Een op de vijf huishoudens ontvangt AOW
Eind 1999 ontving in één op de vijf particuliere huishoudens ten minste één persoon AOW. Bij 2% van deze AOW-huishoudens was de AOW de enige bron van inkomsten. Vier van de vijf AOW-huishoudens ontvingen een aanvullend pensioen, ruim de helft had inkomsten uit vermogen en ruim een kwart kreeg huursubsidie.
Aanvullende inkomsten zorgen ervoor dat de bestedingsmogelijkheden van de meeste ouderen aanzienlijk groter zijn dan de AOW. Alleenstaande AOW-ers hadden in 1999 gemiddeld ruim anderhalf maal het AOW-bedrag te besteden. Voor AOW-echtparen was het besteedbare inkomen bijna tweemaal zo hoog als de AOW.
Huishoudens met en zonder AOW-er(s)
Met 42 400 gulden (19 200 euro) lag het besteedbare inkomen van AOW-huishoudens bijna 20% onder het gemiddelde inkomen van alle huishoudens. AOW-ers leven echter over het algemeen in kleinere huishoudens. Er zijn dus minder mensen van het inkomen afhankelijk. Daardoor was het welvaartsniveau van AOW huishoudens in 1999 gemiddeld slechts 5% lager dan het gemiddelde.
Samenstelling bruto inkomen AOW-huishoudens, 1999 (voorlopig cijfer)
Wanneer we de huishoudens van Nederland rangschikken naar de hoogte van het inkomen en vervolgens verdelen in tien klassen van gelijke grootte, dan zijn AOW-ers relatief sterk vertegenwoordigd in de lagere inkomensklassen. In de vijf laagste tienprocentsgroepen was één op de vier huishoudens een AOW-huishouden. In de vijf hoogste tienprocentsgroepen was dat één op de zes. In de allerlaagste tienprocentsgroep zitten weinig AOW-huishoudens. In die groep zijn vooral studenten en zelfstandigen met een geringe winst of verlies oververtegenwoordigd.
In 1999 nam de koopkracht van AOW-huishoudens gemiddeld met 0,5% toe. Dat is veel minder dan de algemene verbetering van de koopkracht. Deze bedroeg in 1999 namelijk gemiddeld 1,3%.
Particuliere huishoudens per 10%-groep van het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen, 1999 (voorlopig cijfer)
Clemens Siermann
Bron: CBS, Inkomensstatistiek