De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
uw brief van
uw kenmerk
ons kenmerk
VVM2001/2616
datum
19-07-2001
onderwerp
BSE ruimingsbeleid
doorkiesnummer
bijlagen
Geachte Voorzitter,
In deze brief informeer ik u over de recente aanpassing van het Nederlandse ruimingsbeleid in geval van BSE.
Inleiding Met ingang van 1 juli 2001 is de nieuwe TSE-verordening (999/2001/EG) van kracht geworden. Deze biedt de lidstaten de mogelijkheid om in geval van BSE niet het hele bedrijf waar het BSE dier van afkomstig was te ruimen, maar het ruimen te beperken tot dieren met een verhoogd risico op BSE. Tot deze groep dieren behoren de nakomelingen van het BSE-rund die jonger zijn dan 2 jaar, het voedercohort en het geboortecohort van het BSE-rund. Zoals ik al eerder heb aangegeven sta ik positief tegenover het selectiever ruimen van dieren onder voorwaarde dat daarmee dezelfde garanties voor de volks- en diergezondheid worden geboden als bij het ruimen van het gehele bedrijf. Aan deze voorwaarde wordt naar het oordeel van het wetenschappelijk veterinair comité van de Europese Commissie in het nieuwe ruimingsbeleid voldaan.
up
datum
19-07-2001
kenmerk
VVM2001/2616
bijlage
Gevolgen voor het Nederlandse ruimingsbeleid
Tot nu toe zijn in Nederland, in geval op een veehouderijbedrijf BSE
werd vastgesteld , alle herkauwers (inclusief schapen en geiten) op
dat bedrijf gedood en vernietigd. Dezelfde maatregel gold voor
risicodieren die zich (inmiddels) op andere bedrijven bevonden.
Met ingang van heden zal ik, in lijn met de TSE-verordening het ruimen
beperken tot de groep van risicodieren zoals hiervoor in de inleiding
genoemd te weten een beperkte groep nakomelingen van het BSE-rund, het
voedercohort en het geboortecohort van het BSE-rund. Uiteraard geldt
dit ook voor de risicodieren die zich (inmiddels) op andere bedrijven
bevinden. De overige runderen van het bedrijf en de eventueel
aanwezige schapen en geiten zullen voortaan niet meer geruimd hoeven
worden.
Voorop staat dat met de beperking van het ruimingsbeleid volgens de
hier eerder geschetste lijn dezelfde garanties voor de
voedselveiligheid en de volks- en diergezondheid gewaarborgd blijven.
Gevolgen voor de export
Voor de export naar met name derde landen kan de verandering van het
ruimingsbeleid ingrijpende gevolgen hebben. Een aantal derde landen
stelt eenzijdig extra eisen aan de import van levende dieren,
runderembryo's en -sperma, rundvlees en -vleesprodukten en/of melk en
zuivelprodukten uit onder meer Nederland. Er wordt een verklaring
gevraagd dat de betreffende produkten afkomstig zijn van een BSE-vrij
veebeslag.
Een dergelijke verklaring zal alleen nog kunnen worden afgegeven
ingeval gegarandeerd kan worden dat dieren en/of produkten van de
bedrijven waar overeenkomstig het gewijzigde ruimingsbeleid is
geruimd, gekanaliseerd worden afgezet en dus niet voor export worden
bestemd. In de praktijk zal dit betekenen dat van deze bedrijven melk
gescheiden opgehaald en verwerkt moet worden.
De intracommunautaire handel in runderen afkomstig van gedeeltelijk
geruimde bedrijven is voor lange periode op grond van de
TSE-verordening verboden. Ten aanzien van de intracommunautaire handel
in vlees en vleesproducten worden in de TSE-verordening geen
beperkingen opgelegd.
Voor de betrokken veehouder zal dit diep ingrijpen op de
bedrijfsvoering. Ik ben mij van dat laatste zeer wel bewust. Overigens
ben ik van mening dat het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid
is van het bedrijfsleven zelf inclusief de verwerkende industrie, om
hier passende oplossingen te vinden.
Tegen deze achtergrond zie ik aanleiding de veehouder de mogelijkheid
te laten behouden om wél de overige runderen op zijn bedrijf te laten
ruimen indien hij van mening is dat gedeeltelijke ruiming tot een
onaanvaardbare beperking van zijn bedrijfsvoering zal leiden.
Ik acht het daarbij in de rede liggen dat de veehouder in dat geval op
de gebruikelijke wijze schadeloos wordt gesteld.
De minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,
mr. L.J. Brinkhorst