen aan maatregelen getroffen om de
consument te beschermen. Een ding is natuurlijk dat je de ziekte bij de bron aanpakt
dus je probeert BSE uit te roeien als ziekte bij runderen. Dat is een hele belangrijke
maatregel, voor de consument ook. Het verwijderen van die specifieke risico organen
noemt men ook gespecificeerd hoog risico materiaal. Dat doen wij van alle
slachtrunderen. Ongeacht of ze nu besmet zijn of niet, want die ziekte kan wel
onderweg zijn maar nog niet detecteerbaar zijn met die snelle test. Dus je treft al
maatregelen vanaf 12 maanden. Dan vind je nog niets in zo'n dier, maar uit voorzorg
wordt het toch maar gedaan. Daar waren we in Nederland best redelijk vroeg mee, in
1997 was dat een redelijk vroege maatregel, want de hele EU is zeg maar een half.22
jaar geleden begonnen. Sinds 1 januari worden alle slachtrunderen boven de 30
maanden getest, maar het is ook inderdaad ten dele voor de bühne, men moet zich
realiseren dat dat niet 100% garantie biedt, maar wel 95%. Er komt dus geen positief
dier meer in het systeem dat positief in de hersenen is. Dieren in de incubatie tijd
ontsnappen de dans. Een ander probleem wat ik nog niet heb aangestipt, is dat je
ook recirculatie van die ziekte bij de mens zou kunnen voorstellen. Je zou via
bloedtransfusies bijvoorbeeld het gevaar kunnen hebben dat de ziekte ook via de
mens overgedragen wordt. Van mens op mens. Daar is men ook voor bezig. Een
vraag die vooraf gesteld werd: wat is nou de minimale dosis voor de mens. Ik heb u
al gezegd dat weten we niet. Ik kan u wel een voorbeeld geven wat het bij het rund
is, dat is in de orde van een 0,1 gram. Dus een half eetlepeltje verse hersenen is
voldoende om een rund om zeep te helpen. Bij de mens hebben we gelukkig met
een soortverschil te maken, wij staan verder af van het rund dan bijvoorbeeld het
schaap. Hoe groot die barrière is weten we niet. We gaan ervan uit dat die er is. Er
speelt misschien ook nog een leeftijdsafhankelijke gevoeligheid mee, je kunt je
voorstellen dat bijvoorbeeld de darmen van baby's veel toegankelijker zijn voor dit
soort eiwitten dan volwassen darmen. Ook de route waarin de mens wordt
blootgesteld is ook van belang.
Het geadviseerde proces wat nu gebruikt wordt dat dood op een enkele promille na
alle infectiviteit van BSE. Van scrapi wordt het volledig gedood, ook al bij lagere
temperaturen, dus het risico dat we in Nederland, zeg maar scrapie hadden
doorgegeven via het Rendac proces is nihil. Het restant, de ene promille, die
eventueel naar buiten komt, of in het diermeel of, dat hebben we net kunnen zien, er
gaat niet veel de lucht in, maar wel mogelijk wat in het oppervlaktewater, dat is
blijkbaar niet genoeg om iets te veroorzaken bij het rund. We hebben maar 1 geval
van BSE in Fryslân gehad, in Kollum. Je mag toch stellen dat het rund een hele
gevoelige detector is voor prionen, veel gevoeliger dan de mensen die hier wonen.
Als wij hier geen gevallen van BSE vinden in de buurt, dan zegt dat wel iets. In het
Verenigd Koninkrijk zagen we dat ook niet. Ik hoop u enigszins een beeld van de
problematiek geschetst te hebben, we kunnen niet alles hapklaar beantwoorden,
maar we zijn er wel druk mee bezig. Dank u wel.
Hartelijk dank voor u uiteenzetting, heer Schreuder. Ik denk dat het plaatje zo
langzamerhand aardig compleet wordt: destructie, waar de risico's zitten, het
voorkomen. Ik wil dhr. van de Poel het woord geven, die ons gaat vertellen hoe het
onderzoek eruit ziet dat verricht gaat worden.
Presentatie van de heer Van der Poel, viroloog van het RIVM:
Dank u wel, meneer de voorzitter, ik zal beginnen mij voor te stellen. Mijn naam is
van der Poel. Ik werk bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne
(RIVM), bij het microbiologisch laboratorium voor gezondheidsbescherming. RIVM is
het onafhankelijk wetenschappelijk instituut van het ministerie van volksgezondheid
en daar zit ook nog een milieupoot aan van het ministerie van volkshuisvesting,
ruimtelijke ordening en milieu. Ik werk daar als dierenarts/viroloog. Het laboratorium
waar ik werk, houdt zich bezig met de bedreiging van ziektekiemen met name uit
dierreservoirs en uit voedsel. Ikzelf ben belast met van die groep de virusziektes en
ook de BSE omdat dat het makkelijkste onder te brengen is bij de mensen die zich
met virussen bezig houden..23
Ik ben benaderd door de provincie Fryslân en het ministerie van VWS om een
onderzoek uit te voeren naar de risico's van BSE-prionen met betrekking tot
emissies van Rendac Bergum. Voor dit onderzoek is in overleg met overheden een
begeleidingscommissie samengesteld waarin zitting hebben de gemeente
Tytsjerksteradiel, provincie Fryslân, de Keuringsdienst van Waren, mininsterie van
VWS, Inspectie milieuhygiëne, ministerie VROM, ministerie LNV, Wetterskip Fryslân.
Die begeleidingscommissie heeft voor dit onderzoek een viertal onderzoeksvragen
geformuleerd en die onderzoeksvragen hebben wij gekregen en daar moet het
onderzoek dus ook op gericht zijn.
De 1 e vraag is: wat is de aanwezigheid van BSE-prionen in het materiaal dat wordt
verwerkt bij de fabriek van Rendac Bergum. Dat is dus het uitgangspunt. Rendac
krijgt materiaal aangeleverd. Het is bekend dat daar materialen bij zitten die
geïnfecteerd zijn met BSE en het is ook van belang om te weten voor eventuele
emissies hoeveel van dat materiaal in dat uitgangsmateriaal aanwezig is.
Vraag 2: wat zijn de uitstromen van BSE uit het bedrijf, zo die er al zijn. Ook daar
zullen we proberen een beter zicht op te krijgen.
Vraag 3: wat is de mogelijke verspreiding van BSE prionen naar de omgeving, zo
daar sprake van is. Ik zal daar straks in de opzet van het onderzoek op in gaan en
hoe we daar proberen een antwoord op te formuleren.
Tenslotte: wat is de blootstelling voor omwonenden aan BSE-prionen en wat is
dientengevolge het volksgezondheidsrisico.
Dit is in het zeer kort een plan van aanpak. Ik kan hier over het onderzoek zelf ook
geen lang verhaal houden omdat het onderzoek in een opstartfase verkeert en ik kan
u dus alleen maar informeren over de opzet van het onderzoek en ik kan ook nog
niet rapporteren over een voortgang of resultaten.
We zullen het onderzoek beginnen met een dataverzameling van alle
uitgangsmaterialen, dus het materiaal wat binnenkomt bij Rendac. Voor die
gegevens is het van belang om te weten wat de incidentie is, het voorkomen van
BSE in Nederland. Hoeveel runderen hebben wij hier met BSE. Dat is vrij goed
bekend. Hoeveel SRM wordt er verwerkt, ook dat is goed bekend. Maar daarnaast is
het van belang om te weten hoeveel van dat SRM bij de verwerking vermengd wordt
met andere materialen, om uiteindelijk te weten wat de uitstoot is van dit soort
materialen. En ook de herkomst van de andere materialen zullen we zo goed
mogelijk in kaart proberen te brengen. Dat is een stuk werk wat met name door ID
Lelystad uitgevoerd zal worden. Daarna zullen we ons richten op het proces van
Rendac en op alle mogelijke bedoelde en onbedoelde emissieroutes. Daar is werk
aan verricht door het RIVM en het werk wat er aan gedaan is zal zoveel mogelijk
geactualiseerd worden met de bestaande processen bij Rendac.
Deel 3 is een studie van inactivaties van BSE-prionen. Daar is al wetenschappelijk
onderzoek aan gedaan. Een van de deelnemers daarin was ook dhr. Schreuder. Wij
zullen die gegevens ook weer zo veel mogelijk proberen te actualiseren voor de
situatie bij Rendac. Het onderzoek is ook grotendeels bij Rendac uitgevoerd en.24
maakt het dus makkelijker om dit soort zaken ook werkelijk voor Rendac te
interpreteren.
Deel 4 zal een studie zijn van de infectieusiteit van BSE prionen voor de mens. Dat
onderdeel zal er met name op gericht zijn om alle meest recente wetenschappelijke
kennis op het gebied van BSE weer te geven. Dat stuk zal met name bestaan uit een
literatuur update van de meest recente wetenschappelijke onderzoeken.
Punten 5 en 6 zullen met name ingaan op de risico analyse. Punt 5 zal met name
gericht zijn op de blootstelling, daar zal een gestructureerde analyse gemaakt
worden van de blootstellingroutes waardoor mensen aan BSE prionen blootgesteld
kunnen worden. Deel 6 daarin zal een numerieke schatting gemaakt worden van de
hoeveelheid infectiviteit in de emissies van Rendac, zo die al aanwezig is.
Bij deel 7 zal een beschouwing gemaakt worden van de belangrijkheid over de
wetenschappelijke informatie verkregen uit het onderzoek zoals die van belang zijn
voor de overheid en voor de bevolking.
De samenstelling van het projectteam. Ik heb voor dit onderzoek een viertal
specialisten van een gerenommeerde instituten bereid gevonden om aan dit
onderzoek deel te nemen. De 4 instituten zijn naast het RIVM: ID Lelystad, dhr.
Schreuder en dhr. de Koeien, daarnaast DNV (Det Norske Veritas). Dit is een
gerenommeerd instituut in het Verenigd Koninkrijk wat zich bezighoudt met risico-analyses,
en ook risico-analyses heeft gedaan voor destructiebedrijven in Verenigd
Koninkrijk. En tenslotte de Erasmus Universiteit in Rotterdam, dhr. Osterhaus, die
zitting heeft in de Scientific Stirring Commitee van de Europese Unie (EU), die de
gegevens vanuit de EU dus ook in kan brengen in het onderzoek.
In de 2 e kolom staan de expertises van deze mensen en in de 3 e kolom de instituten
waar ze vandaan komen en waar ze werken en in de 4 e kolom staat de taak in het
project, maar daar staan de paragrafen van het onderzoeksplan, dus het zal voor u
niet duidelijk zijn wat die mensen precies doen, maar ik kan dat in het kort wel
ongeveer aangeven. Bij het RIVM zal met name gekeken worden naar de inactivaties
en naar de procesroutes. ID Lelystad zal met name kijken naar de
uitgangsmaterialen, dus de materialen die bij Rendac de fabriek ingaan. DNV uit het
Verenigd Koninkrijk zal zich met name bezighouden met de risicoanalyses. Als we
kijken naar emissies wat zijn dan de risico's uiteindelijk voor de bevolking. En
Osterhaus zal met name de gegevens vanuit de EU, vanuit de Stirring Commitee, de
meest recente wetenschappelijke gegevens inbrengen en ook een totale review van
het hele gebeuren op zich nemen.
Tenslotte nog een paar punten die ik wil aanstippen met betrekking tot dit onderzoek.
Zoals ik al zei is er een begeleidingscommissie, daar zitten dus de lokale overheden
in, de rijksoverheid en ook het bedrijf Rendac. Die begeleidingscommissie zal met
name de taak hebben om het onderzoek sturing te geven in die zin dat als het
onderzoek afwijkt van de koers van de vragen die zij hebben geformuleerd, dan
zouden ze daarin kunnen sturen. Het is niet de bedoeling dat de
begeleidingscommissie zich bezig gaat houden met wetenschappelijk inhoudelijke
taken, die zijn voorbehouden aan de wetenschappers die daar aan werken. Zoals u
gezien hebt, heb ik een consortium samengesteld van 4 instituten. Het is niet zo dat.25
het RIVM het onderzoek niet zelfstandig had uit kunnen voeren, maar ik heb toch
gekozen voor een samenstelling in een consortium en er zijn een aantal redenen
voor. Een reden is dat ik graag een onderzoek wil wat breed gedragen wordt door
Nederlandse wetenschappers. Andere reden is dat ik een onderzoek wil wat een
hoge kwaliteit heeft. Nog een andere reden is dat er een zekere tijdsdruk was, men
wil graag dat er in het najaar gerapporteerd wordt en het is alleen binnen 1 instituut
niet mogelijk om dat onderzoek in die tijdsperiode te doen.
De tijdsplanning heb ik al even aangestipt. De planning is dat we zo spoedig mogelijk
met het werk starten. Dat heeft als nadeel dat we voor de vakantie zitten en dat zal
vertraging opleveren en dat betekent dat het onderzoek niet in die snelheid
uitgevoerd zal kunnen worden als dat we dat in een andere periode gedaan hadden.
Maar we zullen proberen de vertraging zo beperkt mogelijk te houden en er zal naar
gestreefd worden om die rapportage in het najaar te realiseren, maar het zou kunnen
dat door de vakantieperiode de vertraging groter is dan verwacht.
Tenslotte de rapportage. Het onderzoek zal gerapporteerd worden in een RIVM
rapport. RIVM rapporten zijn openbaar en het RIVM rapporteert onafhankelijk. We
zijn weliswaar een instituut van het ministerie voor volksgezondheid, maar de
rapportages gebeuren onafhankelijk daarvan. Het betekent dus dat u als publiek
straks het rapport gewoon ter beschikking kan krijgen. U kunt het bij wijze van
spreken als het klaar is zo downloaden van het internet. Hier wil ik het bij laten.
KORTE PAUZE
De heer Ruessink, groepshoofd afdeling provincies van de Inspectie Milieuhygiëne
heeft de volgende vraag gekregen:
Vraag: emissie van de rookgassen van de Restex vetten bij verbranding zijn die ook
gemeten? En is de stookwaarde van het Restex vet constant.
Voorzitter gedeputeerde Mulder van de provincie Fryslân:
Laten we de vragen over Restex vanavond niet gaan behandelen, we hebben
vanavond een BSE avond georganiseerd. We hebben op 20 juni een aparte
vergadering over Restex. Dan komt u terug en kunt u de vragen over Restex stellen.
Dat is een aparte avond.
Reactie uit de zaal:
Het verontrust mij dat ik af en toe gele rook uit die schoorsteen zie komen en ik weet
namelijk van mijn bedrijf dat emissies zeer sterk gemeten worden ook van het
aardgas. Want ik controleer dat namelijk 's nachts en ook overdag.
Voorzitter gedeputeerde Mulder van de provincie Fryslân:
We hebben speciaal een avond belegd over BSE, ik wou het graag bij BSE houden.
De 20 e hebben we een avond speciaal over Restex. Dan gaan we het hebben over
de vergunningaanvraag die daar over gaat.
De heer Ruessink, groepshoofd afdeling provincies van de Inspectie Milieuhygiëne
heeft de volgende vraag gekregen:
99% van de chemische verontreiniging die eventueel in de aanvoer bij Rendac zitten,
gaan in het meel en vet zitten. Dus wordt geconcludeerd dat 1% via afvalwater.26
verdwijnt en de schoorsteen, hoofdzakelijk via afvalwater naar de
afvalwaterzuiveringsinstallatie. Antwoord: Dat klopt. De schoorsteen is nagenoeg
nihil heb ik aangegeven. Vragensteller: Dit lijkt redelijk. Maar bij een dagaanvoer van
ongeveer 1000 ton komt 1% = 10 ton chemische verontreiniging in het milieu.
Antwoord van de heer Ruessink:
Dat lijkt mij niet juist, want de aanvoer van chemische verontreiniging is nl. normaal
gesproken 0. In een uitzonderlijke situatie, als de dioxine affaire, zou er dus een heel
klein beetje in kunnen zitten, dus we hebben het daar over 1% van een heel klein
beetje. Het is natuurlijk niet puur chemisch afval wat aangevoerd wordt.
De heer van der Poel, viroloog van het RIVM heeft de volgende vraag gekregen:
Wordt er op dit moment al gescreend op BSE prionen in instroom, uitstroom en
emissie. Zo ja, kunt u een indruk of prognose geven?
Antwoord van de heer Van der Poel:
Er wordt niet gescreend op uitstroom en/of emissie, dat is min of meer hetzelfde. Als
we praten over alle bedoelde en niet bedoelde emissies, daar wordt niet in gemeten.
In instroom wordt indirect gemeten. Het is vrij goed bekend wat er aan materialen
ingaat, dat betekent dus dat we op basis van de gegevens van de materialen die
verwerkt worden wel kunnen inschatten hoeveel infectieusiteit in het materiaal
verwacht kan worden en dat zal ook in het onderzoek meegenomen worden. Wat
betreft de uitstroom en emissies: Er is een aantal redenen waarom die meting niet zo
eenvoudig is, één van de redenen is dat de bestaande meettechnieken niet geschikt
zijn om te meten in water, lucht en grond etc. Een ander reden is dat die
meettechnieken in sommige gevallen zeer veel tijd vergen en dat het dus eigenlijk
niet doenlijk is om dat uit te voeren.
Vraag uit de zaal is niet te verstaan.
Antwoord van de heer Van der Poel:
Als het zo eenvoudig was om een metertje in een schoorsteen te hangen, dan
hoefde ik dat onderzoek niet te doen. Het is niet zo dat het werkt als de regenmeter
in uw achtertuin, die u 's avonds buiten zet en de volgende ochtend kijkt of er water
in zit en dan: nee, er zit geen water in, dus heeft het vannacht niet geregend. Zo
werkt het helaas niet. Als dat zo was dan was het een stuk eenvoudiger. We hebben
te maken met metingen die zeer moeilijk uitvoerbaar zijn en anderzijds hebben we te
maken met infectieusiteit voor mensen die niet goed bekend is. Dus je zult altijd
schattingen moeten verrichten met veiligheidsmarges die gebaseerd zijn op de
gegevens die bekend zijn van de runderen. Dat betekent dat het onderzoek daar ook
op gericht zal zijn. Wat er gebeurt in het onderzoek is, dat er zo exact mogelijk wordt
gekeken wat er in gaat, dat kunnen we vrij goed uitrekenen. Vervolgens wordt er in
het hele proces gekeken wat voor inactivatie en dan kun je aan de hand van wat er
ingegaan is kijken wat er geïnactiveerd is. Dan kun je zeggen of er emissies zijn, en
daar zitten natuurlijk een aantal kanttekeningen aan, want er zit aan emissies een
bepaalde procesgang. Vervolgens kijk je dan wat er mogelijk nog aan infectieusiteit
uit kan komen. De laatste stap is als dit er uit komt, wat is dan het risico voor de
volksgezondheid. Wat is het risico dat dat soort infectieusiteit de mensen bereikt..27
Vragen voor de heer Schreuder, BSE-scrapie specialist van ID Lelystad:
Er zijn twee vragen over die ene promille die er dan overblijft als mogelijke infectie. Is
dat gevaarlijk en de andere vraag is of een laboratoriumopstelling wel vergelijkbaar is
met de schaal waarop hier geopereerd wordt?
Antwoord: om met het eerste te beginnen, doordat het niet 100% was heeft het
ministerie van Landbouw in 1997 dus die SRM maatregel ingevoerd mede om te
voorkomen dat dat hoog infectieus materiaal nog ergens in de voedsel keten komt en
het is dus zowel voor de consument als voor het rund en het vee bedoeld. Het was
dus al bekend dat er een bepaald percentage doorheen zou komen en daarop is die
SRM maatregel mede gebaseerd, daarmee voorkom je dat er toch nog wat doorheen
slibt. Die laboratoriumopstelling, in zo verre, we hebben gekeken naar één onderdeel
van de hele procesgang en dat is feite het onder druk verhitten. Er gebeurt veel meer
bij Rendac, maar die stap alleen al achtten wij het meest effectief in de afdoding van
prionen, vergelijkbaar met autoclaveren en wat onze expertise en ervaring bij RIVM
aangaat dit is in feite hetzelfde proces fysisch gezien als op die enorme grotere
schaal die bij Rendac gebeurt. Dit is dus wel vergelijkbaar.
Vraag uit de zaal is niet te verstaan.
Antwoord van de heer Schreuder:
De grote lijn die werkt op dit moment op 133 graden, 3 bar atmosfeer en 20 minuten
minimale blootstelling aan die temperatuur en die zelfde procescondities hebben wij
ook geïmmiteerd. Als je daar bijvoorbeeld onder gaat zitten dan zie je ook duidelijk
dat er minder afdoding plaatsvindt.
Vraag uit de zaal is niet te verstaan.
Antwoord van de heer Schreuder:
Dan praten we over iets anders maar dat is waar de andere vraag over gaat. Ik zal
hem even voorlezen. Het is een vraag van Wim Zonderland. Het risico van de nieuwe
variant van Creutzfeldt-Jacob is voor omwonenden van Rendac waarschijnlijk niet
groot door het adequate destructieproces maar wat is het risico van omwonenden
van een crematorium waar een gestorven Creutzfeldt-Jacob wordt gecremeerd. Dan
praten we namelijk over droge verhitting in principe en komt die 1100 graden in
beeld. Bij droge verhitting heb je totaal andere condities zeg maar qua afdoding en
effectiviteit dan bij die vochtige autoclavering. Droge verhitting bij 130 graden doet
helemaal niets. Die droogsterilatoren bijvoorbeeld staan op 165 graden een uur te
draaien en doden dan geen prionen. Zelfs boven de 300 graden heeft men daarin
nog infectiviteit kunnen terugvinden. Boven de 600 graden gaat het echt goed en
boven de 1100 graden waarop de meeste verbrandingsovens werken dan ben je
ervan af. Je gaat je dan wel afvragen wat die brandstapels in het open veld precies
doen. Maar die 1100 graden is een hele goede.
Vraag:
Is BSE een nieuwe levensbedreigende ziekte zoals Aids en kanker?
Antwoord van de heer Schreuder:.28
Als deze ziekte bij de mens zou kunnen gaan rondzingen met bijvoorbeeld
bloedtransfusies dan hebben we een levensgroot probleem. En er zijn aanwijzingen
dat de ziekte zich bij de nieuwe variant ook in het bloed kan ophouden. Dus dat het
misschien met witte bloedcellen tijdelijk mee kan liften. Als je daar dus
bloedtransfusie mee zou krijgen. Prionen zijn niet af te doden in bloedvorm want dan
is het hele bloed verkoold. Er zijn voor zover als ik weet nog geen processen om
prionen op te vangen.
Opmerking uit publiek: dan is biefstuk ook niet veilig?
Reactie van de Schreuder: Ik praat even over 2 ziektes. De vorm nieuwe variant bij
de mens en de BSE bij het rund. Bij het rund gaat de ziekte eigenlijk uitsluitend via
de zenuwbanen, komt niet in het bloed voor zover we nu kunnen bedenken en
aantonen. Dezelfde ziekte bij een andere gastheer gedraagt zich weer anders. Ga je
hem bijvoorbeeld bij een schaap inspuiten dan gaat de ziekte zich ook via het bloed
en andere weefsels vermeerderen. Bij het rund enkel en alleen via de zenuwbanen.
Bij de mens, bij de nieuwe variant dus mogelijk ook via het bloed. Als dat gebeurt
hebben we een nieuw soort Aids dan gaat het dus rondzingen. In Engeland heeft
men alle bloeddonaties van Engelse donoren gewoon weggegooid. Die worden niet
gebruikt. In Nederland heeft men voorzorgsmaatregelen genomen, iedereen die ooit
bloed heeft gekregen wordt uitgesloten voor nieuwe donaties. We willen geen
rondzingen hebben. En voor sommige chirurgische ingrepen geldt dat het met
weggooi instrumentarium gebeurt.
Vraag van de heer Eijbergen voor de heer Duijm, milieu-arts van de GGD:
Is het gezondheidsonderzoek van 1998 nog wel van belang?
Antwoord van de heer Duijm:
De reden dat het onderzoek hier gepresenteerd is is dat de provincie de vraag
gesteld had of er uit de gegevens van het onderzoek (gezondheidsenquête) te
herleiden is of er in de omgeving van Rendac meer ziekte voorkomt dan elders. En
omdat die vraag gesteld is, is er gekeken naar wat het antwoord zou moeten zijn.
Omdat het antwoord kennelijk interessant gevonden werd, is het hier gepresenteerd
namelijk dat er niet meer ziekte voorkomt voor zover dat nagegaan is met de vragen
in die gezondheidsenquête en dat het op het gebied van psychische ziekte c.q.
klachten er zelfs minder problemen hier voorkomen.
Reactie: niet te verstaan.
De reden dat wij het van belang vonden om deze enquête te presenteren en mee te
nemen in de voorlichting over de gezondheidsaspecten van Rendac is gewoon deze.
Vanaf 1926 staat hier een destructiebedrijf. Als het zo zou zijn dat het reguliere
destructie proces grote gevolgen zou hebben voor omwonenden dan zou dat gezien
de lange duur van de destructie effecten moeten hebben en aantoonbaar moeten
zijn, dachten wij op de één of andere manier. Dat is het onderliggende idee
hierachter en in die zin is een niet volledig actueel onderzoek van de GGD van
belang want daarna krijgen we het verhaal over de BSE. En dit is een soort schets
van de uitgangssituatie zoals hij was. En ik denk dat in die zin het gewoon goed is
om te weten van wat je kunt zeggen over de gezondheidssituatie voordat er sprake
van BSE was. Het heeft niet direct iets te maken met BSE maar zegt wel iets over.29
het feit dat er al 60 jaar een destructie bedrijf aanwezig is en heeft dit nu zichtbare,
directe, aanwijsbare en grote gevolgen. Dat was de uitgangspositie. Dit als toelichting
waarom wij het van belang vonden dat deze resultaten gepresenteerd werden.
Reactie uit de zaal is niet te verstaan.
De aanbeveling was om dat in overweging te nemen op het moment dat er bepaalde
ziektes zijn die je in grotere aantallen verwacht in de omgeving van de fabriek
doordat je een reden hebt om aan te nemen dat er blootstelling optreedt vanuit de
fabriek waarvan je eventueel ziek zou kunnen worden. Maar als er helemaal geen
aanknopingspunten zijn, dan weet je ook niet waarnaar je moet gaan zoeken en het
is heel lastig om te gaan zoeken naar dingen waarvan je niet weet wat je aan het
zoeken bent.
Vraag van de heer/mevrouw Lever voor de heer Ackerman, directeur Rendac
Bergum B.V.:
Waar blijft het vervuilde slib van Rendac en welke vervuilingsklasse heeft het slib.
Antwoord van de heer Ackerman:
Het vervuilde slib als daarmee bedoeld wordt het biologische slib van de
waterzuivering, dat is de biomassa die wordt afgevoerd uit onze waterzuivering, die
dus zorgt voor de zuiverende werking. Dan wordt dat afgevoerd naar een bedrijf dat
dat verwerkt via een zogenaamd natte oxidatieproces. Dat is een verbrandingsproces
onder natte condities. Als het gaat om slib van Restex dan wordt dat afgevoerd naar
een slibverbrander. En over de vervuilingsklasse, die vraag kan ik niet direct
beantwoorden, ik weet niet precies wat de achtergrond van de vraag is.
Vraag uit de zaal is niet te verstaan.
Antwoord van de heer Jellema van Rendac:
Het slib afkomstig AWZI is niet of licht vervuild en wordt als zodanig nat geoxideerd
(verbrand) en het slib afkomstig van Restex is licht vervuild en wordt naar een
slibverbrander afgevoerd. De exacte waarden heb ik niet in mijn hoofd maar als u
daar om vraagt dan kan ik deze waarden ter beschikking stellen.
Vraag van de heer de Vries uit Groningen voor de heer Ackerman, directeur Rendac
Bergum B.V.:
Hoe worden de vrachtwagens die SRM hebben aangevoerd, gereinigd en worden
deze vrachtwagens voor ander transport ingezet?
Antwoord van de heer Ackerman:
Die wagens die storten hun lading in een bunker waarna ze met water worden
uitgespoeld. Hierna worden ze in een wasstraat met een desinfecterend middel
nogmaals helemaal nagereinigd. Die wagens glimmen dan van binnen als ze weg
rijden, ze zijn dan echt helemaal schoon. Ze worden dan vervolgens weer voor nieuw
transport ingezet.
Vraag voor de heer Ackerman, directeur Rendac Bergum B.V.:
Wat gebeurt er met de dampvrijkoming bij de compressie van SRM?.30
Antwoord van de heer Ackerman:
De niet condenseerbare gassen. Dat zijn gassen die sterk stinken die worden
verbrand in het ketelhuis zoals in de presentatie is verteld.
Vraag van de heer Aldershof voor de Ackerman, directeur Rendac Bergum B.V.:
Rendac verwerkt 320.000 ton SRM tot meel en vet. Dit materiaal wordt opgeslagen.
Wat gebeurt hiermee?
Antwoord van de heer Ackerman:
SRM wordt inderdaad verwerkt tot meel en vet zoals ik gepresenteerd heb. Het vet
wordt direct verbrand bij een kolencentrale en bij een afvalverwerkingsbedrijf. Het
meel wordt voor een deel verbrand en voor een ander deel opgeslagen in afwachting
van verbranding.
Reactie uit de zaal is niet te verstaan.
Antwoord van de heer Ackerman:
In afwachting van verbranding. Bij wet moet dat meel worden verbrand.
Reactie uit de zaal is niet te verstaan.
Antwoord van de heer Ackerman:
Uiteindelijk moet het worden verbrand.
Reactie uit de zaal is niet te verstaan.
Antwoord van de heer Ackerman:
Dat moet worden verbrand bij een bedrijf wat daar geschikt voor is dus bij een
vuilverbrander of een kolencentrale bijvoorbeeld.
Reactie:
Dus niet bij een energiecentrale?
Antwoord van de heer Ackerman:
Een kolenverbrander is een energiecentrale.
Reactie:
Halen ze die temperaturen daar wel?
Antwoord van de heer Ackerman:
Dan halen ze temperaturen die nog veel hoger zijn dan die daarstraks genoemd zijn.
Vraag van de heer Eijbergen voor de heer Mulder, gedeputeerde van de provincie
Fryslân:
Behandeld het milieualarmnummer van de Provincie ook klachten over milieu in
relatie met gezondheid?
Antwoord van de heer Mulder:.31
Als er mensen zich melden op dat alarmnummer, dan wordt er altijd gekeken naar
wat er mee gedaan moet worden. En als het klachten zijn die op het snijvlak zitten
van milieu en gezondheid dan nemen we dus contact op met die organisatie die dus
in het verlengde van die klachten liggen. Dus als het een gezondheidsklacht is
gekoppeld aan milieu dan betekent het dus dat er automatisch doorverwezen wordt,
en dat wij ook met medische autoriteiten contact opnemen. Een milieualarmnummer
is dus een schakelende functie wat dat betreft.
Vraag voor de heer Mulder, gedeputeerde van de provincie Fryslân:
Waarom is er nog steeds geen beantwoording van de vragen bij de vorige
vergadering in De Pleats?
Antwoord van de heer Mulder:
Dat is een hele goede. Toen kwamen de vragen van BSE, wat betekent dit nu. Ik ben
vanavond begonnen met te zeggen: "we hadden graag in april deze vergadering
belegd" Dat is allemaal vooruit geschoven door Mond en Klauwzeer. We hebben dat
uitgesteld. We zijn nu zover dat we vanavond deze voorlichtingsavond hebben
kunnen houden over BSE binnen het kader van het hele verhaal over destructie en
de risico's die ermee verbonden zijn. En we hebben vanavond proberen te vertellen
wat dus de opzet is van de studie die verricht wordt. Ik ben begonnen met te vertellen
dat ik iedereen moet teleurstellen dat er nog geen uitkomst is. Die uitkomst hopen we
in oktober / november te presenteren en de heer Schreuder of één van de andere
mensen in de lange lijst van hem en dan zijn we eindelijk zover dat we echt een
antwoord kunnen geven op de vragen die toen gesteld zijn. Het lijkt een gemakkelijke
vraag, hoe zit het precies. Ik hoop dat vanavond in ieder geval duidelijk is geworden
dat er geen gemakkelijke antwoorden op makkelijke vragen zijn.
De heer Schreuder, BSE-scrapie specialist gaat verder met het beantwoorden van
een aantal vragen.
Vraag:
Is er een verhoogd risico in Burgum en omgeving op besmetting van BSE omdat we
onder de rook van het bedrijf leven? Kan de besmetting ook via de longen van de
mens binnenkomen?
Antwoord van de heer Schreuder:
We hebben net in het contaminantenonderzoek gezien dat er via de pijp weinig naar
buiten gaat (vrijwel niets). Ik neem aan dat als contaminanten zich daar niet in
ophouden dat dan prionen zich daar ook niet in ophouden. Prionen zijn toch vaak
aan partikels gehecht. Met name aan celmembranen zoals u zelfs op 1 van de dia´s
ook heeft kunnen zien. Dat zijn niet vrijelijk rondzwevende partikels. Waar wij in het
lab wel bang voor zijn, is zeg maar, de aërosol vorming als je bijvoorbeeld een buisje
met een oplossing of met puur hersenweefsel als je dat opklopt met een hoog
toerental dan kan je aërosol vorming krijgen. Daar moet je voor uitkijken. Dat is toch
iets anders dan ventilatielucht of iets dergelijks of condensaat. Wat je ook als
vergelijk zou kunnen nemen is bijvoorbeeld wat in een slachthuis een slachter met
een elektrische zaag teweegbreng. Die gaat met een hoge frequentie door het
ruggenmerg heen (in de lengte). Dan krijg je risico van besmetting door inhalatie.
Alles bij elkaar van de 99 patiënten is er 1 die een abattoir functie heeft. Dat is
significant niet afwijkend moeten we dan concluderen. Ik kan niet zeggen dat het.32
helemaal niets is maar het is niet zo dat 60 van de 90 uit diezelfde achtergrond
komen. Ik geloof dat er meer dominees bij die 99 zitten dan slachthuismedewerkers
en daar zag ik die relatie ook niet mee.
Vraag:
Hoe zit het met besmet vlees onder de biologisch dynamische slachtrunderen?
Krijgen zij ook diermeel te eten?
Antwoord van de heer Schreuder:
Ik denk dat als het rund echt biologisch dynamisch is en mijn collega rechts was het
hier mee eens, dan hoort hij dit niet te krijgen. Het is wel zo dat het vaak een
toegestaan bemestingsproduct is. Ik kan hier dit niet helemaal goed inschatten, maar
ik denk dat ze het niet kregen toen het nog mocht. Sinds pakweg 1990 mag het
überhaupt niet meer aan runderen gevoerd worden dus ik neem aan dat de
vragensteller op de periode daarvoor doelde.
Vraag:
Krijgen varkens nog steeds dit besmette meel te eten zoals het filmpje aangaf?
Antwoord van de heer Schreuder:
Tot pakweg 1 januari of beter gezegd eind december 2000 mocht dit gewoon.
Varkens zijn niet te besmetten via de mond. Alleen als je het in de hersenen inspuit
dan krijgen ze er ook last mee. Varkens hebben ze in Engeland echt kilo´s hersenen
gevoerd en die leven nog lang en gelukkig. Dus varkens zijn zonder meer niet
gewoon oraal te besmetten. Het enige probleem is dat je die besmette producten uit
de voedselketen moest halen en ook die kruisbesmetting in die productielijnen van
vee dus moest voorkomen.
Vraag van Wim Zonderland:
De meeste BSE gevallen in Nederland waren in het gebied Overijssel en Gelderland.
Welke rode draad loopt er door deze gevallen?
Antwoord van de heer Schreuder:
Dit is natuurlijk heel intrigerend. Driekwart van de gevallen zijn in die driehoek. Dat is
niet de MKZ driehoek, dat is weer een andere, maar ik neem aan dat het kaf onder
het koren nu is verdwenen. In deze contreien zie je dus heel veel gemengde
bedrijven maar ook veel intensieve veehouderij nog naast de melkveehouderij met
een schaal van veevoer productie die niet zo groot is dat ze dat allemaal uit elkaar
hebben getrokken. Ze maken dus in dezelfde fabrieken voer voor varkens, kippen en
rundvee. Naar mijn inschatting zit daar de rode draad. Daar is het risico dat
rundveevoedsel besmet werd te groot. Dat waren de vragen.
Afsluiting van de informatie-avond door gedeputeerde Mulder van de provincie
Fryslân
Goed ik heb zonet al gezegd, dit is een voorlichtingsavond over BSE. Een heleboel
andere vragen die te stellen zijn die moeten we bij een andere gelegenheid
behandelen. Het ging vanavond over: wat zijn de gezondheidsaspecten van het
destructieproces, toegespitst op BSE in algemene zin, en vervolgens wat betekent
dat voor BSE. De onderzoeksopzet is aangekondigd, we komen daar dus op terug.
En ik hoop u dan weer te zien. Ik wil iedereen die hier vanavond een bijdrage.33
geleverd heeft hartelijk danken voor inbreng en vragen die gesteld zijn en ik wil met
name achter de tafel iedereen bedanken voor toch de informatiestroom die hier
vanavond naar voren is gebracht. Ik denk dat onze bedoeling om te proberen wat
duidelijkheid te geven over wat voor gezondheidsaspecten met name t.a.v. BSE aan
de orde zijn, dat daar vanavond een klein beetje aan gewerkt is en dat was onze
bedoeling. Ik dank u voor uw aanwezigheid en de opkomst en een goede avond
verder.
Overzicht met vragen die vanwege tijdgebrek niet tijdens de informatie-avond
zijn beantwoord:
Vraag van de heer Eybergen aan Wetterskip Fryslân:
Een deel van de emissies die vrijkomen bij het verwerkingsproces komen in het
zuiveringsslib terecht. Wat wordt er met dit slib gedaan en hoe vaak wordt het slib
ververst?
Antwoord Wetterskip Fryslân:
In de waterzuivering wordt het afvalwater in diverse stappen gezuiverd. Een van
deze stappen is behandeling in een actief-slibinstallatie. Slib is een biomassa
bestaande uit bacteriën die als het ware de vervuilde componenten uit het afvalwater
opeten. Sommige verontreinigingen worden niet afgebroken, maar hechten zich aan
het slib. De hoeveelheid bacteriën neemt in de actief-slibinstallatie toe. Dit wordt ook
wel slibgroei genoemd. Door de slibgroei ontstaat er een overschot aan slib. Het is
dus niet nodig om het slib te verversen. Het sliboverschot wordt uit de installatie
verwijderd er vervolgens afgevoerd en verbrand.
Vraag van de heer Eybergen aan Wetterskip Fryslân:
De waterzuivering is dit jaar aangepast, maar is dit wel genoeg. Is er wel voldoende
rekening gehouden met de uitbreiding van Rendac?
Antwoord van het 0Wetterskip Fryslân:
Door Rendac zijn maatregelen genomen om het zuiveringsproces beter te laten
verlopen. Deze maatregelen zijn vooral gericht op het verbeteren van de scheiding
van actief slib en water. Daarnaast zijn er maatregelen genomen die gericht zijn op
het voorkomen van ongewenste afvalwaterlozingen. Wij zijn van mening dat de
capaciteit van de zuiveringsinstallatie voldoende is om het afvalwater dat ontstaat bij
Rendac te kunnen verwerken. Dit blijkt ook uit de praktijk Het afvalwater van Rendac
voldoent aan de normen zoals die zijn vastgelegd in de door ons verleende
vergunning voor het mogen lozen van afvalwater.
Vraag van de heer Eybergen aan de gemeente Tytsjerksteradiel:
46 % van de bevolking heeft last van stank. Van dit percentage heeft 58%
stankoverlast van de Rendac. Wat gaat de gemeente doen aan de stankoverlast?
Antwoord van de gemeente Tytsjerksteradiel:
Het college van Burgemeester & Wethouders van de gemeente heeft in het kader
van de Wet milieubeheer slechts een adviserende rol. Gedeputeerde Staten van
Fryslân zijn in het kader van deze milieuwet het bevoegde gezag voor de
vergunningverlening en handhaving..34
In 1994 zijn in het kader van het project Integrale Milieuzonering bestuurlijke
afspraken gemaakt inzake het terugdringen van de geurhinder bij het bedrijf.
Aangezien wij aan deze geurreductie groot belang hechten, zijn wij nauw betrokken
geweest bij de totstandkoming van deze afspraken en zijn deze als zodanig ook door
de gemeenteraad onderschreven. Het uitgangspunt hierbij was de situatie in 1992.
Het streven was om in 1998 de stankhinder met 50% en in 2004 met 70% te
verminderen ten opzichte van de geuremissie in 1992. Hiertoe diende het bedrijf
ingevolge de milieuvergunning plannen van aanpak te overleggen met een looptijd
van 5 jaar.
Uit de evaluatie van het eerste plan van aanpak is gebleken, dat het bedrijf alle
maatregelen had gerealiseerd. Uit de najaarsmeting van 1998 bleek, dat weliswaar
de doelstelling van 50% geurreductie niet was gehaald, doch dat dit te verklaren was
door het slechte rendement van een van de biobedden. Bij goed functioneren van dit
biobed was de doelstelling wel gehaald. Vanaf 11 juni 2001 heeft het tweede plan
van aanpak voor een ieder ter inzage gelegen. In dit plan zijn de maatregelen
opgenomen om de doelstelling van 70% geurreductie in 2004 te realiseren.
Daarnaast hebben wij ons samen met de provincie ingespannen om te komen tot
een landelijke koelingsregeling voor bloed en slachtafval. Dit om bederf van
grondstoffen tegen te gaan. Inmiddels is deze regeling van kracht geworden.
Ondanks deze inspanningen zal geurreductie bij het bedrijf een voortdurend punt van
aandacht blijven, zowel het bedrijf als de betrokken overheden zijn hiervan
doordrongen. Stankhinder is weliswaar niet volledig uit te sluiten, maar de
inspanningen blijven wel gericht op vermindering hiervan.
Vraag van de heer of mevrouw Zweden aan de provincie Fryslân:
Is het juist dat Rendac meebetaalt aan het onderzoek naar de risico's van BSE? Als
dit zo is dan zou misschien de uitslag van het onderzoek beïnvloed kunnen worden.
Zou het niet beter zijn dat iedere mogelijkheid hiervoor wordt uitgesloten?
Antwoord van de provincie Fryslân:
Rendac Bergum B.V. betaalt niet mee aan het onderzoek. De betalende partijen zijn:
het ministerie van LNV, ministerie van VWS en de provincie Fryslân en eventueel het
ministerie van VROM.