De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
Viss. 2001/4938
datum
20-07-2001
onderwerp
Motie Stellingwerf
TRC 2001/7541 doorkiesnummer
bijlagen
Geachte Voorzitter,
In de motie Stellingwerf (Tweede Kamer, 27400-XIV, nr. 46) is de regering verzocht de Waddenzee en de Oosterschelde aan te wijzen als gebieden waarbinnen gedurende de jaren 2001 tot en met 2003 de visserij-activiteiten aan de hand van de MSC-standaard door een derde partij zullen worden getoetst en de resultaten hiervan in het jaar 2003 te betrekken bij de reeds geplande evaluatie.
datum
20-07-2001
kenmerk
Viss. 2001/4938
bijlage
MSC (Marine Stewardship Council) heeft algemene principes en criteria
ontwikkeld. Voor de diverse vormen van visserij die voorgedragen
worden voor certificatie conform deze MSC-principes en -criteria, moet
een nadere uitwerking van deze MSC-standaard ontwikkeld worden. In
deze uitwerking wordt feitelijk invulling gegeven aan de MSC-principes
en criteria voor die specifieke vorm van visserij in een bepaald
gebied. Een belangrijk crite-rium is een transparant consultatieproces
met alle betrokkenen bij die vorm van visserij.
De uitwerking van de standaard is hierdoor mede afhankelijk van lokale
omstan-digheden en van een voldoende mate van consensus over de
uitwerking van de standaard met alle betrokkenen.
Uit de huidige maatschappelijke discussie over de schelpdiervisserij
in de Waddenzee en Oosterschelde, met name omtrent de mechanische
kokkelvisserij, blijkt een diepgaand verschil van opvatting aanwezig
te zijn tussen de betrokkenen inzake de invulling van het begrip
duurzaamheid. In het evaluatieprogramma schelpdiervisserij 1999-2003
(EVA II) wordt onderzoek verricht teneinde meer helderheid te
verkrijgen over de effecten van de schelpdiervisserij op de
natuurwaarden in de Nederlandse kustwateren. De resultaten van het EVA
II programma zullen mede een basis vormen voor de discussie over de
toekomst van de schelpdiervisserij in de Nederlandse kustwateren. De
Tweede Kamer zal nog de gelegenheid krijgen zich hierover uit te
spreken.
Gezien het hiervoor genoemde verschil van opvatting tussen de
betrokkenen over het antwoord op de vraag of er sprake kan zijn van
duurzame schelpdiervisserij in de Nederlandse kustwateren, is het niet
waarschijnlijk dat de komende jaren in voldoende mate overeenstemming
zal ontstaan over een uitwerking van de MSC-standaard.
Indien een dergelijke uitgewerkte standaard niet kan worden
ontwikkeld, is een toets, waarvan de resultaten bruikbaar kunnen zijn
in mijn beleid, niet mogelijk.
Toch ben ik van mening dat de benaderingswijze vanuit de MSC-principes
en -criteria bruikbaar kan zijn, als één van de instrumenten bij het
streven van de sector om te komen tot een duurzame visserij. Dat de
sector hieraan zelf wil gaan werken, blijkt onder meer uit het rapport
'Uit de schulp, visie op duurzame ontwikkeling van de Nederlandse
schelpdiervisserij' van de stichting ODUS.
Ik ben en blijf bereid kansrijke initiatieven voor de ontwikkeling van
duurzame visserij te ondersteunen, indien de resultaten van deze
private initiatieven aantoonbaar leiden tot duurzame vormen van
visserij. Ik zal dergelijke resultaten betrekken bij mijn beleid voor
de visserij in de Nederlandse kustwateren na het jaar 2003.
De staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
G.H. Faber