FNV

Arbobeleid blijft steken in wensenlijstjes en vooronderzoek ARBO - marcel.wilders@vc.fnv.nl

Om een concrete bijdrage te leveren aan de verbetering van de arbeidsomstandigheden binnen de politie en in het bijzonder aan `de zachte kant` daarvan, is de NPB eind 2000 het project Arbo & Politie gestart.

Het doel van het project is het realiseren van een zo optimaal mogelijke ondersteuning, begeleiding en advisering van NPB-kaderleden bij het ontwikkelen, (doen) uitvoeren, afdwingen en controleren van Arbobeleid. Het project zal geslaagd zijn als het leidt tot onmiskenbare verbeteringen van de arbeidsomstandigheden binnen de korpsen.

Het project wordt uitgevoerd door een projectgroep bestaande uit: Jan Willem van de Pol (bondspenningmeester NPB); Meghan Burger (beleidsmedewerker NPB); Erik Vermeulen (regiobestuurder NPB/ABVAKABO FNV) en Henri Swinkels (opleidingscoördinator NPB).

Ter ondersteuning van het project en voor ruggespraak en toetsing is een Landelijk Platform Arbo-specialisten in het leven geroepen, bestaande uit NPB-kaderleden met belangstelling voor en ervaring met arbeidsomstandighedenbeleid.

Inventarisatie bestaande situatie

Er is in Nederland geen centrale registratie van de manier waarop de politiekorpsen werk maken van arbeidsomstandighedenbeleid; elk korps is verantwoordelijk voor de totstandkoming en de uitvoering van zijn eigen Arbobeleid. Het doel van de eerste fase van het project Arbo & Politie was daarom het verkrijgen van een zo compleet mogelijk beeld van de bestaande situatie op basis van de meest recente beleidsdocumenten op Arbogebied. Een dergelijke inventarisatie wordt bemoeilijkt door de uiteenlopende wijze waarop korpsen aan dit beleid vormgeven. Zelfs de organisatie van de Arbozorg en de delegatie van de daarbij behorende verantwoordelijkheden kunnen per korps sterk verschillen. Gezien dit gebrek aan uniformiteit is het vergelijken van de beschikbare stukken over het Arbobeleid niet eenvoudig.

Om toch tot een inhoudelijke vergelijking te kunnen komen, heeft de projectgroep getracht de aangeleverde beleidsstukken op een zo eenduidig mogelijke manier te analyseren. Besloten werd de korpsen te beoordelen op het al dan niet voldoen aan de wettelijke verplichtingen voortkomend uit de Arbowet; de mogelijkheid om gevoerd en te voeren Arbobeleid te controleren; de betrokkenheid van de ondernemingsraad bij het Arbobeleid en de hoeveelheid welzijnsbevorderende maatregelen (de `zachte kant`) in het beleid. Opgevraagde documenten

Voor beantwoording van deze vragen is elk korps verzocht zijn meest actuele Risico Inventarisatie & Evaluatie (RI&E), regionale plan van aanpak, jaarverslag, voortgangsrapportages en relevante OR-stukken omtrent dit onderwerp beschikbaar te stellen. De projectgroep heeft dit verzoek zowel via het NPB-netwerk bij zijn kaderleden geplaatst als via een schriftelijk verzoek rechtstreeks doen toekomen aan de korpsleiding. Aansluitend op dit schriftelijk verzoek is het merendeel van de korpsen eveneens (meerdere malen) telefonisch benaderd.

De binnengekomen informatie uit de korpsen is aan de hand van een checklist gescreend.

In samenwerking met het Landelijk Platform Arbo-specialisten is de beschikbaar gestelde informatie aangevuld met ervaringsgegevens uit de praktijk, ter bevestiging of nuancering van de mogelijke conclusies op basis van de aangeleverde stukken.

Resultaten en bevindingen

Allereerst moet gemeld worden dat het rechtstreeks verkrijgen van de noodzakelijk geachte beleidsstukken bij de korpsen problematisch verliep. Het schriftelijke verzoek leverde in het algemeen slechts onvolledige en vaak uiterst summiere informatie op. De NPB kreeg de gevraagde documenten veelal niet of slechts na herhaalde telefonische verzoeken toegezonden. Het merendeel van deze stukken is uiteindelijk aangeleverd door NPB-kaderleden die zitting hebben in een OR. Hoewel deze moeizame verstrekking van relevante beleidsstukken zich wellicht niet eenduidig laat verklaren, bestaat de indruk dat de korpsen de gevraagde informatie niet eenvoudig `binnen handbereik` hadden. Tijdens de vele telefoontjes werd vooral aangegeven dat gevraagde beleidsstukken `nog in ontwikkeling` waren ofwel opnieuw vormgegeven werden; de bestaande stukken voorzagen derhalve niet langer in een actueel beeld en waren dus onbruikbaar. Er wordt in deze zin veel geëxperimenteerd met `groeimodellen` en `d! oo!
rontwikkeling` om tot gewenste RI&E`s, plannen van aanpak en jaarverslagen te komen.

Uiteindelijk is geen informatie ontvangen van de regio Brabant-Noord. Hoewel de noodzakelijk geachte schriftelijke informatie hierover ontbreekt is bij de NPB bekend dat Brabant-Noord in ieder geval in een recent verleden over relevante Arbostukken beschikte. Op 29 juni (!) ontvingen we een schrijven van de korpsleiding, gedateerd 21 juni 2001. Als enige korps in Nederland blijkt Brabant-Noord van mening dat Arbostukken intern gerichte documenten zijn. De NPB werd overigens wel veel succes gewenst met de voorbereiding van het symposium op 21 juni. Om te komen tot een eenduidige beoordeling op basis van het toegezonden materiaal heeft de projectgroep het Arbobeleid van dit korps noodgedwongen buiten beschouwing moeten laten.

Alle beoordelingen hebben plaatsgevonden op basis van de toegestuurde informatie. Niet bijgevoegde informatie werd daarbij geacht niet aanwezig te zijn binnen het korps, tenzij uit de ontvangen stukken kon worden opgemaakt dat deze er wel moesten zijn.

De uiteindelijke bevindingen staan samengevat in onderstaande tabel. De nummers corresponderen met de nummering van de vragen.

Biedt het toegezonden materiaal voldoende aanleiding om te veronderstellen dat in het korps `in principe`:


1. wordt voldaan aan de wettelijke verplichtingen voortkomend uit de Arbowet?


2. de afzonderlijke beleidselementen in onderlinge relatie worden gebracht in een beleidscyclus?


3. uitvoerbare en controleerbare actieplannen gemaakt worden?

4. de voortgang van Arbobeleid regelmatig onderwerp van het overleg met de OR is?

5. de OR een kwalitatieve inbreng heeft bij de kwaliteitsverbetering van beleidsplannen, uitvoering en evaluatie?

6. de (belangrijkste onderdelen van de) `zachte kant` onderdeel uitmaakt van het totale Arbobeleid (of onderdelen daarvan)?
Conclusies

Op basis van de uitgevoerde `check-up` en de bevindingen die daarbij zijn opgedaan, kan

gesteld worden dat het te voeren Arbobeleid binnen de politie nog op geen enkele wijze de vorm heeft gekregen die het eigenlijk verondersteld werd te hebben. Met andere woorden: ook het Arbobeleid ten aanzien van de meer fysiek-materiële maatregelen blijkt binnen de korpsen nog behoorlijk in de kinderschoenen te staan. Bij geen enkel korps is het mogelijk gebleken vast te stellen dat men volledig voldoet aan de wettelijke verplichtingen die voortkomen uit de Arbowet. Zijn relevante beleidsstukken aanwezig of aantoonbaar, dan blijken deze inhoudelijk niet te voldoen aan wettelijk verplichte eisen. Concreet: de Arbowet stelt beleidsmaatregelen op het gebied van ziekteverzuim, discriminatie, seksuele intimidatie en agressie op het werk verplicht. De genoemde thema`s blijken in de meeste gevallen echter niet of niet volledig opgenomen. Wordt een dergelijk thema wel genoemd, dan vervalt men veelal in algemene termen en ontbraken concrete maatregelen - waardoor men feitelijk niet aan de Arbowet voldoet. Twaalf korpsen beschikken over de (ook wettelijk) noodzakelijk geachte stukken (RI&E, jaarverslag et cetera.). Bij het merendeel ontbreken (actuele en bruikbare) beleidsstukken volledig. Slechts bij zes korpsen is een onderlinge samenhang tussen RI&E, plan van aanpak en verslaglegging te achterhalen - versterkte aanwijzingen voor het hanteren van een beleidscyclus. Geen enkel korps hanteert een concreet uitvoerbaar en controleerbaar plan van aanpak! De ontvangen plannen vormen vooral een `wensenlijstje` in plaats van een geheel van `actiepunten`. Nergens vond de projectgroep voldoende specifieke, meetbare, resultaatgerichte en toetsbare formuleringen. Slechts in vijf regio`s blijkt de OR betrokken te zijn bij het Arbobeleid. In vier van deze regio`s oefent de ondernemingsraad ook inhoudelijk invloed uit op het te voeren Arbobeleid. Geen enkele regio geeft in de totale beleidscyclus afdoende blijk van maatregelen die zijn gericht op het welzijn. Ook in de korpsen waar de OR betrokken is bij het te voeren Arbobeleid blijkt zij niet (in voldoende mate) in staat de maatregelen die nodig zijn voor verbetering van het sociaal-psychologische werkklimaat in te brengen in het Arbobeleid. Aanbevelingen

Deze inventarisatie maakt duidelijk dat het bepaald geen overbodige luxe is geweest dat de NPB landelijk de balans heeft opgemaakt van de huidige stand van zaken met betrekking tot arbeidsomstandigheden. Als de informatie van de korpsen maatgevend is voor de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden, dan mag het beeld zonder meer zorgelijk genoemd worden. En zelfs als de beschikbaar gestelde informatie deels onvolledig zou zijn, dan nog schetst de uitgevoerde beoordeling van de toegezonden stukken een somber beeld van het Arbobeleid bij de Nederlandse politie. Het biedt geen twijfel dat het hoog tijd wordt voor een stringentere aanpak, die moet leiden tot concrete verbetering van werkomstandigheden.

NPB

De NPB kan allereerst de hand in eigen boezem steken. De afgelopen jaren is de NPB kennelijk niet of nauwelijks in staat geweest het onderwerp arbeidsomstandigheden een zodanige urgentie te geven dat het belang ervan doorgekomen is bij de eigen achterban. Arbeidsomstandigheden in het algemeen en de handhaving en toepassing van regelgeving op Arbogebied in het bijzonder hebben ook binnen de NPB een te lage prioriteit gehad. Slechts een enkeling binnen de NPB heeft zich gemanifesteerd als een opinionleader. Maar hij werd door zijn collega`s volstrekt onvoldoende gesteund en zag zich vaak ten langen leste als een roepende in de woestijn. Het gevolg is geweest dat velen die enthousiast waren begonnen veelal door gebrek aan steun weer afhaakten.

De NPB moet zijn kaderleden uitdrukkelijker gaan steunen en hun kwalitatieve inbreng bij de totstandkoming van Arbobeleid verhogen door scholing, begeleiding en ondersteuning. De aandacht zal daarbij niet alleen gericht moeten zijn op de techniek van de Arbeidsomstandighedenwet, de invloed op en beoordeling van een RI&E, de inhoud van een jaarverslag en de bewaking van de voortgang. Er zal ook aandacht moeten worden besteed aan bijvoorbeeld de interpretatie van - stijgende - ziekteverzuimcijfers in een district, team of leeftijdscategorie en de vele mogelijke maatregelen om ongewenste omgangsvormen te signaleren en de aanpak ervan te implementeren.

Korpsen

Korpsleidingen moeten - in het belang van hun korps - een hogere prioriteit geven aan Arbobeleid. Ze moeten het initiatief nemen op te houden met het voortdurend blijven `onderzoeken`, `doorontwikkelen` en `vernieuwen` van beleidsinstrumenten en in plaats daarvan de inspanningen richten op de implementatie van beleidsmaatregelen op Arbogebied. Terecht melden Arbodiensten in hun advisering aan de korpsleiding dat er reeds veel en uitvoerig onderzocht is, zodat een nieuw onderzoek op regionaal of lokaal niveau lang niet altijd een wezenlijke bijdrage levert aan de beoogde verbetering van arbeidsomstandigheden. De fixatie van de korpsleidingen op (meer) onderzoek en inventarisatie (waaronder RI&E) biedt vooral een aanleiding om het over mogelijke risico`s te hebben en deze - voor de eigen specifieke situatie - zo mogelijk te ontkennen. Wanneer korpsen efficiënter gebruik zouden maken van bestaande onderzoeksresultaten en de kwaliteit, actualiteit of toepasbaarheid niet bij voor! ba!
at in twijfel zouden trekken, zou meer tijd en aandacht geschonken kunnen worden aan de implementatie en daarmee aan de concrete verbetering van werkomstandigheden in hun organisatie. Inhoudelijk gezien zouden korpsleidingen ook adequater kunnen reageren op ziekteverzuimcijfers en cultuurproblemen in en rond hun korps.

Arbeidsinspectie

De Arbeidsinspecties zouden in deze een zowel corrigerende als ondersteunende rol kunnen (of moeten) spelen: begeleidend als de goede wil aantoonbaar aanwezig is en meedogenloos als onder verantwoordelijkheid van de werkgever de Arbowet stelselmatig overtreden wordt.

Arbodiensten

De Arbodiensten leveren vaak goede aanzetten. De in deze inventarisatie beoordeelde stukken tonen aan dat in de regel evenwel maar weinig `follow-up` plaatsvindt. Wel zouden ook de Arbodiensten meer kunnen inzetten op `de zachte kant` van arbeidsomstandigheden.

Ondernemingsraden en onderdeelcommissies

Ondernemingsraden kunnen een meer prominente rol spelen bij de vaststelling van en de controle op het Arbobeleid. OR-leden zijn enerzijds de ervaringsdeskundigen die datgene wat leeft op de werkvloer moeten kunnen inbrengen in de beleidsontwikkeling binnen een korps. Anderzijds moeten ze beleidsplannen kunnen beoordelen op effectiviteit, realiseerbaarheid en doelmatigheid. De OR zou zich op Arbogebied wat de NPB betreft best wat uitdrukkelijk(er) kunnen en mogen manifesteren, onder andere door meer gewicht te geven aan de kwaliteit van de gehanteerde beleidsinstrumenten. Ze zou daarbij haar instemmingsrecht op basis van de WOR ook met meer kracht mogen hanteren. Wat de NPB betreft zouden arbeidsomstandigheden absoluut HET speerpunt van de ondernemingsraden en de onderdeelcommissies moeten zijn.

De projectgroep Arbeidsomstandigheden & Politie heeft zich ten behoeve van de hier gerapporteerde inventarisatie uitvoerig laten informeren. Zowel door het bestuderen van aangeleverde beleidsstukken, onderzoeksrapporten, intentieverklaringen en dergelijke als door het praten met Arbocoördinatoren, lijnfunctionarissen, OR-leden en beleidsbepalers. En eigenlijk wordt steeds hetzelfde beeld geschetst. We zouden eens een beetje beter op elkaar moeten letten.

Meer arbo nieuws? Ga naar http://www.fnv.nl/arbo.