Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid

Persbericht

Werkzekerheid in de bouw



Werkzekerheid in de bouw groot

De werkzekerheid van de bouwwerknemer is groot. Slechts één op de twintig bouwwerknemers is onzeker over het voortbestaan van zijn huidige baan. Deze conclusie volgt uit een onderzoek van het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid over de Werkzekerheid in de bouw. In dit rapport is de bouwwerknemer gevraagd naar zijn ervaren werkonzekerheid in de afgelopen tien jaren. Veel bouwwerknemers hebben een vaste baan. De binding aan het bedrijf is de afgelopen jaren gestaag toegenomen. Het aantal dienstjaren is echter niet identiek aan werkzekerheid. Baanstabiliteit kan gepaard gaan met werkonzekerheid, zo laat een analyse van de eerste helft van de jaren negentig zien. In deze periode steeg als gevolg van de terugval in de bouwproductie de werkonzekerheid sterk. Ook de werkloosheid nam in deze periode toe, maar in mindere mate. Na 1993 is de situatie omgekeerd. De voorspoedige groei van de bouwproductie bewerkstelligde een afname van de werkonzekerheid. De daling van de werkonzekerheid was in deze periode zelfs sterker dan de feitelijke werkloosheid. Het voorkomen van winterwerkloosheid kan hiervoor een verklaring zijn. Door de weersomstandigheden belanden werknemers, vooral werknemers in de grond-, water- en wegenbouw, in de winter in de ww. De gunstige omstandigheden in de bouw versterken voor deze werknemers het vooruitzicht dat zij na de winterstop weer bij hun bedrijf in dienst kunnen treden. Zij interpreteren deze winterwerkloosheid daarom niet als een onderbreking van hun dienstverband. Zij ervaren die situatie dan ook niet als werkonzekerheid.
Zie publicatie: Werkzekerheid in de bouw