De Voorzitter van de Vaste Commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
PIM. 2001/108
datum
19-07-2001
onderwerp
Regeling beëindiging veehouderijtakken
TRC 2001/7036 doorkiesnummer
bijlagen
Geachte Voorzitter,
Naar aanleiding van uw vraag over de Regeling beëindiging veehouderijtakken (RBV) en uw conclusie dat bedrijven, na het verkopen van hun productierechten, door het aanvragen van een revisie van de milieuvergunning opnieuw vee kunnen gaan houden, deel ik u het volgende mede.
up
datum
19-07-2001
kenmerk
PIM. 2001/108
bijlage
De RBV heeft als doel het verminderen van de landelijke mestproductie.
Daartoe worden mestproductierechten en varkensrechten respectievelijk
pluimveerechten opgekocht. Zo vermindert het aantal dieren, de
mestproductie en ook de ammoniakproductie. Door de betrokken gemeente
dient het deel van de milieuvergunning te worden ingetrokken, dat
betrekking heeft op de veehouderijtak die wordt beëindigd. Met het
intrekken of aanpassen van de milieuvergunning wordt zeker gesteld,
dat de afgestoten veehouderijtak op de betreffende locatie niet wordt
voortgezet of opnieuw wordt opgestart. Ook de subsidieontvanger moet
zeker stellen, dat gedurende 10 jaren op de betreffende locatie geen
van de afgestoten veehouderijtakken zal worden uitgeoefend.
De RBV heeft echter niet tot doel om de ontwikkeling van de
veehouderij volledig stil te leggen. In principe blijft de
mogelijkheid bestaan om op de betrokken locatie een andere vorm van
veehouderij uit te oefenen, mits dit door de gemeentelijke
autoriteiten op grond van de milieuvergunning wordt toegestaan. De
veehouder zal bovendien de nodige mestproductierechten moeten
verwerven, waardoor ergens anders in Nederland de mestproductie en de
ammoniakemissie afneemt.
Met u ben ik van mening dat voorkomen moet worden, dat door
anticiperend gedrag van veehouders de uitvoering van het
ammoniakbeleid en de reconstructie in de komende jaren wordt
gefrustreerd. Daarom is in de ontwerpwet ammoniak en veehouderij een
regeling opgenomen, op grond waarvan elke milieuvergunning met
terugwerkende kracht kan worden getoetst.
Milieuvergunningen voor uitbreiding van het aantal dieren of van
nieuwe vestigingen van veehouderij in een voor verzuring gevoelig
gebied als bedoeld in de Interimwet of een zone van 500 meter
daaromheen, die afgegeven zijn na 8 december 2000, komen te vervallen,
tenzij de vergunning ook met toepassing van het in het wetsvoorstel
opgenomen toetsingskader verleend had kunnen worden. Dit is op 8
december 2000 bij brief (Kamerstuk II, 2000/2001, 24445, nr. 59) aan
de Kamer en aan de gemeentelijke autoriteiten bericht.
Opkoop van ammoniakproductierechten is niet nodig, omdat ongewenste
ontwikkelingen ten aanzien van de ammoniakemissie kunnen worden
tegengegaan.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst