IP/01/1044
Brussel, 20 juli 2001
Nieuw rapport van Commissie: EU-arbeidsmarkten veranderen in hoog
tempo. Hightech, hooggekwalificeerde vrouwen scoren het hoogst.
De Commissie heeft vandaag het rapport Werkgelegenheid in Europa 2001
uitgegeven. Dit jaarlijks rapport laat zien dat de Europese
arbeidsmarkten op alle fronten beter zijn gaan functioneren. Hightech,
hooggekwalificeerde vrouwen hebben de meeste nieuwe banen in de wacht
gesleept. Het rapport geeft een analyse van de belangrijkste trends en
een prognose voor de werkgelegenheid in de EU en de
kandidaat-lidstaten tegen de achtergrond van de nieuwe doelstellingen
voor werkgelegenheid die vastgelegd zijn op de Top van Lissabon en
Stockholm. Het rapport meldt echter ook dat sommige sectoren nog
steeds door één geslacht worden overheerst. Deze trend is zelfs in
snel groeiende hooggekwalificeerde, technische beroepen duidelijk
zichtbaar en wordt het zelfs nog erger in de traditionele beroepen. Er
zijn tekenen dat steeds strakkere werkritmes de werkkwaliteit
beïnvloeden.
Anna Diamantopoulou, commissaris Werkgelegenheid en sociale zaken zei:
"Dit rapport laat zien dat de Europese arbeidsmarkten in staat zijn
vlugge structurele veranderingen te ondergaan om een dynamischere
kenniseconomie te worden. En dat vrouwen kampioen zijn in
werkgelegenheidsschepping. Als de groei aanhoudt en de productmarkten
in de EU verder ontwikkelen, hebben we goede kansen het doel van
Lissabon, namelijk in 2010 de meest concurrerende en alomvattende
plaats ter wereld zijn om in te leven en te werken, te realiseren.
Zoals de Amerikanen zeggen: 'you ain't seen nuthin' yet'."
De belangrijkste punten in het rapport zijn:
* Arbeidsmarktprestaties zijn aanmerkelijk verbeterd in 2000. De
arbeidsmarkt steeg met 1,8% bovenop de 1,6% van 1999. Er werden
meer dan 3 miljoen banen gecreëerd en het werkgelegenheidscijfer
kwam op 63,3%, ten opzichte van 62,3% in 1999. Voor het derde
achtereenvolgende jaar zijn er meer voltijdse dan deeltijdse banen
gecreëerd in 2000. De voltijdse banen bedroegen ongeveer 70% van
de nieuwe banen, ten opzichte van 60% in 1999 en 54% in 1998.
* Vrouwen scoren het hoogst in het aantal nieuwe banen. Meer dan 1,6
miljoen van de 3 miljoen nieuwe banen werden door vrouwen bezet.
Het werkgelegenheidscijfer voor vrouwen kwam op 54%, ten opzichte
van 52,8% in 1999. In de periode 1995-2000 is de genderkloof op
het gebied van de participatiegraad 2 procentpunten gedaald.
* In de hightech en kennisintensieve sectoren werden de meeste banen
gecreëerd. Deze sectoren hebben tussen 1995 en 2000 meer dan 60%
aan de totale werkgelegenheidsschepping bijgedragen. Maar niet
alleen voor hooggekwalificeerde werknemers: de
werkgelegenheidsgroei was ook sterker voor laag- en middelmatig
gekwalificeerde werknemers in hightech en kennisintensieve
sectoren.
* Werkloosheid daalde met meer dan 1,5 miljoen tot gemiddeld 8,2%.
Het jeugdwerkloosheidscijfer, 7,8%, is nu lager dan aan het begin
van het decennium. De langdurige werkloosheid bleef in bijna alle
lidstaten dalen tot 3,6% in 2000, ten opzichte van 4,1% een jaar
eerder. Het werkloosheidscijfer daalde voor zowel mannen als
vrouwen, en voor vrouwen kwam het voor het eerst in tien jaar
onder de 10%.
* Europeanen zijn in het algemeen tevreden met hun werk en hun
arbeidsomstandigheden. Bijna 80% van alle werknemers zegt in hoge
of zelfs zeer hoge mate tevreden te zijn met hun huidige baan,
tegenover 20% die zegt ontevreden te zijn.
* Bijna een kwart van de Europese werknemers werkt in banen van lage
kwaliteit, waar veiligheid en opleiding ontbreken. Maar de
Europese arbeidsmarkten vertonen een sterke dynamiek op
kwaliteitsgebied. Werknemers kunnen zowel stijgen als dalen op de
kwaliteitsladder van de arbeidsmarkt. Terwijl er een duidelijke
stijgende lijn mogelijk is voor jonge werknemers, lijken de
loopbaankansen voor laaggeschoolde mensen in banen van lage
kwaliteit veel minder gunstig te zijn.
Na een gedetailleerd overzicht van de recente ontwikkelingen op de
arbeidsmarkt, analyseert het rapport de trends op het gebied van vraag
en aanbod, macro-economische veranderingen tijdens de overgang naar
een kenniseconomie, de kwaliteit van het werk en het belang daarvan
voor sociale integratie en regionale trends in de
arbeidsmarktprestaties. Tenslotte bekijkt het rapport de situatie van
de arbeidsmarkt in de toetredende landen. Het rapport bevat
gedetailleerde statistische tabellen met de belangrijkste
werkgelegenheidsindicatoren voor de lidstaten en de toetredende
landen.
Uit belangrijk nieuw onderzoek voor de Europese Commissie(1)
is gebleken dat de rol van vrouwen voor een groot deel de arbeidskloof
tussen de Verenigde Staten en de EU en de arbeidspatronen verklaart:
* Vrouwen zijn sterk ondervertegenwoordigd in goedbetaalde banen,
met name in Europa. De stijging van het aantal vrouwen in
goedbetaalde banen is veel groter in de VS dan in de EU.
* Europese vrouwen werken deeltijds in de jaren dat ze voor de
kinderen zorgen; in de VS werken ze parttime in de periode voordat
ze met pensioen gaan.
* Heel veel vrouwen, voornamelijk zij die deeltijds werken, hebben
een slechtbetaalde baan.
* Deeltijdbanen brengen een eventuele salarisachterstand met zich
mee. Die blijft bestaan na het hervatten van een voltijdse baan.
Het standpunt dat de rigide arbeidsmarkten in de Europese economie
banengroei verhinderen, wordt niet consequent ondersteund door de
resultaten van dezelfde studie:
* Alle Europese economieën vertonen een grotere inkomstenmobiliteit
dan de Verenigde Staten; alleen Frankrijk staat op hetzelfde
niveau als de VS.
* Mobiliteit, in de betekenis van werknemers die, in een bepaald
jaar, uit een slechtbetaalde baan ontsnappen, blijkt zeer
gelijkaardig te zijn in de vijf economieën. De overgang van een
slechtbetaalde baan naar werkloosheid komt daarentegen veel vaker
voor in het Verenigd Koninkrijk, terwijl het in de Verenigde
Staten evenredig is met Frankrijk en Duitsland.
* In Frankrijk en Duitsland is het, in vergelijking met de VS, voor
werknemers met een laag salaris veel gemakkelijker hoger op de
salarisladder te komen.
In het algemeen leidt een baansverandering tot een stijging van de
absolute en relatieve inkomsten. Er zijn verschillen in de patronen
van baansverandering in de verschillende landen, maar er is geen
duidelijke scheidslijn tussen de VS en Europa geconstateerd. Jongeren
mensen spelen een belangrijke rol in de ontwikkelingen van inkomsten
en beroepsmobiliteit. Voor de meeste mensen is een slechtbetaalde baan
een tijdelijke situatie vanwaar ze doorstromen naar beter betaald
werk.
De tekst van het onderzoek is terug te vinden op de site van de
Commissie, DG EMPL (Werkgelegenheid en sociale zaken) op het volgende
adres:
http://europa.eu.int/comm/dgs/employment_social/pub_en.htmWebadres
voor de tekst van het rapport "Werkgelegenheid in Europa 2001"
http://europa.eu.int/comm/dgs/employment_social/key_en.htm
(1)
"The European-American Employment Gap, Wage inequality, Earnings
Mobility and Skill" door W. Salverda, St. Bazen, M. Gregory en
anderenDe resultaten van deze studie zijn gebaseerd op uitgebreid
gegevensonderzoek (ECHP) voor vier EU-lidstaten (Frankrijk, Duitsland,
Nederland en het Verenigd Koninkrijk) en de Verenigde Staten