Ministerie van Buitenlandse Zaken

http://www.minbuza.nl/content.asp?Key=418778



Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 DEN HAAG DIE Bezuidenhoutseweg 67 2594 AC Den Haag
Datum 24 juli 2001 Auteur M.Th. Crucq
Kenmerk DIE-412/01 Telefoon 070 348 48 76
Blad /2 Fax 070 348 40 86
Bijlage(n) 15 E-mail die-in@minbuza.nl
Betreft Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen
C.c.

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij vijftien fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende financiële zekerheidsovereenkomsten

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: EU-strategie ten aanzien van China: tenuitvoerlegging van de mededeling van 1998 en toekomstige stappen voor een doeltreffender EU-beleid

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement De Rol van de Europese Unie in de bevordering van Mensenrechten en Democratisering in Derde Landen

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot drieëntwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad inzake beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (stoffen die als kankerverwekkend, mutageen of vergiftig voor de voortplanting zijn ingedeeld; c/m/r)

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, betreffende Netwerk- en Informatieveiligheid: Voorstel voor een Europese beleidsaanpak

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen aan het prospectus dat moet worden gepubliceerd bij de openbare aanbieding van effecten of bij toelating van effecten tot de verhandeling

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over onderzoekactiviteiten in verband met overdraagbare spongiforme encephalopathieën in Europa

Voorstel voor een Beschikking van de Raad houdende wijziging van Beschikking 97/413/EG van de Raad inzake de doelstellingen en bepalingen voor de herstructurering, in de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2001, van de communautaire visserijsector met het oog op de totstandbrenging van een duurzaam evenwicht tussen de visbestanden en de exploitatie daarvan;
- Voorstel voor een Verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2792/1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector.

Verordening van de Raad tot vaststelling van een algemeen kader voor communautaire activiteiten ter vergemakkelijking van de totstandbrenging van een Europese jusitiële ruimte in burgerlijke zaken

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité: De opheffing van fiscale barrières voor grensoverschrijdende bedrijfspensioenregelingen

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's 'Werkgelegenheids- en sociaal beleid: een kader voor investeren in kwaliteit'

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement en het Sociaal Economisch Comité: het Europese Belastingbeleid - Prioriteiten voor de komende jaren

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Voltooiing van de interne energiemarkt.

- Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/92/EG en Richtlijn 98/30/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en aardgas.

- Voorstel voor een verordening betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit.

Mededeling van de Commissie. Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen. Fraudebestrijding: actieplan voor 2001-2003

Mededeling: 'milieu-investeringen: een uitdaging voor de kandidaat-lidstaten'

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken

Fiche 1: Financiële zekerheidsovereenkomsten

Titel:

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende financiële zekerheidsovereenkomsten

Datum Raadsdocument: 29 maart 2001

Nr Raadsdocument: 7604/01

Nr. Commissiedocument: Com (2001) 168 def

Eerstverantwoordelijke ministeries: FIN i.o.m. JUST, BZ

De verantwoordelijkheid van Financiën is het belang van de ontwikkeling van de Nederlandse kapitaalmarkt en de concurrentie positie van de Nederlandse partijen die opereren op de internationale kapitaalmarkten. Daarnaast heeft Financiën een verantwoordelijkheid voor de veiligheid van het financiële systeem. Met deze verantwoordelijkheid hangt samen de implementatie, die op onderdelen in de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en op onderdelen in het Burgerlijk Wetboek kan plaats vinden.

Justitie is verantwoordelijk voor de implementatie van deze richtlijn in het Burgerlijk Wetboek.

Behandelingstraject in Brussel:

Behandeling in de werkgroep van de Raad. In mei/juni vinden drie vergaderingen plaats onder het Zweeds voorzitterschap. Afhankelijk van de daarbij geboekte voortgang zullen in elk geval nog enkele vergaderingen volgen voordat de richtlijn eventueel definitief kan worden vastgesteld.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De richtlijn heeft tot doel om effectieve en eenvoudige regelingen te creëren voor de vestiging van zekerheden op girale vorderingen in effecten en geldtegoeden. De richtlijn geeft regels voor het toepasselijke recht bij conflicten in privaatrecht. De zekerheidsovereenkomsten worden door de onderhavige richtlijn gevrijwaard tegen gevaren van vooralsnog uiteenlopende insolventiewetgeving in lidstaten. De rechtszekerheid in geval van rechtsconflicten bij giraal overdraagbare effecten die in een grensoverschrijdende context als zekerheden worden gebruikt, wordt versterkt. De administratieve lasten waarmee gebruik van zakelijke zekerheidsrechten gepaard gaan worden beperkt. Hergebruik van zakelijke zekerheidsrechten voor eigen doeleinden door de zekerheidsnemer wordt mogelijk gemaakt. De richtlijn bouwt voort op de Finaliteitsrichtlijn 98/26/EG van 19 mei 1998 PB L 166.

Rechtsbasis van het voorstel:

Artikel 95. De richtlijn draagt bij aan het vrije kapitaal verkeer (art 56/60) en aan de vrijheid van dienstverrichting (art 49).

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Subsidiariteit: positief. Artikel 49 van het EG-verdrag bevat het beginsel van vrij verkeer van diensten. De richtlijn sluit aan bij de bestaande Finaliteitsrichtlijn en bouwt daarop voort; bovendien gaat de richtlijn uit van de beginselen die reeds worden gevolgd in de bestaande contractuele rechtsverhoudingen op basis van standaardovereenkomsten tussen financiële instellingen. De richtlijn geeft een nieuwe verwijsregel voor internationale privaatrechtelijke verhoudingen. Dit is in het belang van verbetering van veiligheid en zekerheid voor de financiële instellingen en voor het gehele financiële systeem. De enorme omvang die internationale financiële transacties hebben aangenomen en de risico's die bestaan bij onzekerheid van toepasselijke rechtsregels rechtvaardigen deze nieuwe wetgeving op communautair niveau.

Proportionaliteit/deregulering:

De navolgende overwegingen van de Commissie tot een richtlijn kunnen worden onderschreven. De Commissie heeft overwogen de dat de aanbeveling een ongeschikt instrument is om de beoogde doelstellingen te bereiken gelet op uiteenlopende doelstellingen en rechten van betrokkenen. De transparantie jegens marktdeelnemers zou er niet mee zijn gebaat en de rechtszekerheid van de deelnemers zou onvoldoende worden gegarandeerd. De uniforme wetgeving middels een verordening is een ongeschikt middel omdat deze richtlijn een aanvulling vormt op de Finaliteitsrichtlijn en daarom in dezelfde vorm dient te worden vervat, en omdat het in de huidige wijze aan de lidstaten mogelijk wordt gemaakt om de uitvoering te realiseren middels nieuwe wetgeving dan wel door aanpassingen van bestaande wetgeving.

Nederlandse belangen:

Harmonisering van regelingen met betrekking tot financiële zekerheidsrechten is van belang voor Nederland. Hierdoor worden de bestaande juridische onzekerheden opgeheven die belemmeringen opleveren voor het gebruik van zekerheidsrechten en worden risico's bij niet-aansluitende rechtsregels in de lidstaten uitgebannen. Een geharmoniseerde regeling op EU niveau vemindert concurrentieverschillen en elimineert het nadeel van het forum shoppen.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

Het Commissievoorstel voorziet vooralsnog niet in concrete regelgeving. Hiervoor zal de uitwerking van verscheidene voorstellen moeten worden afgewacht. Indien de richtlijn wordt aangenomen in haar huidige vorm zullen in het Burgerlijk Wetboek (BW) en mogelijk in de Wet toezicht effectenverkeer 1995 wijzigingen moeten worden aangebracht.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Het Commissievoorstel is ingediend bij de Raad en bij het Europees Parlement voor aanneming volgens de medebeslissingsprocedure van artikel 251 van het EG-Verdrag.

Fiche 2: China

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: EU-strategie ten aanzien van China: tenuitvoerlegging van de mededeling van 1998 en toekomstige stappen voor een doeltreffender EU-beleid

Datum Commissiedocument: 15 mei 2001

nr. Raadsdocument: Nog niet bekend

nr. Commissiedocument: COM (2001) 265 definitief

Eerstverantwoordelijke ministerie: BZ i.o.m. EZ, V&W

Behandelingstraject in Brussel:

Er is gestreefd naar afronding van de behandeling van de Mededeling vóór de EU-China Top van 5september 2001. De Mededeling is behandeld door de Raadswerkgroep Coasi en de eerste-pijler Raadswerkgroep Azië en Oceanië. Raadsconclusies met betrekking tot de Mededeling zijn op 17 juni 2001 aan PSC voorgelegd en tijdens de Algemene Raad van 25 juni 2001 vastgesteld.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Mededeling 'EU-strategie ten aanzien van China: tenuitvoerlegging van de mededeling van 1998 en toekomstige stappen voor een doeltreffender EU-beleid' beoogt bij te dragen aan de verdere ontwikkeling van de betrekkingen tussen de EU en China door de formulering van concrete, praktische actiepunten ten aanzien van China. Deze actiepunten zouden een hulpmiddel moeten zijn voor het bepalen en evalueren van de agenda voor doelgerichte EU-China betrekkingen voor de komende jaren.

Achtergrond:

De Mededeling is gebaseerd op de Mededeling van de Commissie 'Voor een omvattend partnerschap met China' uit 1998 en de hieruit voortvloeiende conclusies van de Raad, waarin werd benadrukt dat de EU een fundamenteel belang heeft bij het versterken van de betrekkingen met China. Daarnaast bevatten de Mededeling en de conclusies uit 1998 lange-termijndoelstellingen voor de betrekkingen tussen de EU en China. Tijdens besprekingen in de Raad in de winter van 2000/2001 was men het erover eens dat de in 1998 geformuleerde doelstellingen t.a.v. China grotendeels geldig blijven, maar dat daarnaast gepoogd moet worden het EU-beleid doeltreffender te maken.

De Mededeling bevat een overzicht van de in 1998 vastgelegde beleidsdoelstellingen voor China. Daarnaast worden de ontwikkelingen geschetst in de EU en China. Verder geeft de Mededeling een verslag over de tenuitvoerlegging van het beleid van 1998. De betrekkingen tussen de EU en China zijn, zoals was voorzien, in sterke mate uitgebreid. Er is echter ruimte voor verdere uitbreiding en verbreding van de dialoog. De Mededeling bevat voorstellen om het EU-beleid aan te passen, te vereenvoudigen of nieuwe elementen toe te voegen.

In de Mededeling worden vijf hoofddoelstellingen geformuleerd:

verder betrekken van China bij de internationale gemeenschap;

ondersteunen van de overgang van China naar een open samenleving;

verdere integratie van China in de wereldeconomie;

beter gebruik maken van bestaande Europese middelen;

het profiel van de EU in China versterken.

De Mededeling geeft een overzicht van de huidige stand van zaken ten aanzien van de vijf hoofddoelen die vrij dicht bij de in 1998 geformuleerde doelstellingen liggen. Daarnaast bevat de Mededeling voor elk van de vijf hoofddoelen een lijst met concrete, praktische actiepunten op korte en middellange termijn. Deze actiepunten moeten bijdragen aan vergroting van de doeltreffendheid van de tenuitvoerlegging van het EU-beleid.

Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t., het betreft een Mededeling.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

In strikte zin niet van toepassing, want het betreft een Mededeling. Subsidiariteit zou positief genoemd kunnen worden omdat een gezamenlijke EU-strategie meer gewicht in de schaal legt in de betrekkingen met China dan beleid van de afzonderlijke Lidstaten.

Nederlandse belangen:

In het algemeen heeft Nederland belang bij een goed gecoördineerd EU-optreden richting China, mede gezien het feit dat China soms een voorkeur heeft om zaken bilateraal af te handelen. Nederland heeft in het bijzonder belang bij een gecoördineerd optreden op het terrein van mensenrechten en handelspolitiek. De vastgelegde jaarlijkse evaluatie vormt een basis voor de rapportage richting Tweede Kamer

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: De Mededeling zal ter informatie naar het EP gaan.

Fiche 3: Rol EU mensenrechten en democratisering

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement De Rol van de Europese Unie in de bevordering van Mensenrechten en Democratisering in Derde Landen

Datum Raadsdocument: 30 mei 2001

nr. Raadsdocument: 9336/01

nr. Commissiedocument: COM (2001) 252

Eerstverantwoordelijke ministerie: BZ

Behandelingstraject in Brussel:

De Mededeling wordt zowel in COHOM als in de Raadswerkgroep voor Ontwikkelings-samenwerking besproken. Tijdens de Algemene Raad van 25 juni 2001 zijn Raadsconclusies vastgesteld.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

N.v.t. Het gaat om een effectievere besteding van middelen die onder B7-70 en B5-813 reeds beschikbaar zijn.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel

In het kader van hervormingen binnen de Commissie, waarbij alle mensenrechtenactiviteiten onder het Directoraat-generaal voor Ontwikkelingssamenwerking zijn gebracht, bestond behoefte het mensenrechtenbeleid aan een nadere beschouwing te onderwerpen en te bezien hoe dit beleid meer effect kan sorteren. De laatste Mededeling inzake mensenrechten dateerde van 1995. Daarnaast werd pas in 1999 een juridische basis gegeven aan de uitgaven van de Commissie onder hoofdstuk B7-7 van de begroting middels verordeningen 975/99 en 967/99 ter bevordering van mensenrechten, democratisering en conflictpreventie (sinds 1994 bekend als het European Initiative for Democracy and Human Rights - EIDHR). Dit noopte ook tot een nadere bezinning op het programma.

Prioriteitstelling, focus en impact zijn de rode draad van de onderhavige Mededeling. De Mededeling geeft een algemeen beeld van het EU-beleid inzake de bevordering van mensenrechten en democratisering in derde landen en identificeert drie terreinen waarop het beleid effectiever kan worden gemaakt en waarin de Commissie een rol kan vervullen. Deze betreffen:

meer coherentie en consistentie door betere afstemming tussen het GBVB-beleid en de activiteiten van de Commissie;

meer prioriteit geven aan mensenrechten en democratisering. Bij de inbreng kan beter gebruik worden gemaakt van instrumenten die de politieke dialoog, handels- en andere externe relaties bieden ('mainstreaming' van mensenrechten en democratie);

een strategischere inzet van het EIDHR om effectiever bij te dragen aan andere verbintenissen op het gebied van mensenrechten en democratie in EU-verband aangegaan.

Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t., het betreft een Mededeling.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Subsidiariteit: positief. De Commissie tracht met de Mededeling een concreet beleidskader voor bevordering van mensenrechten en democratie te creëren en de inzet van middelen te stroomlijnen. Dit beleidskader bevordert de coherentie van het buitenlands beleid van de EU en kan per definitie niet op het niveau van de nationale lidstaten tot stand komen.

Nederlandse belangen:

De bescherming en bevordering ven mensenrechten is een belangrijk onderdeel van het Nederlands buitenlands beleid dat voor een groot deel ook in GBVB-kader wordt gevoerd. Nederland streeft naar een coherent, consistent en effectief mensenrechtenbeleid, waarbij het beleid van de EU-lidstaten en dat van de Commissie complementair aan elkaar zijn en elkaar wederzijds versterken. Bevordering van democratie maakt onderdeel uit van dit beleid en dient dan ook op een geïntegreerde wijze te worden aangepakt.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG): N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

In dit stadium geen, het betreft een Mededeling die het EP ter informatie is toegegaan.

Fiche 4: (23e) wijziging RL gevaarlijke stoffen en preparaten

Titel:

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot drieëntwintigste wijziging van Richtlijn 76/769/EEG van de Raad inzake beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (stoffen die als kankerverwekkend, mutageen of vergiftig voor de voortplanting zijn ingedeeld; c/m/r)

Datum Raadsdocument: 21 mei 2001

nr. Raadsdocument: 9037/01

nr. Commissiedocument: COM(2001) 256 def

Eerstverantwoordelijk Ministerie: EZ i.o.m. VWS, VROM

Behandelingstraject in Brussel:

Raadswerkgroep Economische Vraagstukken (gevaarlijke stoffen en preparaten)

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel beoogt beperkende maatregelen vast te stellen voor vijfentwintig stoffen vanwege indeling van deze stoffen in de groep van kankerverwekkende, mutagene of voor de voortplanting giftige stoffen (CMR.) Volgens de procedure van richtlijn 94/60/EEG is de Commissie verplicht om, nu de genoemde stoffen zijn ingedeeld als CMR, binnen 6 maanden een voorstel tot risicobeperkende maatregelen in te dienen door middel van opname in de bijlage van Richtlijn 76/769/EEG (beperking op de markt brengen en gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten.) Met dit voorstel voldoet de Commissie aan deze verplichting.

De voorgestelde maatregelen beogen een verbod dat ervoor zal zorgen dat de genoemde CMR-stoffen en -preparaten niet voor gebruik door de consument in de handel worden gebracht.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 95 EG-verdrag

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief: een uniforme regeling is hier op zijn plaats, omdat op deze wijze een gelijk niveau van bescherming van de volksgezondheid wordt gewaarborgd. Bovendien voorkomt een communautaire regeling dat nationale bepalingen bestaan inzake het op de markt brengen en gebruik van deze gevaarlijke stoffen en preparaten, die het level-playing-field voor het Europese bedrijfsleven kunnen verstoren.

Nederlandse belangen

Nederland hecht groot belang aan het minimaliseren van de risico's voor de volksgezondheid als gevolg van het gebruik van genoemde gevaarlijke stoffen en preparaten. Door deze stoffen op te nemen in de bijlage van Richtlijn 76/769/EEG wordt het verboden deze stoffen, al dan niet verwerkt, aan de particuliere consument ter beschikking te stellen. Een communautaire regeling voorkomt bovendien dat nationale maatregelen worden ingesteld die het level-playing field voor het bedrijfsleven verstoren. Deze maatregel heeft voor het Nederlandse bedrijfsleven geen negatieve gevolgen. Nederland kan het Commissievoorstel dan ook onvoorwaardelijk steunen.

Consequenties voor de nationale regelgeving / beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO / VNG): Implementatie in de Warenwet

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisieprocedure conform artikel 251 EG-verdrag

Fiche 5: Netwerk- en Informatieveiligheid

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, betreffende Netwerk- en Informatieveiligheid: Voorstel voor een Europese beleidsaanpak

Datum Raadsdocument: 8 juni 2001

nr. Raadsdocument: 9727/01

nr. Commissiedocument: COM(2001)298 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: V&W i.o.m. EZ, JUST, BZK

Behandelingstraject in Brussel:

De mededeling is gepresenteerd in de Transport- en Telecomraad van 27 juni 2001.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Mededeling geeft nadere invulling aan de conclusie van de top van regeringsleiders in Stockholm van 23/24 maart 2001 waarin opgenomen is dat de Raad samen met de Commissie een strategie met inbegrip van een aantal praktische acties zal ontwikkelen voor de veiligheid van netwerken en informatie.

De Mededeling gaat in op de zorgen over de veiligheid van de elektronische netwerken en informatiesystemen nu het aantal netwerken en daarmee het belang voor de elektronische handel en het functioneren van de economie in zijn geheel snel toeneemt. De karakteristieken van netwerk- en informatiebeveiliging worden geschetst en er wordt een overzicht van een aantal bedreigingen gegeven. Vervolgens wordt een Europese beleidsvisie gepresenteerd met een aantal acties om tot een betere bescherming te komen. Daarvan maken onderdeel uit het verhogen van bewustwording bij de gebruikers, opzetten van waarschuwings- en informatiesystemen, te weten computer emergency response teams, steunen van relevant onderzoek in het Zesde Kaderprogramma, stimuleren van het gebruik van sterke cryptografie en steun voor kwaliteitswaarborging van producten en diensten door evaluatie en certificatie. Ook wordt het bestaande wettelijke kader geschetst. De Commissie zal in dat licht een inventarisatie maken van getroffen nationale maatregelen. Verder wordt harmoniserende wetgeving voorzien op het gebied van de bestrijding van computercriminaliteit.

Rechtsbasis van het voorstel: Voor de Mededeling nog n.v.t.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief. Gelet op de internationale aard van netwerken heeft een Europese aanpak voor de betere bescherming van netwerken en informatiesystemen meerwaarde. De in de Mededeling voorgestelde aanpak lijkt proportioneel en is hoofdzakelijk gericht op versterkte internationale samenwerking, op onderdelen evalueren en inventariseren, stimuleren en faciliteren van betrokken partijen, het afstemmen van maatregelen en eventueel harmoniseren van het bestaande wettelijke kader, met name inzake computercriminaliteit.

Nederlandse belangen:

Nederland is voorstander van het vergroten van de veiligheid van elektronische netwerken en informatiesystemen. De in de Mededeling opgenomen acties dragen daaraan bij en worden door Nederland ondersteund.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

Uitwerking van de mededeling zal leiden tot een aanscherping van het beleid inzake netwerk- en informatiebeveiliging. De eind 2001 door de Commissie uit te brengen 'roadmap' van concrete maatregelen zal daar meer duidelijkheid over geven. Mogelijk leidt dit (op termijn) tot aanpassing van wetgeving. Dit kan met name gaan gelden voor het onderwerp computercriminaliteit zoals reeds door de Commissie afgelopen januari is aangekondigd in haar Mededeling over computercriminaliteit. Daarbij is tevens de uitwerking van het Raad van Europa-Verdrag over cybercrime van betekenis.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Het EP kan, evenals de lidstaten en andere betrokkenen, tot eind augustus een reactie op de mededeling naar de Commissie zenden.

Fiche 6: Prospectus effecten

Titel:

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen aan het prospectus dat moet worden gepubliceerd bij de openbare aanbieding van effecten of bij toelating van effecten tot de verhandeling

Datum Raadsdocument: 7 juni 2001

Nr Raadsdocument: 9674/01

Nr. Commissiedocument: Com (2001) 280 def

Eerstverantwoordelijke ministeries: FIN i.o.m. EZ

De uitwerking van de huidige prospectusrichtlijnen heeft plaatsgevonden bij de Wet toezicht effectenverkeer 1995 en in de reglementen van de effectenbeurs. De uitwerking van de ontwerp-richtlijn die zowel ziet op het prospectus dat moet worden gepubliceerd bij uitgifte van effecten ter beurze als bij uitgifte van effecten buiten de beurs, dient zowel in de Wet toezicht effectenverkeer 1995 als in meer specifiek beurseigen reglementering plaats te vinden.

Behandelingstraject in Brussel:

Behandeling in de werkgroep van de Raad begint in juli.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De richtlijn heeft tot doel de harmonisatie van de eisen in de lidstaten voor de opstelling, controle en verspreiding van het prospectus dat moet worden gepubliceerd bij de uitgifte van effecten aan het publiek of bij de toelating van effecten tot de verhandeling. Als naar het oordeel van de toezichthoudende autoriteiten het prospectus voldoet aan die eisen kan een Europees paspoort aan de emittent worden verleend op basis waarvan zonder aanvullende eisen in de overige lidstaten de emissie kan plaats vinden. Zowel de effectieve toegang van uitgevende instellingen tot de gehele kapitaalmarkt in de EU als de uniforme effectieve bescherming van de belegger bij emissies van effecten worden hiermee bereikt. De toezichthoudende autoriteiten van het land van ontvangst mogen geen aanvullende eisen meer stellen als een Europees paspoort is verleend.

De richtlijn voorziet in een prospectus dat bestaat uit drie onderdelen: een document dat gegevens bevat over de uitgevende instelling zelf, een document dat gegevens bevat over de modaliteiten van de uit te geven effecten, alsmede een document dat de kernpunten aangeeft van de onderneming en de modaliteiten van de emissie. Het voordeel van deze opzet is dat meer emissies per jaar kunnen worden uitgegeven op basis van reeds beschikbaar materiaal; verwijzingen naar anderszins beschikbare documenten zijn toegestaan.

De actualisering van de normen in de richtlijn kan op een relatief snelle wijze plaats vinden door het ingestelde Effectencomité op grond van artikel 22 tweede lid van het Verdrag conform de comitologieprocedures, waardoor beter op actuele marktontwikkelingen kan worden ingespeeld dan thans het geval is zonder dat de gehele richtlijn op formele wijze opnieuw behoeft te worden vastgesteld.

Door de nieuwe taak van de toezichthouder zal de rol van de beurzen met betrekking tot het toezicht op prospectussen minder belangrijk worden.

Rechtsbasis van het voorstel: artikel 44 en 95.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Subsidiariteit: positief. De richtlijn vervangt en actualiseert de eerdere richtlijnen 80/390 en 89/298; de normen in deze richtlijnen worden met deze richtlijn aangepast aan de in internationale financiële wereld aanvaarde normen.

Proportionaliteit/deregulering: De richtlijn beoogt de bestaande belemmeringen op te heffen bij de toegang tot de kapitaalmarkten door verschillende eisen die lidstaten hanteren als land van ontvangst.

Nederlandse belangen:

De toezichthouder in het thuisland van de uitgevende instelling is de organisatie die de beoordeling van het prospectus voor de gehele EU doet. De bescherming van de Nederlandse belegger is gebaat bij geharmoniseerde normen die ten minste de bescherming bieden die in Nederland uitgaat van de wettelijke prospectuseisen en bij een effectieve controle op de naleving van de wettelijke voorschriften ter zake van een prospectus.

Ook de Nederlandse uitgevende instelling is gebaat bij geharmoniseerde normen, omdat dan goedkeuring door één toezichthoudende autoriteit voor de gehele EU volstaat, waardoor extra lasten vanwege aanvullende eisen van andere lidstaten worden voorkómen.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

De richtlijn voorziet in wijzigingen van de bestaande regelgeving. Voor de details van de wijzigingen zal de uitwerking in de nadere regeling van doorslaggevend belang zijn. Hiervoor zal de uitwerking van verscheidene voorstellen moeten worden afgewacht. De implementatie van de richtlijn zou, ingevolge de resolutie van de Europese Raad van maart 2001 in Stockholm tot realisatie van de prioriteiten gesteld door de Wijze mannen (o.l.v.Lamfalussy), moeten worden gerealiseerd vóór het eind van 2003. Daarom streeft de Europese Commissie naar aanvaarding in de Raad en in het Europees Parlement in de loop van het jaar 2002.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Besluitvorming vindt plaats op basis van de co-decisieprocedure van artikel 251 van het Verdrag.

Fiche 7: TSE

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over onderzoekactiviteiten in verband met overdraagbare spongiforme encephalopathieën in Europa

Datum raadsdocument: 15 juni 2001

nr. Raadsdocument: 9996/01

nr. Commissiedocument: COM(2001) 323 def.

Eerstverantwoordelijke ministeries: LNV (voor TSE bij dieren), VWS (voor CJD), i.o.m. BZ, EZ

Behandelingstraject in Brussel:

Bespreking TSE vindt regelmatig plaats in het PVC en de Landbouwraad. De RWG volksgezondheid is tevens bij de preventie en aanpak van de ziekte betrokken.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Op verzoek van de Onderzoekraad van 16 november 2000 heeft de Commissie een groep van deskundigen op het gebied van TSE onderzoek opgericht. Onder TSE (Transmissible Spongiform Encephalopathies) wordt onder meer begrepen BSE, scrapie en Creutzfeld-Jacob Disease. De opdracht aan deze groep was het TSE-onderzoek dat gaande is in de lidstaten in kaart te brengen en aan te geven op welke terreinen onderzoek moet worden uitgebreid of welke nieuwe onderzoeksgebieden moeten worden gestart.

De deskundigengroep heeft nu een overzicht gemaakt van onderzoek in de EU dat informatie van alle lidstaten behalve Luxemburg bevat, alsmede van IJsland, Noorwegen en Israël. Hieronder valt ook het onderzoek dat door de EG wordt gefinancierd.

Betrokkenheid bij TSE onderzoek verschilt nogal per lidstaat en blijkt direct gerelateerd te zijn aan het beeld dat in de betreffende lidstaat bestond over de mate van voorkomen van TSE in de lidstaten.

Epidemiologisch onderzoek en monitoring (surveillance) inzake humane TSEs worden op EU-niveau gecoördineerd door de netwerkprojecten EUROCJD en NEUROCJD en door een neuropathologie-netwerk genaamd PRIONET onder de aegis van het Instituut voor Neurologie van de Universiteit van Wenen. Alle landen behalve Luxemburg (doet geen onderzoek naar TSE) nemen deel aan deze netwerken.

Over epidemiologisch onderzoek inzake dierlijke TSE's kan het volgende worden opgemerkt:

scrapie-onderzoek vindt met name plaats in die landen waar de ziekte een groot probleem is (IS, UK, NO, F en IRL), het heeft als doel het identificeren van risicofactoren en uitbanning van de ziekte.

het VK is sinds het begin van de BSE-epidemie betrokken bij epidemiologisch onderzoek; andere landen zijn inmiddels ook betrokken.

Op EU-niveau bestaan 2 netwerken voor herkauwer-TSEs, gecoördineerd door F en IRL, die uitermate nuttig zijn voor training, normalisatie en harmonisatie van technieken en criteria voor het identificeren van verdachte gevallen en voor het opzetten van databanken en biologische monsterbanken.

Verder bestaat er onderzoek op het gebied van:

het infectieuze/besmettelijke agens (het prion), overbrengingsmechanismen en wijze waarop de ziekte zich ontwikkelt in een besmet dier;

diagnose van TSEs

overbrenging en risico-analyse;

therapeutisch onderzoek

inactiveringsprocedures en ontsmetting, preventie.

De deskundigengroep concludeert voor alle deelterreinen dat er al veel goede samenwerking is, maar dat meer landen betrokken zouden moeten raken of dat het uitwisselen van kennis verbeterd zou kunnen worden. Verder wordt geconcludeerd dat het overzicht dat gemaakt is op zichzelf al zeer nuttig is en dat het samenstellen ervan belangrijke TSE research managers en onderzoekers met elkaar in contact heeft gebracht.

De rol van de EU in het onderzoek in de vorm van het zgn. European Initiative on TSE, gestart in 1996, het Vijfde Kaderprogramma op het gebied van onderzoek en het Joint Research Centre wordt ook aangehaald.

Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t., het betreft een mededeling

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: N.v.t.

Nederlandse belangen:

Coördinatie en uitwisseling van TSE-onderzoek op Europees niveau. Dit leidt tot betere afstemming en samenwerking en een vergroting van de uitwisseling van informatie

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Er is geen sprake van besluitvorming. Het EP wordt d.m.v. de Mededeling geïnformeerd.

Fiche 8: Visserijbeleid MOP IV

Titel:

Voorstel voor een Beschikking van de Raad houdende wijziging van Beschikking 97/413/EG van de Raad inzake de doelstellingen en bepalingen voor de herstructurering, in de periode van 1 januari 1997 tot en met 31 december 2001, van de communautaire visserijsector met het oog op de totstandbrenging van een duurzaam evenwicht tussen de visbestanden en de exploitatie daarvan;

Voorstel voor een Verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2792/1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector.

Datum raadsdocument: 20 juni 2001

nr. Raadsdocument: 9875/01

nr. Commissiedocument: COM(2001) 322 def.

Eerstverantwoordelijke ministerie: LNV i.o.m. BZ/OS, VROM, FIN, EZ, V&W

Behandelingstraject in Brussel:

Het voorstel is op 28 juni voor het eerst behandeld door de Raadswerkgroep Visserij Intern. De intentie van de Commissie is om besluitvorming al in de Visserijraad van oktober 2001 te doen plaatsvinden.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

Geen, er worden geen extra middelen verbonden aan de verlenging.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel

De Commissie heeft in een recente mededeling aan de Raad geconstateerd dat de maatregelen van de vierde serie Meerjarige Orientatieprogramma's (MOP's IV) binnen het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB), ondoeltreffend zijn om de visserij binnen de perken te houden. De benodigde hervormingen in het vlootbeleid zullen in het kader van het Groenboek over de toekomst van het GVB worden verwerkt, maar dit vergt tijd. Het voorstel wil deze tijd creëren door het huidige MOP, dat per 31.12.2001 afloopt, met een jaar te verlengen en de saneringsdoelstelling van ca. 5% reductie in visserijcapaciteit per jaar in de MOP IV periode 1997-2001, door te trekken naar 2002. Tegelijkertijd wordt een aantal bepalingen van het Financieringsinstrument voor de oriëntatie van de Visserij (FIOV) gewijzigd.

Verder wordt bij het MOP, naast verlenging met 1 jaar, de mogelijkheid weggenomen tot capaciteitsvergroting in verband met de veiligheid, arbeidsomstandigheden, hygiëne, en de kwaliteit van de vis;

FIOV: toekenning van steun voor nieuwbouw en modernisering wordt afhankelijk gesteld van naleving van de MOP-doelstellingen voor alle vlootsegmenten en niet alleen voor het betrokken vlootsegment, zelfs voor investeringen die niet van invloed zijn op de capaciteits-doelstelling;

FIOV: het is verboden steun te verlenen voor nieuwbouw en modernisering voor een vlootsegment waar activiteitsvermindering wordt toegepast als middel om de MOP-doelstelling te halen;

FIOV: er wordt geen overheidssteun verleend voor het overbrengen van vaartuigen naar derde landen die toestaan dat zo wordt gevist dat de doeltreffendheid van internationale instandhoudingsmaatregelen in gevaar wordt gebracht.

Rechtsbasis van het voorstel:

Verordening (EEG) nr. 3760/92 van de Raad van 20 december 1992 tot invoering van een communautaire regeling voor de visserij en de aquacultuur, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1181/98, en met name op artikel 11.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Subsidiariteit: n.v.t.; het Gemeenschappelijk Visserijbeleid is een exclusieve bevoegdheid van de EG.

Nederlandse belangen:

Nederland heeft belang bij duurzame visserij-activiteit, maar is van mening dat dit voornamelijk door middel van de TAC's en quota's i.p.v. via het huidige MOP-instrument gerealiseerd dient te worden. De aanscherpingen van het MOP en FIOV zouden tevens de lijn die Nederland hanteert bij haar uitvoering van MOP IV doorkruisen.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

De provincie Flevoland komt als zgn Doelstelling 1-gebied afzonderlijk in aanmerking voor FIOV-steun. Dit gebied zou als gevolg van de voorgestelde aanscherpingen de mogelijkheden om uit haar beschikbare FIOV-budget te putten zien teruglopen.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Raadpleging

Fiche 9: Europese jusitiële ruimte in burgerlijke zaken

Titel:

Verordening van de Raad tot vaststelling van een algemeen kader voor communautaire activiteiten ter vergemakkelijking van de totstandbrenging van een Europese jusitiële ruimte in burgerlijke zaken

Datum raadsdocument: 29 mei 2001

nr. Raadsdocument: 9044/01.

nr. Commissiedocument: COM (2001) 221 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: JUST i.o.m. FIN

Behandelingstraject in Brussel:

De Commissie wil de besluitvorming afronden voor het eind van het jaar 2001

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

3,02 MEUR per jaar over een periode van vijf jaar (3 MEUR vastleggingskredieten + 24.000 EUR huishoudelijke uitgaven). NB In de behoefte aan menselijke en administratieve hulpbronnen zal worden voorzien binnen het budget van het beherende DG van de Commissie. De Commissie maakt in de toelichting bij het voorstel niet voldoende duidelijk waarin het nieuwe financiële kader verschilt van de al of niet voort te zetten programma's Grotius-civiel en Schuman. Wanneer het hier een vervanging van het civiele deel van Grotius betreft leidt een toepassing van het Nederlandse prioriteitstellingsbeleid voor categorie 3 van de EU-begroting op grond van het huidige budget voor Grotius-civiel (650.000 EUR per jaar), tot een lagere totale enveloppe (5 jaar) dan door de Commissie voorgesteld, nl. max. 3.315.000 EUR. Het definitieve Nederlands standpunt omtrent de voorgestelde bedragen zal daarom worden vastgesteld nadat de Commissie nadere informatie heeft verstrekt omtrent het precieze karakter van het kader en de rechtvaardiging van de voorgestelde bedragen.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

Het voorstel beoogt een rechtsgrondslag te scheppen voor het financieren van activiteiten uit de begroting van de EG op het beleidsterrein van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken. Het gaat hier om activiteiten die worden ondernomen door de Commissie, door Europese niet-gouvernementele organisaties en om meer specifieke projecten van communautair belang, zoals opleiding, uitwisselingen en onderzoek. Het voorstel draagt bij aan de voltooiing en tenuitvoerlegging van het 'scorebord van de vorderingen op het gebied van de totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid in de Europese Unie'. Dit scorebord is door de Commissie ingesteld op verzoek van de Europese Raad van Tampere.

De voorgestelde verordening creëert een algemeen kader op lange termijn voor activiteiten en naar prioriteit gerangschikte doeleinden. Het voorstel sluit aan bij de snelle groei van het aantal activiteiten op het terrein van de Europese civielrechtelijke samenwerking die is opgetreden naar aanleiding van de Europese Raad in Tampere. Het voorstel heeft aldus een bredere reikwijdte dan Grotius-civiel, een financieringsprogramma dat aan het eind van 2001 afloopt en niet zal worden verlengd.

In tegenstelling tot Grotius-civiel geeft de voorgestelde verordening de Commissie de mogelijkheid acties ter aanvulling van de medegefinancierde projecten te voeren en stelt het de Commissie in staat op eigen initiatief acties te ondernemen in het kader van de tenuitvoerlegging van communautaire instrumenten op het gebied van civielrechtelijke samenwerking. Op 12 februari 2001 heeft de Raad een verordening aangenomen waarin het Grotius-civiel programma werd verlengd voor een overgangsperiode van een jaar. Deze overgangsperiode had tot doel een verstoring van het programma Grotius-civiel te voorkomen en de Commissie in staat te stellen een nieuw, algemeen voorstel uit te werken. Dit voorstel wordt thans door de Commissie gepresenteerd. Op grond van het bovenstaande mag verwacht worden dat de verordening is afgerond en in werking is getreden aan het einde van de overgangsperiode van Grotius-civiel, d.w.z. 12 februari 2002.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 61 onder c EG jo artikel 65 EG.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief. De doelstelling om het tot stand brengen van een Europese justitiële ruimte in burgerlijke zaken te vergemakkelijken kan het beste op communautair niveau worden verwezenlijkt.

Nederlandse belangen:

Nederland ondersteunt het tot stand brengen van een ruimte van veiligheid, vrijheid en rechtvaardigheid. Dit programma biedt daarnaast aan Nederlandse organisaties de mogelijkheid om financiële steun aan te vragen voor activiteiten op het terrein van justitiële samenwerking in burgerlijke zaken.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Raadplegingsprocedure

Fiche 10: Opheffing fiscale barrières voor grensoverschrijdende bedrijfspensioenregelingen.

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité: De opheffing van fiscale barrières voor grensoverschrijdende bedrijfspensioenregelingen

Datum Raadsdocument: 24 april 2001

nr. Raadsdocument: 8182/01 FISC 72

nr. Commissiedocument: COM: (2001) 214

Eerstverantwoordelijke ministerie: FIN en SZW i.o.m. EZ, BZ

Behandelingstraject in Brussel:

Eventueel bespreking in de Groep Belastingvraagstukken. Behandeling is nog niet bekend.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): N.v.t.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Mededeling van de Europese Commissie strekt tot een aanvulling op de voorgestelde pensioenfondsenrichtlijn. In de Mededeling onderkent de Commissie dat de verschillen tussen de lidstaten met betrekking tot de fiscale aspecten van aanvullende pensioenen voortvloeien uit meer fundamentele keuzen ten aanzien van de structuur van de pensioensystemen. Op grond daarvan overweegt de Commissie niet om wetgevende maatregelen voor te stellen om de belastingheffing van pensioenen te harmoniseren. Desondanks zou de Commissie een bredere acceptatie verwelkomen van de regel dat premies aftrekbaar, beleggingsopbrengsten en vermogenswinsten van pensioeninstellingen vrijgesteld en uitkeringen belast zijn, aangezien het op één lijn brengen van de regimes in de lidstaten op basis van dit beginsel de problemen met dubbele belasting en dubbele niet-belasting zou helpen te verminderen.

De Commissie is van oordeel dat nationale regels die een gelijke behandeling in de weg staan van pensioen- en levensverzekeringen die worden afgesloten bij een in een andere lidstaat gevestigde pensioeninstelling een discriminerende fiscale behandeling inhouden, hetgeen een belangrijk obstakel vormt voor grensoverschrijdende pensioenregelingen en de arbeidsmobiliteit. Aangezien de lidstaten volgens de Commissie reeds op grond van het EG-Verdrag gehouden zijn alle discriminerende bepalingen op te heffen zal de Commissie de fiscale regimes van de lidstaten controleren en de nodige stappen ondernemen teneinde de daadwerkelijke naleving van de fundamentele vrijheden van het EG-Verdrag te garanderen, inclusief het aanhangig maken van zaken bij het Hof van Jusitie op grond van artikel 226 van het EG-Verdrag.

De Commissie meent dat uitwisseling van informatie op basis van de richtlijn wederzijdse bijstand bij heffing (nr 76/308/EEG) de beste manier is om inkomsten van de lidstaten te waarborgen en de belangen van een volledig functionerende interne pensioenmarkt te bevorderen. Daarbij doet de Commissie tevens een voorstel voor de minimaal automatisch uit te wisselen informatie.

Tenslotte nodigt de Commissie de lidstaten uit samen met haar te onderzoeken hoe het voorstel voor de Pan-Europese pensioeninstellingen in de praktijk kan worden gebracht.

Rechtsbasis van het voorstel:N.v.t., het betreft een Mededeling.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

De toets van de subsidiariteit, proportionaliteit en deregulering is positief. Een optreden op communautair niveau heeft hier duidelijke voordelen. De Mededeling leidt niet tot voorstellen voor Europese wet- en regelgeving. Er is door de Commissie juist bewust voor een Mededeling gekozen in plaats van een voorstel voor een richtlijn ten aanzien van de fiscale behandeling van aanvullende bedrijfspensioenen. Wat betreft het onderwerp informatie-uitwisseling zal gebruik gemaakt worden van bestaande instrumenten.

Nederlandse belangen:

Nederland hecht zeer veel waarde aan dit onderwerp en hecht daarom ook aan een voortvarende aanpak. Nederland heeft aangedrongen op een aanpak vanuit Brussel. Ook ons land heeft nl. te maken met de problemen omtrent het dubbel belasten en het dubbel niet-belasten van pensioenuitkeringen.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG):

De Mededeling van de Commissie bevat geen voorstellen voor Europese wet- en regelgeving. Aangezien Nederland reeds de omkeerregel toepast, heeft de oproep in de Mededeling tot algemene acceptatie van de omkeerregel voor Nederland geen directe consequenties. In de huidige fiscale wetgeving in Nederland is reeds de mogelijkheid opgenomen om het aanvullende pensioen in het buitenland op te bouwen, waarbij dezelfde fiscale behandeling geldt als thans bij de opbouw bij een in Nederland gevestigde pensioeninstelling (dus ook premies aftrekbaar, beleggingsopbrengsten en vermogenswinsten van pensioeninstellingen vrijgesteld, uitkeringen belast). Ook ten aanzien van dit onderdeel van de Mededeling hoeft Nederland geen nadere stappen te ondernemen.

Het voorstel om te komen tot automatische gegevensuitwisseling op basis van de bestaande richtlijn wederzijdse bijstand bij heffing zal geen wijziging van de Nederlandse wetgeving inhouden.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

N.v.t., het EP zal d.m.v. deze Mededeling geïnformeerd worden.

Fiche 11: Kwaliteit arbeid

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's 'Werkgelegenheids- en sociaal beleid: een kader voor investeren in kwaliteit'

Datum Raadsdocument: 26 juni 2001

nr. Raadsdocument: 10307/01

nr. Commissiedocument: COM(2001) 313 def.

Eerstverantwoordelijke ministerie: SZW i.o.m. EZ, OCW, FIN, VWS, BZ

Behandelingstraject in Brussel:

De Mededeling vormde de input voor de Informele Bijeenkomst van Ministers voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid op 6 en 7 juli te Luik en zal een rol spelen bij de uitvoering van de opdracht van de Europese Raad van Stockholm tot ontwikkeling van indicatoren op het gebied van kwaliteit van de arbeid. Deze zullen worden voorgelegd aan de Europese raad van Laken (december 2001) en, na goedkeuring, betrokken worden bij het samenvattende verslag over de voortgang van het sociaal-economisch beleid dat aan de Europese raad van Barcelona (maart 2002) zal worden aangeboden.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

In de Europese Sociale Agenda, vastgesteld eind 2000 te Nice, werd de Commissie verzocht een Mededeling aan te nemen over de bijdrage van het werkgelegenheidsbeleid aan de kwaliteit van de arbeid. De Europese Raad van Stockholm bevestigde deze afspraken en concludeerde dat de Raad samen met de Commissie indicatoren zal ontwikkelen, één en ander tijdig voor de Europese Raad te Laken. De gemeenschappelijke aanpak inzake kwaliteit van het werk moet worden opgenomen in de werkgelegenheidsrichtsnoeren voor 2002. Doelstelling van de Mededeling is om aan dit verzoek te voldoen en suggesties te doen voor indicatoren die geschikt zijn om de vorderingen van de lidstaten inzake kwaliteit van de arbeid te meten. Het Comité voor de Werkgelegenheid (EMCO) zal op basis hiervan een verslag opstellen dat op de Sociale Raad van 3 december zal worden vastgesteld, zodat de Europese Raad van Laken (december 2001) indicatoren kan vaststellen en een follow-up mogelijk gemaakt wordt.

De Commissie definieert kwaliteit van de arbeid als een breed begrip en onderscheidt een tiental subthema's. Deze zijn:

intrinsieke kwaliteit van de functie (arbeidssatisfactie, perspectieven, beloning);

vaardigheden, een leven lang leren en carrièreontwikkeling;

gendergelijkwaardigheid;

veiligheid en gezondheid op het werk;

flexibiliteit en zekerheid;

integratie en toegang tot de arbeidsmarkt;

arbeidsorganisatie en verenigbaarheid van arbeid en zorg;

sociale dialoog en betrokkenheid van werknemers;

diversiteit en non-discriminatie en

(10) economische prestaties en productiviteit.

Voor ieder subthema formuleert de Commissie een doelstelling, inventariseert de beschikbare instrumenten en doet enkele suggesties voor indicatoren. Tevens kondigt de Commissie haar voornemen aan een reeks kwaliteitsonderzoeken uit te voeren op alle gebieden die in de Sociale Agenda aan de orde komen. Zij zal de resultaten van dit onderzoek opnemen in haar bijdragen aan de lopende processen, zoals het proces van Luxemburg (werkgelegenheid), de open coördinatiemethode (sociale bescherming) en de lopende werkzaamheden in verband met gelijke kansen en veiligheid en gezondheid.

Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t.; het is een Mededeling van de Commissie

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Deze Mededeling vloeit voort uit een opdracht van de Europese Raad van Stockholm en staat in het kader van de toepassing van de zgn. open coördinatiemethode die de lidstaten vrijlaat om ter uitvoering van de afgesproken doelstellingen zelf hun maatregelen vorm te geven. Voor een aantal van de voorgestelde maatregelen bestaat in strikte zin geen bevoegdheidstoekenning in het EG-Verdrag. De Europese Raad heeft niettemin optreden in EU-verband wenselijk bevonden.

Nederlandse belangen:

Nederland steunt de extra aandacht die in het kader van deze mededeling wordt gegeven aan kwaliteit van de arbeid. Voor Nederland is het van belang dat de activiteiten die in vervolg op de Mededeling worden ondernomen niet teveel uitwaaieren over een veelheid van thema's en dat doublures met andere initiatieven worden voorkomen. De activiteiten dienen zoveel mogelijk vorm te krijgen in het kader van de Europese werkgelegenheidsstrategie. Nederland zal erop toezien dat deeltijdarbeid en flexibele arbeid niet per definitie als kwalitatief minderwaardige banen worden afgeschilderd.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG):

Er zijn geen directe consequenties omdat de voorgestelde werkwijze is gebaseerd op de open coördinatiemethode.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

Er is geen besluitvorming voorzien. De mededeling is aan het Europees Parlement voorgelegd en zal daar besproken worden, hetgeen kan leiden tot een resolutie.

Fiche 12: Europese belastingbeleid

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement en het Sociaal Economisch Comité: het Europese Belastingbeleid - Prioriteiten voor de komende jaren

Datum Raadsdocument: 1 juni 2001

nr Raadsdocument: 9456/01

nr. Commissiedocument: COM(2001) 260 def

Eerstverantwoordelijke ministerie: FIN i.o.m. EZ, BZK (VNG), V&W

Behandelingstraject in Brussel:

In de Ecofinraad van 10 juli as. heeft een oriënterend debat plaatsgevonden over de Mededeling.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): N.v.t.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

In de Mededeling schetst de Commissie haar visie hoe de coördinatie en harmonisatie van directe en indirecte belastingen in de komende jaren gestalte dienen te krijgen. De Commissie noemt een aantal algemene doelen van het Europese belastingbeleid:

het bewaken van de vrijheden van personen, goederen, kapitaal en diensten;

het bevorderen van het efficiënt functioneren van de interne markt en

het inzetten op grondslagverbreding en lagere tarieven.

Voor wat betreft de directe belastingen spreekt de Commissie zich uit voor coördinatie, onder andere door de maatregelen van het belastingpakket, in plaats van te streven naar harmonisatie. De Commissie erkent dat de belastingstelsels van lidstaten sterk kunnen verschillen. De indirecte belastingen zouden volgens de Commissie wel vergaand geharmoniseerd moeten worden vanwege hun directe effect op het functioneren van de interne markt.

Indirecte belastingen

Voor de BTW staat de Commissie voor de komende vijf jaar een pragmatische aanpak voor, door onder meer te streven naar vereenvoudiging, modernisering van de bestaande regelgeving en een betere administratieve samenwerking tussen lidstaten. Over het energiebelastingdossier merkt de Commissie op dat voortgang noodzakelijk is, ook wanneer unanimiteit in de Raad onhaalbaar is. De Commissie kondigt verder voor het einde van dit jaar een Mededeling aan over belasting op motorrijtuigen. In die Mededeling zullen onder meer dubbele belasting en milieubeleidsaspecten van dergelijke belastingen aan de orde komen. Wat betreft de accijns op tabak wijst de Commissie op de grote verschillen die thans nog bestaan tussen de lidstaten. Een rapport over de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken is in de maak.

Directe belastingen

Voor wat betreft de vennootschapsbelasting kondigt de Commissie een snel te verschijnen Mededeling aan over de uitkomsten van een studie naar de vennootschapsbelasting en de daaraan te verbinden beleidsmatige consequenties. Het onderzoek spitst zich toe op de effectieve duk van vennootschapsbelasting in de lidstaten en op belastingregelingen die grensoverschrijdende economische activiteit kunnen belemmeren. Over de belasting op inkomen van natuurlijke personen merkt de Commissie op dat coördinatie op EU-niveau slechts noodzakelijk is voor zover deze belastingen grensoverschrijdende discriminatie of belemmeringen van het vrije verkeer opleveren. De Commissie refereert verder aan haar Pensioenmededeling van 19 april jongstleden. Genoemde Mededeling ziet onder meer op de voorkoming van dubbele belasting en dubbele vrijstelling van pensioenen. Zowel voor de directe als de indirecte belastingen wil de Commissie voorts impulsen geven aan de bestrijding van fraude en belastingontwijking. De Commissie noemt het versterken van de wederzijdse bijstand en de uitwisseling van informatie tussen lidstaten.

Mechanisme om doelstellingen te verwezenlijken

Gezien de moeilijkheden in het bereiken van unanimiteit bij Europese belastingwet- en -regelgeving, wil de Commissie alternatieve instrumenten gebruiken ter coördinatie. De Commissie wil een impuls geven aan haar rol als bewaker van het EG-Verdrag. Zij noemt in dit verband het zorgvuldiger, gericht instellen van infractieprocedures en staatssteunprocedures en het voorstellen van een gemeenschappelijke reactie op uitspraken van het Hof van Jusitie. Ook gaat de Commissie in op verruiming van de inzet van beleidsinstrumenten, zogenaamde 'soft law' als het uitbrengen van aanbevelingen, richtsnoeren en interpretatieve nota's. In dit verband noemt de Commisie ook het instrument van de zogenaamde 'peer pressure', zoals die ten grondslag ligt aan de gedragscode voor de belastingheffing op ondernemingen. Tenslotte wijst de Commissie op de mogelijkheden voor nauwere samenwerking tussen subgroepen van gelijkgestemde lidstaten op met name het terrein van de milieu- en energiebelasting.

Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t.

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

De toets van subsidiariteit, proportionaliteit en deregulering is positief. De Mededeling houdt geen nieuwe voorstellen in voor Europese wet- en regelgeving. Voor in de Mededeling aangekondigde voorstellen geldt dat deze beoordeeld worden zodra ze zijn uitgebracht. Verder spreekt de Commissie in deze Mededeling, voor wat betreft het aanwenden van alternatieve juridische en beleidsinstrumenten om verdergaande Europese coördinatie op het belastingterrein te bereiken, geen voornemens uit tot optreden buiten de haar in het EG-Verdrag toegekende bevoegdheden.

Nederlandse belangen:

Nederland ondersteunt de uitgangspunten van deze Mededeling. Nederland heeft belang bij het in Europees verband bestrijden en voorkomen van belastingfraude en belastingontwijking. Ook is Nederland een voorstander van het aanpakken van de pensioenproblematiek - het dubbel belasten en niet-belasten van pensioenen - en vindt het voortgang op het energiebelastingdossier zeer wenselijk.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG) N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

N.v.t., het EP zal d.m.v. deze Mededeling geïnformeerd worden.

Fiche 13: Voltooiing van de interne energiemarkt.

Titel:

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Voltooiing van de interne energiemarkt.

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 96/92/EG en Richtlijn 98/30/EG betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en aardgas.

Voorstel voor een verordening betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit.

Datum Raadsdocument: 7 mei 2001

nr Raadsdocument: 7218/01

nr Commissiedocument: COM(2001)125 def.

Eerstverantwoordelijk Ministerie: EZ i.o.m. VROM, BZ

Behandelingstraject in Brussel:

Het voorstel is behandeld in de Energieraad van 14 mei en wordt nu besproken in de Raadswerkgroep Energie.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

0,604 MEUR in 2002 (studies ter voorbereiding van richtsnoeren / verifiëring van financiële gegevens)

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

In de Mededeling wordt een analyse gegeven van de stand van zaken met betrekking tot de opening van de elektriciteitsmarkt en wordt nagegaan welke maatregelen moeten worden genomen om het functioneren van de interne elektriciteitsmarkt te vergemakkelijken. In deze Mededeling wordt geconcludeerd dat de effecten van het openen van de markt tot dusver positief zijn, zowel met betrekking tot de ontwikkeling van de markt als zodanig als met betrekking tot de invloed van de openstelling op gerelateerde belangrijke beleidsterreinen. Teneinde de interne energiemarkt te voltooien en er volledig profijt van te trekken moeten nu echter verdere maatregelen worden getroffen. De aard van de maatregelen die nodig zijn om deze impuls te leveren wordt in kaart gebracht. Zij hebben betrekking op de mate waarin de markt wordt geopend ('kwantitatieve voorstellen') en de minimumverplichtingen inzake de toegang tot het net, consumentenbescherming, regelgeving en de ontvlechting ('unbundling') van de transmissie- en distributiefunctie in geïntegreerde gas- en elektriciteitsbedrijven ('kwalitatieve voorstellen'). Op basis van deze conclusies heeft de Commissie een voorstel ingediend tot wijziging van de richtlijnen voor elektriciteit en gas. Voorts is een verordening voorgesteld waarin de beginselen en procedures met betrekking tot de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende elektriciteitshandel worden uiteengezet.

De doelstelling van het voorstel tot wijziging van de richtlijnen voor electriciteit en gas is wijziging van bestaande richtlijnen met het oog op versnelling en completering van de liberalisering van de gas- en elektriciteitsmarkt.

Inhoud:

Alle niet-particuliere afnemers (alle afnemers behalve huishoudens) van elektriciteit moeten uiterlijk 1 januari 2003 vrij zijn om elektriciteit te betrekken van de leverancier van hun keuze, van gas uiterlijk 1 januari 2004. Uiterlijk 1 januari 2005 moeten álle afnemers van gas en elektriciteit vrij zijn;

Bepalingen m.b.t. onafhankelijkheid transmissiesysteembeheerder (TSO) worden aangescherpt. Ook distributiebedrijven moeten juridische scheiding aanbrengen tussen leveringsdeel en distributiedeel ('unbundling');

Verplicht vergunningstelsel voor nieuwe centrales. Een lidstaat moet de mogelijkheid bieden tot tenderregeling voor nieuwe capaciteit voor het geval onvoldoende productiecapaciteit wordt gebouwd;

Harmonisatie en aanscherping van regels voor toegang tot netwerken door effectieve regulering door onafhankelijke toezichthouder, die o.a. nettarieven moet vaststellen of goedkeuren

Tarieven voor toegang tot het net (incl. opslag en dienstverlening) moeten transparant, voorspelbaar en niet-discriminatoir zijn;

Belang van consument bij zekere en betaalbare levering moet veiliggesteld worden. Leverancier elektriciteit moet aan consument melden hoe stroom is opgewekt;

Lidstaat moet leveringszekerheid monitoren en bewaken en daarover jaarlijks aan de Commissie rapporteren;

Richtlijnen 90/547/EEG en 91/296/EEG (de transit gas en elektriciteit richtlijnen) worden ingetrokken.

De verordening heeft als doelstelling het scheppen van een geharmoniseerde communautaire kaderstructuur voor de tarifering bij grensoverschrijdende transacties en de toewijzing van capaciteit op grensoverschrijdende elektriciteitsnetten. Het voorstel beoogt dit als volgt te bereiken:

Transitlanden krijgen vergoeding (compensatiebetaling) van het land waar de stroom vandaan komt en / of naar toe gaat. De vergoeding wordt gebaseerd op incrementele lange termijnkosten;

Harmonisatie van tarieven voor netgebruik: het afstand-gerelateerde tarief en specifieke import- en exporttarieven zijn niet langer toegestaan;

Regels voor non-discriminatoire toewijzing van capaciteit op grensoverschrijdende lijnen en transparantie m.b.t. beschikbare capaciteit en veiligheids-, plannings- en operationele normen;

Oplossingen voor congestieproblemen moeten de juiste economische signalen geven en op marktmechanismen zijn gebaseerd;

Ontvangsten uit congestiebeheer mogen geen extra bron van inkomsten zijn voor transmissienetbeheerders;

De Commissie kan besluiten en richtsnoeren vaststellen m.b.t. tarifering en capaciteitstoewijzing;

De nationale regelgevende autoriteit (in Nederland de Dte) ziet toe op tarieven en methoden voor congestiebeheer.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 95 EG Verdrag

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Subsidiariteit en proportionaliteit:

Ten aanzien van het richtlijnvoorstelpositief: in de afgelopen periode is gebleken is dat voor een werkelijk 'level-playing field' krachtige en meer uniforme regelgeving in de Gemeenschap nodig is. Communautaire regelgeving is het meest geschikte middel om de doelstelling (een volledig operationele interne energiemarkt tot stand te brengen) te bereiken.

Ten aanzien van het verordeningvoorstel ook positief. In de huidige situatie bleken ten aanzien van de communautaire regels vaak interpretatieverschillen te bestaan over de toegestane tarieven. Hierdoor ontstonden verschillende tarieven in de lidstaten, die de intracommunautaire handel belemmerden. Door gebruik van een verordening worden dergelijke marktverstorende interpretatieverschillen voorkomen. Het Forum van Florence (informeel overlegorgaan waarin lidstaten, producenten en consumenten zitting hebben) kan een goed instrument blijven om mogelijke problemen snel en pragmatisch op te lossen. Enige twijfel bestaat ten aanzien van de voorgestelde comitologieprocedure (art. 3 en 5 van besluit 1999/468/EG). Deze is procedureel nogal omslachtig en zou eventuele besluiten onnodig kunnen vertragen.

Nederlandse belangen

Nederland heeft er belang bij dat omringende landen een vergelijkbare mate van marktopening hebben, zodat een 'level-playing field' voor Nederlandse marktpartijen ontstaat. Het scheppen van een echte keuzevrijheid en transparantie voor consumenten is essentieel. Het richtlijnvoorstelbiedt hiertoe belangrijke verbeteringen. Verder heeft Nederland er belang bij dat omringende landen geen belemmeringen voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit opwerpen en dat marktpartijen duidelijkheid krijgen over grensoverschrijdende netcapaciteit en tarieven voor nettoegang. Het verordeningvoorstel draagt hieraan bij. De voorstellen zijn in belangrijke mate in lijn met de Nederlandse wetgeving (Elektriciteitswet 1998 en Gaswet) en nationale plannen tot verdere liberalisering. Wel had Nederland graag een eerder tijdstip gezien voor de volledige opening van de markt.

Consequenties voor de nationale regelgeving / beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO / VNG):

Voorstel is in belangrijke mate in lijn met de huidige Nederlandse wetgeving (Elektriciteitswet 1998 en Gaswet) en nationale plannen tot verdere liberalisering. Toch zal op punten aanpassing van beide wetten nodig zijn. Bijzondere aandachtspunten hierbij zijn o.a. voorzieningszekerheid, toegang, ontvlechting, tariefstelsel, positie regulerende instantie(s), positie netbeheerders, vergunningenstelsel nieuwe capaciteit.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure: Co-decisieprocedure (artikel 251 EG-Verdrag)

Fiche 14: Actieplan bescherming financiële belangen

Titel:

Mededeling van de Commissie. Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen. Fraudebestrijding: actieplan voor 2001-2003

Datum Raadsdocument: 28 mei 2001

nr. Raadsdocument: 9207/01

nr. Commissiedocument: COM(2001)254 definitief

Eerstverantwoordelijke ministerie: JUST i.o.m. FIN, BZ

Behandelingstraject in Brussel:

CoCoLaf (Raadgevend Comité voor de Fraudebestrijding) 6 april 2001 (eerste aankondiging), CoCoLaf september 2001; naar verwachting zullen vervolgens conclusies worden geformuleerd over de Mededeling, die ter goedkeuring zullen worden voorgelegd aan de Ecofin Raad

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar): Geen

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

In juni 2001 bracht de Commissie een mededeling uit betreffende een globale strategie voor de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap (COM(2000)358). De hoofdlijnen van de daarin voorgestelde aanpak zijn op 7 juni 2001 goedgekeurd door de Ecofin Raad. Ter uitwerking van deze globale strategie heeft de Commissie nu een actieplan geformuleerd dat gezien moet worden als een werkprogramma voor de periode 2001-2003.

Het actieplan richt zich op vier aandachtsgebieden.

Het eerste aandachtsgebied is de ontwikkeling van algemeen beleid inzake fraudebestrijding; hiermee wordt vooral gedoeld op maatregelen in de preventieve sfeer, meer in het bijzonder het bevorderen van fraudebestendige wet-en regelgeving en het maken van risico-analyses van kwetsbare overheids- of private sectoren.

Het tweede aandachtsgebied heeft betrekking op het bevorderen van de samenwerking tussen alle bevoegde (nationale en communautaire) autoriteiten bij de bestrijding van fraude.

Het derde aandachtsgebied richt zich op het vergroten van de fraudebewustzijn bij ambtenaren van de Commissie en andere in aanmerking komende functionarissen, bijvoorbeeld door het opstellen van richtsnoeren voor ethisch handelen.

Het vierde aandachtsgebied gaat over de versterking van de strafrechtelijke dimensie: de Commissie stelt dat zich nog een aantal hindernissen voordoen bij de strafrechtelijke vervolging van EU-fraude en stelt daarom voor het nationale strafrechtelijke beleid van de lidstaten meer op elkaar af te stemmen

Rechtsbasis van het voorstel:Art. 280 EG-verdrag

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering:

Positief waar het de maatregelen betreft als verwoord onder de eerste drie aandachtsgebieden. Waar het gaat om een aantal maatregelen die worden aangekondigd onder het vierde aandachtsgebied (versterking strafrechtelijke dimensie) is onduidelijk of artikel 280 EG-Verdrag een voldoende rechtsbasis vormt, vooral gelet op het vierde lid van dit artikel ("Deze maatregelen hebben gen betrekking op de toepassing van het nationale strafrecht of de nationale rechtsbedeling") dan wel wat de toegevoegde waarde ervan is naast reeds bestaande (derde pijler-) instrumenten.

Nederlandse belangen:

Een adequate aanpak van EG-fraude is voor Nederland een belangrijk onderdeel van het fraudebestrijdingsbeleid. De voorgenomen maatregelen binnen de eerste drie aandachtsgebieden kunnen een goede bijdrage leveren aan een effectievere voorkóming en bestrijding van fraude en andere onwettige activiteiten, gericht tegen de financiële belangen van de EG. In algemene zin kan daarvoor steun worden uitgesproken. Wat de maatregelen uit het vierde aandachtsgebied betreft (versterking strafrechtelijk kader) moet te zijner tijd per maatregel worden bezien of de rechtsbasis toereikend is en hoe de voorgenomen maatregel zich verhoudt tot hetgeen in het kader van de derde pijler reeds is of wordt geregeld.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG): N.v.t.

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

N.v.t., het EP zal d.m.v. deze Mededeling worden geïnformeerd.

Fiche 15: Milieu-investeringen kandidaat-lidstaten

Titel:

Mededeling: 'milieu-investeringen: een uitdaging voor de kandidaat-lidstaten'

Datum Raadsdocument: 27 juni 2001

nr. Raadsdocument: 10370/01

nr. Commissiedocument: COM(2001)304

Eerstverantwoordelijke ministerie: VROM i.o.m. V&W, BZ, EZ

Behandelingstraject in Brussel: Nog niet bekend.

Consequenties voor EG-begroting in EURO (per jaar):

Naast de al bestaande toetredingsinstrumenten als bijvoorbeeld ISPA (pre-toetredingsinstrument voor milieu en infrastructuur) zijn er geen financiële consequenties verbonden aan deze Mededeling.

Korte inhoud en doelstelling van het voorstel:

De Commissie hecht groot belang aan investeringsstrategieën in de kandidaatlidstaten als onderdeel van hun uitvoeringsprogramma's ter implementatie van het acquis. De ontwikkeling van dergelijke investeringsstrategieën is echter soms een zware taak voor de kandidaat-lidstaten. Zij beschikken niet altijd over alle relevante informatie, zodat het stellen van prioteiten op het gebied van de investeringsbehoefte een probleem wordt.

Het 'prioritair milieuprogramma voor toetreding' (PEPA) is door de Commissie opgesteld om landen te helpen bij het ontwikkelen van strategieën voor prioritaire milieu-investeringen.

In de Mededeling worden de strategische doelstellingen voor dergelijke investeringsplannen beschreven. Er wordt opnieuw gekeken naar de uitdagingen waarvoor de kandidaat-lidstaten zich met betrekking tot milieu-investeringen gesteld zien, alsook naar de manieren om de beschikbare financiële middelen van de kandidaat-lidstaten te verhogen, en er worden adviezen gegeven aangaande de ontwikkeling van een investeringsprogramma ten behoeve van de toetreding.

Het uiteindelijke doel van de Mededeling is om kandidaat-lidstaten te helpen bij het opstellen van heldere en overtuigende financieringsplannen met betrekking tot de behoeften die in verband met de toetreding bestaan. Hierin moet onder meer worden aangegeven uit welke bronnen de noodzakelijke milieu-investeringen kunnen worden gefinancierd en hoe de landen zelf inkomsten voor de financiering van dergelijke investeringen kunnen genereren.

Rechtsbasis van het voorstel: N.v.t. het gaat om een Mededeling

Subsidiariteit, proportionaliteit, deregulering: N.v.t. het gaat om een Mededeling

Nederlandse belangen:

Nederland hecht sterk aan een snelle maar zorgvuldige toetreding van de kandidaat-lidstaten tot de Europese Unie. Gezien de grote financiële inspanningen die dit met name op milieugebied vereist zullen ruime overgangstermijnen nodig kunnen zijn. Overigens dient opgemerkt te worden dat de Unie reeds substantiële financiële ondersteuning biedt aan de milieu-inspanningen van de kandidaat-lidstaten. Voor wat betreft de overname van het acquis moet prioriteit gegeven worden aan die delen van de milieuproblematiek die mondiale en grensoverschrijdende effecten hebben, een duidelijk verstorende invloed uitoefenen op de interne markt, een gevaar opleveren voor de volksgezondheid, dan wel leiden tot onomkeerbare situaties. Op deze gebieden zal de EU terughoudend zijn met het toestaan van overgangsperiodes. Met een aantal kandidaten, waarmee het hoofdstuk milieu voorlopig kon worden afgesloten, werd reeds overeenstemming bereikt over toekenning van een aantal overgangsperioden.

Hulp aan de kandidaat-lidstaten in de vorm van advies over financiering en investeringen teneinde het milieu-acquis zo snel mogelijk over te nemen en te implementeren is zeer gewenst. Het helpt de kandidaat-lidstaten bij verdere priotisering van hun investeringsbehoefte (bijvoorbeeld de keuze om eerst te investeren in de implementatie van de richtlijn stedelijk afvalwater en vervolgens in de IPPC-richtlijn of andersom) en bij verdere concretisering van de overeengekomen implementatietrajecten.

Ook Nederland besteedt bij hulp aan kandidaat-lidstaten reeds aandacht aan financiële aspecten en de opleiding van regionale en lokale bestuurders, bijvoorbeeld bij de implementatie van wetgeving op watergebied.

Consequenties voor nationale regelgeving/beleid c.q. decentrale overheden (betrokkenheid IPO/VNG)

Geen

Rol EP in de besluitvormingsprocedure:

N.v.t., het EP zal d.m.v. deze Mededeling geïnformeerd worden.

Kenmerk DIE-412/01
Blad /35

1 Stoffen die verandering kunnen aanbrengen in het DNA-molecuul


2 (Verordening 290/2001 van de Raad van 12 februari 2001 tot verlenging van het stimulerings- en uitwisselingsprogramma voor beoefenaars van juridische beroepen op civielrechtelijk gebied, PB 2001, L 43, blz. 1).


3 Zie fiche 'Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de werkzaamheden van instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening', docnr (2000)507, Kamerstukken II 22112, 184 dd. 19-02-01


4 Zie fiche Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité: De opheffing van fiscale barrières voor grensoverschrijdende bedrijfspensioenregelingen (= COM(2001) 214, raadsdoc. 8182/01 van 24 april 2001).

===